• No results found

Kalbardië-Balkarië

In document De Noord Kaukasische Knoop (pagina 45-62)

Hoofdstuk 6 Casestudy. Terrorisme in drie republieken

6.2 Kalbardië-Balkarië

Sinds de aanslag op Beslan in 2004 is ook in Kalbardië-Balkarië het veiligheidsregime verscherpt. In 2004 werden de moskeeën in de hoofdstad Nalchik gesloten nadat bekend werd dat de Tsjetsjeense terrorist Shamil Basajev enige tijd in Nalchik doorgebracht had bij sympathisanten. In september 2005 trad Arsen Kanokov aan als president van Kalbardië-Balkarië. Hij werd groots onthaald en men verwachtte van hem dat hij het land er economisch bovenop hield. Deze verwachting was deels gebaseerd op het feit dat Kanokov een succesvolle zakenman was in Moskou.

Een van de eerste daden van Kanokov als president was echter geen economische, maar een symbolische. Hij heropende in 2005 een aantal moskeeën in Nalchik omdat hij er van doordrongen was dat het strakke veiligheidsregime in zijn land weerstand tegen regering en veiligheidsinstanties deed groeien. Deze geste kon niet voorkomen dat op 13 oktober 2005 een grootschalige aanval plaats van rebellen op gebouwen van politie en veiligheidsdiensten. Meer dan 100 doden vielen bij deze aanval te betreuren. Kanokov zelf werd gespaard. Na de aanslag bekende Basajev Kanokov te hebben gespaard omdat hij de heropening van moskeeën een positieve daad van de nieuwe president vond. 70Kanokov bekende dat de aanval ten dele toe te schrijven was aan het geweld dat politie en veiligheidsdiensten tentoonspreidden tegen mogelijke terroristen.71 Niet veel later werd zijn minister van Binnenlandse Zaken, Khachim Shogenov, met goedkeuring van zowel Kozak als Poetin, vervangen. Zijn aansturing van de politie en veiligheidsdiensten werd deels als schuld gezien voor de aanslagen.

De economische situatie in Kalbardië-Balkarië is nog niet verbeterd (zie ook hoofdstuk 4). Hoewel Kanokov positief staat tegenover privatisering van diverse sectoren, is er nog geen republiek-breed plan gekomen om dit te bewerkstelligen. Kanokov ondervindt vooral oppositie van de clans die diep geworteld zijn in de samenleving van Kalbardië-Balkarië. Investeerders blijven weg uit het land omdat de veiligheid niet gegarandeerd wordt. De republiek blijft sterk steunen op de federale bijdrage.

De grootste bedreiging voor de stabiliteit in Kalbardië-Balkarië is het Yarmuk Jamaat. Deze groep militante moslims strijdt tegen de Russische en lokale veiligheidsdiensten en zat achter de aanval op Nalchik. De groep bestaat uit maximaal 500 strijders. De Yarmuk bestaat grotendeels uit de Balkaarse minderheid. Yarmuk is dan wel niet zo goed georganiseerd als terroristische groeperingen zoals in Tsjetsjenië, maar Moskou is bevreesd dat de volgende grote brandhaard wel eens Kabardië-Balkarië kan worden. Daarom zijn ook in Kalbardië-Balkarië grote hoeveelheden

70z.a., 'Basayev claims Russian city raid' op: http://news.bbc.co.uk/2/hi/europe/4348494.stm

71

troepen gestationeerd om Kanokov te assisteren om de situatie in Kalbardië-Balkarië onder controle te houden.

Kalbardië-Balkarië is niet een van de meest gewelddadige regio's, maar ook in de bovenstaande grafiek is waar te nemen dat sinds 2004 een stijgende lijn waar te nemen is als het gaat om het aantal geweldsincidenten in deze republiek. Voor een deel is de stijging te verklaren door de vlucht van terroristen uit Tsjetsjenië die naar andere republieken, waaronder Kalbardië-Balkarië trekken. Een andere oorzaak is het harde optreden van politie en veiligheidsdiensten tegen personen die verdacht worden van terrorisme. Het harde optreden van politie en veiligheidsdiensten creëert een vicieuze cirkel van geweld zoals die op meer plekken in de Noord-Kaukasus zich heeft voortgedaan.

Als we kijken naar het effect van overheidsuitgaven op het aantal geweldsincident, dan valt op de Kalbardië-Balkarië een ander beeld laat zien dan Dagestan. Waar in Dagestan hogere overheidsbijdragen zorgen voor een vermindering van het aantal geweldsincidenten, laat Kalbardië-Balkarië een tegenovergesteld beeld zien. Daar neemt geweld juist toe bij een hogere overheidsbijdrage per hoofd van de bevolking.

Figuur6: Geweldsincidenten in Kalbardië-Balkarië tussen januari 2004 en augustus 200872

72 Violence in the North Caucasus. Trends since 2004’, Centre for Strategic and International Studies (CSIS) Washington 2005.

Figuur 7: horizontaal de hoogte van de investeringen, verticaal het aantal geweldsincidenten73

Zoals hierboven beschreven laat Kalbardië-Balkarië een beeld zien waarin een stijging van de overheidsuitgaven gepaard gaan met een stijging in geweldsincidenten.

Figuur 8 correlatie tussen aanslagen en overheidsinvesteringen op onderwijs74

Ook als gekeken wordt naar een hogere uitgave per hoofd van de bevolking op onderwijs, dan blijkt alsnog dat het aantal geweldsincidenten toeneemt. Een verklaring hiervoor is lastig te geven, toch

73Alexseev, 'Rubles against the insurgency’.

komt Alexeev met een waarschijnlijke verklaring. De samenleving in Kalbardië-Balkarië is lang niet zo hecht en vervlochten met politieke zaken als in bijvoorbeeld Dagestan wel het geval is. In Kalbardië-Balkarië hebben opstandelingen volgens Alexeev minder te verliezen waardoor het extra geld dat beschikbaar komt gestoken wordt in hun strijd tegen de politieke machthebbers; politie of veiligheidsdiensten.

“In areas such as KBR, however, where the insurgency’s key actors have lesser stakes in the outcomes of local competition for power and resources, the money extorted or otherwise seized by the insurgents is more likely to go toward funding their anti-government operations in pursuit of larger, universalist symbolic goals than toward appeasing feuding clans or other local groups”.75

Het belang van een onderzoek zoals dat van Alexeev ligt in het feit dat er niet zomaar op vertrouwd kan worden dat geweld kan worden gekeerd enkel als de overheid de financiële bijdrage omhoog schroeft. Het onderzoek toont aan dat wil er een eind gemaakt worden aan de spiraal van geweld, er een specifieke politiek gevoerd moet worden per republiek afzonderlijk.

6.3 Tsjetsjenië

Tsjetsjenië is in de Noord-Kaukasus altijd de republiek geweest die gezorgd heeft voor de instabiliteit van de regio als geheel. Het onafhankelijkheidsdenken is in Tsjetsjenië altijd verreweg het grootst geweest en het heilige vuur om dat doel te bereiken brandde het felst.76 De grootste bron van opstand is altijd het separatisme geweest, maar dat lijkt meer en meer op de achtergrond te raken. De strijd voor onafhankelijkheid werd voornamelijk gevoerd in 1994-1996. In de daaropvolgende periode van semi-onafhankelijkheid bleek Tsjetsjenië nauwelijks in staat het hoofd boven wat te houden. Tsjetsjenië werd een rebellenstaat waarin terroristen het voor het zeggen kregen. In deze paragraaf wordt het beleid van Poetin om het terrorisme terug te dringen onder de loep genomen. Is Tsjetsjenië nog steeds de meest instabiele republiek op de Noord-Kaukasus?

De eerste vraag die gesteld moet worden is of Tsjetsjenië nog steeds vecht voor afscheiding van de Russische Federatie. Die vraag is ontkennend te beantwoorden. Drie redenen liggen daar mijns inziens ten grondslag aan. Ten eerst is het onafhankelijkheidsdenken van Tsjetsjenië verdwenen met het aan de macht komen van Ramzan Kadirov in 2007, zoon van de in 2004 vermoordde Achmed Kadyrov. Ramzan Kadirov is een groot bewonderaar van Poetin en heeft geen intentie om Tsjetsjenië tot een onafhankelijke staat te maken. Tweede oorzaak is de vernietiging van gehele toplaag van Tsjetsjeense terroristen in de periode 2002-2006 door de FSB. In 2002 werd Chattab vergiftigd door de Russische veiligheidsdiensten; in 2004 werd de voormalige president van Tsjetsjenië Zelimkin Yanderbeijev in Qatar vermoord door twee agenten van de FSB; in 2006 vonden kort na elkaar Abdul-Halim Sadoelajev (toen hij gedood werd was hij president) en Shamil Basajev de dood door optreden van de FSB waardoor de leiding van het terrorisme in Tsjetsjenië in een klap werd ontdaan van twee leidende figuren. Als derde punt is de afname van interesse van internationale, islamitische strijders in Tsjetsjenië. Sinds het binnenvallen van Afghanistan en Irak komen steeds minder islamitische strijders naar de Noord-Kaukasus om de Tsjetsjeense zaak te steunen. Veel internationale strijders kiezen voor de Iraakse of Afghaanse strijd.

Toch is vooral Kadirov grote bijdrage heeft geleverd aan de strijd tegen het terrorisme in Tsjetsjenië. Kadirov werd in 2007 benoemd tot president toen hij 30 jaar oud was, een leeftijd die een president volgens de Tsjetsjeense constitutie moet hebben. Daarvoor was hij premier onder Aloe Alchanov. Kadirov was rijk en invloedrijk. Hij had een persoonlijk leger, de kadyrovtsy, waardoor hij op persoonlijke titel actie kon ondernemen die niet altijd strookte met de wensen van Alchanov, hetgeen voor frictie zorgde. Poetin had al snel in de gaten dat Kadirov met zijn invloed beter te

76

Tsjetsjenië was de enige republiek in de Noord-Kaukasus die zich wilde afscheiden. Tatarstan riep zich ook uit tot een onafhankelijke staat, maar na onderhandelingen bleef Tatarstan binnen de Russische Federatie. De andere

gebruiken was dan Alchanov en in 2007 onthief hij Alchanov dan ook van zijn functie. Sinds het aan de macht komen van Kadirov is hij bezig met het opbouwen van een persoonlijkheidscultus rond zijn persoon. In het straatbeeld hangen grote portretten van hem, iets waar voormalig president Alchanov zich tegen verzette. Kadirov is steenrijk, en kan persoonlijk zorg dragen voor de opbouw van zijn land. Verder is hij als hoofd van de staat de eerste die fondsen van de federale overheid tot zijn beschikking krijgt, waardoor hij projecten gefinancierd door de federale overheid kan verkopen als zijn eigen projecten. Veel krediet bouwde Kadirov op door de wederopbouw van zowel Grozny als Goedermes. Vooral Grozny doet in het straatbeeld bijna aan als een Europese stad. Kadirov heeft een aanvraag ingediend bij Moskou om Tsjetsjenië een speciale status te geven binnen de Russische Federatie voor financieel voordeel; een speciale status zorgt dat een republiek minder geld hoeft af te dragen aan de federale overheid.

Toch is de situatie in Tsjetsjenië een van schijnveiligheid. Door de komst van Kadirov is Rusland begonnen met het terugtrekken van troepen waardoor meer en meer geleund wordt de troepen van Kadirov.

Figuur 9: geweldsincidenten in Tsjetsjeense vanaf januari 2004 tot augustus 2008.77

Bovenstaande grafiek laat duidelijk zijn dat er na 2006 een periode van relatief weinig aanslagen plaatsvonden. Alleen is sinds april 2007 het aantal aanslagen gestegen. Daaruit blijkt dat de situatie in Tsjetsjenië nog steeds niet onder controle is, alleen laat Moskou nu steeds meer Kadirov zorg dragen voor de veiligheid in zijn republiek. Zo kunnen de Russen hun troepen anders inzetten en als

77 Violence in the North Caucasus. Trends since 2004’, Centre for Strategic and International Studies (CSIS) Washington 2005.

extra troepen stationeren in bijvoorbeeld Kabardië-Balkarië of Dagestan.

Het grote probleem echter waar Moskou voor lijkt te komen te staan is het niet meer onder controle kunnen houden van Kadirov. Kadirov is de meest machtige man in Tsjetsjenië, vooral doordat hij zijn veiligheid afdwingt door zijn persoonlijke lijfwachten. De kadirovtsy worden door Kadirov ingezet bij de jacht op terroristen en rebellen. Het leger van Kadirov wordt steeds groter en sinds 2008 is er een dienstplicht ingevoerd. Het leger van Kadirov staat bekend om zijn gruweldaden. De bevolking van Tsjetsjenië lijkt meer angst te hebben voor het leger van Kadirov dan van de federale troepen. Het is aan Moskou om een antwoord te vinden op de vraag hoe Kadirov onder controle kan worden gehouden. Op den lange duur kan het uitblijven van een antwoord voor hernieuwde spanningen zorgen en misschien zelfs leiden tot een Derde Tsjetsjeense oorlog wanneer Moskou kwaadschiks zal besluiten om Tsjetsjenië andermaal onder controle te krijgen.

6.4 De situatie na 2008.

In deze paragraaf wordt grafisch weergegeven hoe de situatie zich in de Noord-Kaukasus heeft ontwikkeld na 2008. Hoewel dit officieel buiten de afbakening van het onderwerp van deze scriptie valt, is het mijns inziens noodzakelijk om het materiaal te tonen. Het geeft nieuwe inzichten over het gevoerde beleid van Poetin. De titel van de presentatie van het Centre for Strategic and International Studies, waarvan het hieronder gepresenteerde materiaal afkomstig is, zegt al het nodige: 'Violence in the North Caucasus. Summer 2010: Not just a Chechen conflict'.78

Figuur 10: geweldsincidenten in de Noord-Kaukasus van 2008-2010.

De figuur spreekt voor zichzelf. Het aantal geweldsincidenten is in 2009 en 2010 toegenomen als gekeken wordt naar 2008. De toename is fors. Als de onderstaande tabel erbij wordt gelegd wordt duidelijk dat zowel het aantal geweldsincidenten toeneemt, maar ook het aantal doden als gevolg daarvan.

78 Alle gebruikte grafieken komen uit: Violence and the North Caucasus. Summer 2010, not just a Chechen War’. Centre for Strategic and International Studies, Washington 2010

Figuur 10: Aantal doden als gevolg van geweldsincidenten Noord-Kaukasus 2008-2010.

Bij het bekijken van de grafieken komen twee vragen naar voren. De eerste vraag is in hoeverre de stijging van het aantal geweldsincidenten te verklaren is door het anti-terreurbeleid van Poetin.Dat Poetin er niet in is geslaagd om de Noord-Kaukasus te bevrijden van terroristische dreigingen is wel duidelijk. Zijn harde lijn heeft een vicieuze cirkel van geweld gebracht naar de Kaukasus en heeft nieuwe terroristische bewegingen zoals de Zwarte Weduwen doen opstaan. De volgende vraag die opkomt, is of de stijging van het aantal geweldsincidenten als eheel over de Noord-Kaukasus, ook gestegen is in de verschillende republieken? Het antwoord op die vraag is negatief. De republieken Tsjetsjeense en Ingoesjetië laten een daling zien in het aantal geweldsincidenten, terwijl Dagestan en – met name – Kalbardië-Balkarië te maken heeft met een explosieve stijging van geweld. Wat het aantal slachtoffers betreft is Ingoesjetië de enige republiek die na 2009 een daling laat zien in zowel aantal geweldsincidenten als dodelijke slachtoffers. Tsjetsjenië kent wel minder aanslagen maar moet daarbij meer dodelijke slachtoffers betreuren

De volgende twee figuren geven het aantal aanslagen per republiek weer in de periode 2008-2010 en het aantal doden voor diezelfde periode. Republieken die zijn opgenomen zijn Ingoesjetië, Tsjetsjenië, Dagestan, Kalbardië-Balkarië en Noord-Ossetië.

Figuur 12: aantal geweldsincidenten per republiek 2008-2010

Figuur 13: Aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van geweldsincidenten per republiek, 2008-2010.

Een verklaring is de machtspositie van de presidenten. In Dagestan en Kalbardië-Balkarië zitten presidenten die zeer capabel zijn, maar niet de steun genieten van de gehele bevolking. Verder beschikken zij niet over een privéleger om de macht hardhandig af te dwingen. Verder is Moeku Aliev in Dagestan als zijnde president afkomstig uit een minderheidsgroepering in het land gedoemd tot het maken van concessies. Ook omdat hij niet de absolute macht heeft om beslissingen af te dwingen. In Tsjetsjenië bestuurd Kadirov het land met harde hand door zijn eigen privéleger, de kadirovtsy. Verder heeft Kadirov veel goodwill bij de bevolking gewonnen door het herstel van de twee grootste Tsjetsjeense steden Grozny en Goedermes. De nieuwe president van Ingoesjetië,

de in 2009 door Medvedev aangestelde Yunus-Bek Yevkurov kreeg van Medvedev de taak mee, om net zoals Kadirov in Tsjetsjenië de macht te herstellen door middel van een klein, gewapend, aan de president loyaal leger.79 Yevkurov verving de niet langer functionerende Zyazikov en kreeg van Medvedev verregaande macht om de strijd tegen terrorisme in Ingoesjetië te winnen. Dagestan en Kalbardië-Balkarië blijken zoals het rapport van Kozak uit 2005 al aangaf, potentiële brandhaarden te zijn waar het Kremlin totnogtoe geen antwoord heeft weten te vinden. Poetin veranderde in 2004 het electorale systeem wat voor Dagestan door zijn etnische diversiteit slecht is uitgepakt, terwijl Kanokov in Kalbardië-Balkarië weinig kan uitrichten omdat de clans in zijn land breed gedragen economische hervormingen onmogelijk maken. Dagestan en Kalbardië-Balkarië blijven zo voor het Kremlin grote probleemgebieden.

79Babitsky, Andrei, ‘Will new president bring “kadyrovization” to Ingushetia?’ op:

Conclusie

Toen Vladimir Poetin in 2000 president van de Russisch Federatie werd, kreeg hij te maken met een onrustige Noord-Kaukasus, een verouderd leger en een versplintering aan veiligheidsdiensten. De onrusten op de Noord-Kaukasus zijn voor een deel te verklaren door het harde Russische optreden tijdens de campagne om de Kaukasus in te lijven. Voor een ander deel zijn de onrusten te verklaren door de grote (etnische) diversiteit van de Kaukasus. Na de val de Sovjet-Unie streden talloze volkeren voor autonomie wat zorgde voor vele conflicten in vooral het gebied van de Kaukasus. De meeste conflicten werden niet bevredigend opgelost waardoor een status quo gehandhaafd bleef waardoor op ieder moment nieuwe spanningen konden uitbreken. De vele conflicten, het aan de macht blijven van de heersende elite, de economische teruggang en de opkomst van de islam zorgden ervoor de Noord-Kaukasus een regio vol problemen werd.

In 1994 wilde het Russische leger orde op zaken stellen in Tsjetsjenië maar werd na een oorlog van twee jaar in 1996 gedwongen een vernederend vredesakkoord te tekenen. Tsjetsjenië kreeg een status aparte binnen de Russische Federatie wat er in de praktijk op neer kwam dat het land onafhankelijk was. De islam maakte een opleving mee daar het onder Sovjet heerschappij verboden was. Met de komst van de islam en het de facto onafhankelijk zijn van Tsjetsjenië, werd k de weg geëffend voor radicale geestelijken en islamitische vrijheidsstrijders die de Tsjetsjeense strijd steunden. De Russische autoriteiten hadden geen zicht op wat zich afspeelde in Tsjetsjenië, niet alleen doordat de Russen niet in Tsjetsjenië gewenst waren, maar ook omdat de veiligheidsdiensten en het leger slecht georganiseerd waren. Rusland liep al snel een achterstand op in de strijd tegen terrorisme. De veiligheidsdienst (KGB) was opgesplitst in diverse instanties en voor de wet werd pas sinds 1994 gewerkt met een definitie van terrorisme. Toen Poetin aan de macht kwam was het niet verwonderlijk dat de terroristen (in vooral Tsjetsjenië) een grote voorsprong hadden doordat zij vrijelijk hun gang konden gaan.

De invasie van Dagestan in 1999 door Tsjetsjeense rebellen en met steun van islamitische moslimstrijders had als doel Dagestan en Tsjetsjenië te verenigen als een staat onder islamitische wetgeving. De Dagestaanse en federale autoriteiten waren slecht voorbereid en werden overrompeld. Het was te danken aan de lokale Dagestani die de terroristen lang genoeg ophielden zodat de troepen zich konden organiseren. De invasie van Dagestan legde talloze tekortkomingen aan Russische zijde bloot. De federale diensten waren niet in staat een gezamenlijke commandostructuur in te voeren omdat zowel het ministerie van binnenlandse zaken en het ministerie van defensie geen verantwoordelijkheid durfden te nemen voor de operatie.

Na de invasie van Dagestan verklaarde Poetin de oorlog aan de terroristen. Op 26 oktober 1999 trokken Russische troepen de Tsjetsjeense grens over. Hoewel het militaire deel, de bezetting

van Grozny, snel achter de rug was, kwam de anti-terreuroperatie maar moeizaam op gang. De Russische troepen maakten zich schuldig aan keihard optreden tegen lokale burgers die ervan werden verdacht terroristen te steunen. Ook werden geregeld gehele dorpen van de buitenwereld afgegrendeld om te worden gezuiverd. Keerzijde van het harde optreden van Russische zijde, was dat de haat tegen de Russen alleen maar groter werd. De aanslagen op Russische doelen nam toe en vooral in 2002 en 2004 werd Rusland geschokt door grote terroristische aanslagen. In 2002 werd in Moskou een theater binnengevallen door terroristen en zij hielden meer dan 800 mensen gegijzeld.

In document De Noord Kaukasische Knoop (pagina 45-62)