• No results found

6.2. K RITISCHE KANTTEKENINGEN

6.2.1 K RING VAN GERECHTIGDEN

Nadat het eerdere wetsvoorstel ‘zorg- en affectieschade’ in mei 2014 ter consultatie is geplaatst, zijn in de (rechts)wetenschappelijke literatuur enkele kanttekeningen gemaakt bij de gekozen kring van gerechtigden. De in het wetsvoorstel opgenomen regeling hanteert als uitgangspunt dat de kring van gerechtigden wordt beperkt tot personen die geacht mogen worden een zeer nauwe band met het slachtoffer te hebben. Wanneer hiervan wordt afgeweken ontstaat er kans op niet ter zake doende, onwenselijke discussies.Als de kring te groot wordt, of als de kring te veel onzekerheid met zich mee brengt, zal de gehanteerde doelstelling erkenning voor het geleden verlies tevens aan betekenis verliezen.209 Deze opgenomen kring van gerechtigden zal volgens critici, naar alle waarschijnlijkheid, geen uitkomst kunnen bieden voor personen die niet onder de ‘formele’ kring van gerechtigden vallen, maar die wel met een gelijkwaardig verlies kampen en daar erkenning en genoegdoening voor willen.

204 Handelingen I 2009/2010, 28 781, nr. 23, p. 1013-1014. 205 Akkermans e.a., 2008.

206 Akkermans e.a., 2008.

207 Kamerstukken II 2014/2015, 34 257, nr. 3, p. 2-3. (MvT wetsvoorstel ‘affectieschade’ 2015). 208 Kamerstukken II 2014/2015, 34 257, nr. 3, p. 3. (MvT wetsvoorstel ‘affectieschade’ 2015). 209 MvT concept-wetsvoorstel, ‘Zorg- en affectieschade’ 2014, p. 19.

32 Denk in dat kader aan de boezemvriend of vriendin van het slachtoffer.210 De opgenomen hardheidsclausule, die uitzonderingen kan bieden op de afgebakende groep gerechtigden, kan in die situaties uitkomsten bieden. Een boezemvriend of vriendin die formeel niet onder de wettelijke kring van gerechtigden behoort, maar wel een zeer nauwe band met het slachtoffer hebben, kan daarmee onder omstandigheden wel degelijk worden aangemerkt als onderdeel van de kring van gerechtigden. Ook de hardheidsclausule zorgt echter voor ophef in de literatuur. Door de hardheidsclausule kan iedereen die claimt en bewijst een affectieve relatie met het slachtoffer te hebben, immers aanspraak maken op een affectieschadevergoeding. Hiermee wordt de kring van gerechtigden enigszins onbeperkt en bestaat alsnog het risico op onwenselijke discussies. Voor partijen die worden aangesproken om over te gaan tot een affectieschadevergoeding, zeker als dat onverzekerden zijn of verdachten in een strafproces, is het dan immers relevant om de gestelde affectieve relatie ter discussie te stellen. Op die manier kan er alsnog veel discussie ontstaan over de intensiteit van de affectieve relatie.211 Dat het uiteindelijk aan de rechter is om te beslissen in de betreffende situatie, doet daar niet aan af. In dat kader biedt een beroep op de redelijkheid en billijkheid ingevolge artikel 6:2 BW bovendien een basis voor onwenselijke discussies. Op grond van dat artikel kan immers een persoon die formeel tot de kring van gerechtigden behoort, uitgesloten worden. Dit zal gebeuren indien het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om aan deze persoon een affectieschadevergoeding toe te kennen212. Vanwege de hierboven genoemde relevantie om de affectieve relatie te betwisten, werkt dit ook onwenselijke, niet ter zake doende discussies in de hand en zorgt het voor spanning, zeker als het gaat om emotioneel beladen zaken en wanneer grote financiële aspecten ter discussies staan.213 Deze onsmakelijke procespraktijken probeert de wetgever zowel bij de totstandkoming van het huidige BW in 1992, alsmede in het eerdere wetsvoorstel 28 781 en wetsvoorstel affectieschade 2015, júist door een vaste kring van gerechtigden, te voorkomen.214

Ondanks voornoemde kritieken, is in het uiteindelijke wetsvoorstel toch gekozen geen aanpassingen door te voeren als het gaat om de kring van gerechtigden. De vaste kring van gerechtigden en enige uitzonderingen daargelaten door middel van een hardheidsclausule, blijft gehanteerd. Ik kan mij daar in vinden. Naar mijn mening is het bestaan van een hardheidsclausule onontkoombaar, omdat dan recht wordt gedaan aan alle belanghebbende partijen en anders niet geanticipeerd kan worden op de daadwerkelijke praktijk, die toch anders kan zijn dan in theorie bedacht is. Ook de Raad voor de Rechtspraak (hierna: RvdR) kan zich vinden in de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen rekening te houden met de individuele omstandigheden van het geval.215 De RvdR is zelfs van mening dat de uitzonderingsgevallen nog verder dienen te worden uitgebreid. In de praktijk bestaat namelijk de behoefte om in bepaalde gevallen juist geen of juist wel een vergoeding toe te kennen. De mogelijkheid om dat te realiseren middels de redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 6:2 BW, acht de RvdR te strikt, omdat van rechter daarbij verwacht wordt dat met terughoudendheid getoetst wordt.216

Naar mijn mening verdient een afbakening met een hardheidsclausule/uitzonderingsmogelijkheden, de voorkeur boven het limitatieve systeem zoals we dat nu kennen en dat in sommige gevallen zichtbaar 'knelt'. Dat in grensgevallen discussie mogelijk (of zelfs noodzakelijk) is, lijkt onvermijdelijk bij een

210 Pans 2014, p. 18. 211

Hebly e.a. 2015, p. 101. Zij geven de voorkeur aan een afbakening van de kring van gerechtigden en het hanteren van een hardheidsclausule. 212 E. Pans 2014, p. 16.

213 Hebly e.a. 2015, p. 101.

214 Kamerstukken II 2002/2003, 28 781, nr. 3, p. 13; Kamerstukken I 2004/2005, 28 781, nr. B; Kamerstukken II 2014/2015, 34 257, nr. 3, p. 5 (MvT wetsvoorstel ‘affectieschade’ 2015).

215 Wetgevingsadvies van de Raad voor de Rechtspraak van 29 september 2014, p. 4 216 Wetgevingsadvies van de Raad voor de Rechtspraak van 29 september 2014, p. 4.

33 systeem dat als doel heeft om zoveel mogelijk recht te doen aan de personen die een zeer nauwe affectieve band hebben of hadden met het slachtoffer; wie onder die groep personen valt is nou eenmaal niet precies op voorhand duidelijk. Doordat het wetsvoorstel onwenselijke discussies wil vermijden en de rechterlijke macht niet te zwaar wil belasten, is het uitbreiden van uitzonderingssituaties, naar mijn mening, niet de geëigende weg om recht te doen aan de situatie. De momenteel gehanteerde ‘vaste’ kring van gerechtigden, met een hardheidsclausule zorgt immers al voor meer discussies. Nog meer onwenselijke discussies dienen daar waar mogelijk zo veel mogelijk vermeden te worden. Een verdere uitbreiding van de uitzonderingsgevallen komt bovendien de uitvoering niet ten goede, temeer aangezien de kosten van afwikkeling omvangrijker worden als per geval uitgebreid gediscussieerd wordt over de mogelijkheid en de omvang van de vergoeding. Deze kosten kunnen voorts een drempel vormen voor mensen om een affectieschadevergoeding te vorderen.217

De positie van (half)broers en (half)zussen (hierna broers en zussen) stuit in de literatuur ook op kritiek. De RvdR kwalificeert het als opvallend dat broers en zussen ontbreken in de opsomming van de kring van gerechtigden. De Raad acht verduidelijking op dit punt gewenst.218 Ook in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel ‘affectieschade 2015’ wordt niet ingegaan op hun positie. Het lijkt er dan ook op dat de wetgever deze groep van personen onder de restcategorie van de opgenomen hardheidsclausule in de voorgestelde artikelen 6:107 lid 2 sub g en 108 lid 4 sub g BW wil laten vallen. Mocht dat zo zijn, dan worden broers en zussen eigenlijk gelijkgesteld aan de eerder in deze paragraaf benoemde boezemvriend of vriendin die stelt een affectieve relatie met de direct gekwetste te hebben. Dit betekent dus dat broer of zus, middels de hardheidsclausule, moet kunnen aantonen een affectieve relatie met het slachtoffer te hebben. Ik kan mij niet vinden in die constatering en ben van mening dat een nader bepaalde groep broers en zussen tot de vaste kring van gerechtigden behoort te vallen. Bij daadwerkelijke en halfbroers en zussen is ingevolge artikel 1:3 BW sprake van bloedverwantschap in de tweede graad. Naar mijn mening is het van belang dat die categorie broers en zussen die tevens op het moment van de schadeveroorzakende gebeurtenis, met de direct gekwetste in een gemeenschappelijke huishouding leefde/leeft, tot de vaste kring van gerechtigden gaan behoren. Dit, vooral omdat zij vanaf de geboorte, vaak lange tijd, onderdeel uitmaken van hetzelfde gezin en met elkaar in een gemeenschappelijke huishouding leven. Daar komt bij dat als iemand is komen te overlijden of ernstig blijvend letsel heeft opgelopen, de kosten ingevolge het wetsvoorstel ‘affectieschade 2015’ van degene die duurzaam in gezinsverband de zorg voor diegene op zich namen, voor vergoeding in aanmerking komen. Bij de relatie tussen broers en zussen, is het ook vaak genoeg het geval dat zij die verzorgende taak op zich nemen. Om dan bepaalde personen van het gezin wel (de ouders) en andere bepaalde personen van het gezin niet (de broers en zussen) als gerechtigden te zien, acht ik niet terecht. Naar mijn mening dient hun affectieve relatie in beginsel vast te staan. Dit, met enkele uitzonderingen daargelaten natuurlijk die door de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid buiten de kring van gerechtigden kunnen worden geplaatst. Bij broers en zussen die ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis niet meer in één huishouden wonen, maar ieder hun eigen leven opgebouwd hebben, onafhankelijk van elkaar, acht ik het gerechtvaardigd dat die groep wel tot de restcategorie behoort. Zij dienen naar mijn mening hun affectieve relatie, die tevens ziet op de mate van verandering van hun leven door de ingrijpende gebeurtenis, derhalve wel te kunnen aantonen, alvorens hun een recht op vergoeding toekomt. Hetzelfde geldt wat mij betreft voor stiefbroers en stiefzussen, omdat zij doorgaans niet vanaf elkaars geboorte onderdeel uitmaken van hetzelfde gezin. Als daarvan wel sprake is, dan bestaat voor die groep personen een beroep op de hardheidsclausule open.

217 Kamerstukken II 2014/2015, 34 257, nr. 3, p. 5. (MvT wetsvoorstel ‘affectieschade’ 2015). 218 Wetgevingsadvies van de Raad voor de Rechtspraak van 29 september 2014, p. 4.

34