• No results found

5. Wat er van de burger verwacht mag worden

6.4 Wat de jurisprudentie laat zien

De jurisprudentie laat zien dat er zeker ruimte is voor het aannemen van eigen schuld van de burger. In zaken als die van het ingestorte parkeerdek in Tiel, die van de bloemist en bij Astrid Sterkenburg wordt eigen schuld aangenomen doordat er in strijd met de regels is gehandeld, niet genoeg is opgekomen tegen herhaald handhavingsfalen en door roekeloosheid. Dit laat zien dat de lijn die uit de jurisprudentie moet worden getrokken is dat de overheid met eigen schuld aan de burger kan tegenwerpen. Dat verweer is echter niet in elke zaak succesvol: in zaken zoals die van CMI Rotterdam en die van de Gasunie tegen de gemeente Barneveld kon een beroep op eigen schuld niet slagen. Het belangrijkste argument was daar dat burgers die het gevaar niet kenden of niet behoorden te kennen, niet uit zichzelf bij de gemeente hoeven na te vragen in hoeverre er wordt gehandhaafd. Alleen als er sprake is van duidelijk toezichtsfalen en gebrekkige handhaving door de overheid en de burger is daar ook van op de hoogte, kan het eigen schuld-verweer de burger verplichten om de overheid erop te wijzen dat zij in strijd handelt met de regels. Dit omvat ook de schadebeperkingsplicht. Kort gezegd betekent dit dat wanneer burgers niet op de hoogte zijn van het falende toezicht en de gebrekkige handhaving van de gemeente men niet is gehouden iets te doen of iets gedaan te hebben. Is men echter wel op de hoogte van de onrechtmatige situatie, dan wordt men geacht actief op te treden door de overheid ervan op de hoogte te stellen dat zij onrechtmatig handelt.

6.5 Conclusie

De vraag is dus in hoeverre burgers eigen verantwoordelijkheden hebben ter beperking van schade in zaken van overheidsaansprakelijkheid bij falend toezicht en handhaving. Eigen schuld van de burger kan worden aangenomen indien er sprake is van opzettelijk schadeveroorzakend of roekeloos handelen door de burger en wanneer de burger in strijd handelt met de regels. Daarnaast kan eigen schuld ook worden aangenomen indien de burger op de hoogte was van het falende toezicht en de gebrekkige handhaving van de overheidsinstantie en hij er niets tegen heeft gedaan. Eigen schuld kan niet of moeilijk worden aangenomen indien burgers niet op de hoogte waren van de onrechtmatige situatie en dat ook niet hoefden te zijn. Het zou niet eerlijk zijn om het burgers kwalijk te nemen dat zij niet genoeg hebben opgelet of niet genoeg hebben nagevraagd: de ratio achter toezicht houdt mede in dat burgers mogen vertrouwen op een rechtmatige overheid. Zij hoeven dus

44

niet, en zijn daarnaast ook niet goed in staat om, de overheid te controleren of zij hun zorgplichten wel goed naleven. Een burger komt hier echter niet mee weg indien hij zich opzettelijk ‘van de domme’ heeft gehouden.

Wat mag er nu van een burger worden verwacht in zaken van falend toezicht en gebrekkige handhaving door de overheid? Van belang is daarbij de constatering dat er in die desbetreffende zaken in beginsel altijd twee daders zijn: de primaire dader, oftewel de daadwerkelijke overtreder, en de subsidiaire dader, oftewel de overheid die faalt in het houden van toezicht en slechts gebrekkig handhaaft. Daarom staan er ook twee wegen met maatregelen open: enerzijds de civielrechtelijke maatregelen jegens de primaire dader en anderzijds bestuursrechtelijke maatregelen tegen de subsidiaire dader. De civielrechtelijke maatregelen bestaan uit het waarschuwen van de dader en, indien dit niet helpt of de overtreding is slechts eenmalig, het dagvaarden van de dader. De bestuursrechtelijke maatregelen zijn gericht tegen de overheid. Allereerst, en daarmee ook gelijk de meeste effectieve methode, kan een handhavingsverzoek bij de gemeente worden ingediend. Door middel van dat verzoek wijst de burger de overheid op de gebrekkige handhaving en vraagt hij om op te treden tegen het overtreden van de regels. Op die manier laat de burger zien dat hij actief aanspoort tot handhaving. Een andere mogelijke manier is het indienen van een klacht. Die procedure is minder formeel en de burger kan anoniem blijven. Het nadeel is dat de gemeente niets met de klacht hoeft te doen. Echter, het meermalen indienen van klachten laat wel zien dat de burger actief is in het ageren tegen het falende toezicht.

Deze bestuursrechtelijke maatregelen kunnen burgers alleen gebruiken als zij al op de hoogte zijn van de onrechtmatige situatie. Wanneer zij nog van niets weten zullen zij deze maatregelen niet inzetten, maar dat hoeven zij dan ook niet te doen. Wat de burger dan wel kan doen, is het actief opvragen van informatie bij een bestuursorgaan, al dan niet via de Wet Openbaarheid van Bestuur (Wob). Die maatregel is ook mogelijk indien de burger nog van niets weet, maar wellicht wel iets vermoed. Door het opvragen van informatie kan dan informatie worden ingewonnen over de mogelijk onrechtmatige procedure en kan uiteindelijk bijvoorbeeld een handhavingsverzoek worden ingediend. Maar nogmaals, indien de burger niet op de hoogte is of hoeft te zijn van het falende toezicht en gebrekkige handhaving door de gemeente, hoeft zij in principe niet heel actief te zijn om zijn of haar schade te voorkomen of te beperken. Simpelweg omdat de burger niet alles kan weten. Naast het opvragen van informatie is de burger ook soms gehouden informatie te verstrekken.

Als antwoord op de vraag in hoeverre burgers eigen verantwoordelijkheden hebben ter beperking van de eigen schuld en het voldoen aan de schadebeperkingsplicht, kan ik dus stellen dat burgers zeker eigen verantwoordelijkheden hebben in situaties waarin de overheid faalt in het houden van toezicht en slechts gebrekkig handhaaft. Dit is vooral het geval wanneer burgers op de hoogte zijn van het falende toezicht en de gebrekkige handhaving. Verwacht wordt dat burgers dan in ieder geval de overheid wijzen op de onrechtmatige situatie. Doen zij dat niet, dan hebben zij het risico dat de schadevergoeding waar zij recht op hebben wordt verminderd of helemaal wordt ingetrokken. Dit geldt ook als burgers roekeloos, opzettelijk of in strijd met de regels handelen. Wanneer burgers niet op de hoogte zijn van het falende toezicht en de gebrekkige handhaving door de overheid en ook niet horen te zijn, zijn zij niet snel gehouden iets te doen. Simpelweg omdat ze de onrechtmatige situatie niet hadden kunnen voorzien. In de andere gevallen is het kiezen of (schade) delen.

45

Literatuurlijst

Albers 2004

C.L.G.F.H. Albers, ‘Overheidsaansprakelijkheid voor gebrekkig toezicht en ontoereikende handhaving’. NTB 2004, p. 201-211.

Albers 2009

C.L.G.F.H. Albers, ‘Beginselplicht tot handhaving’. JB Select 2009, nr. 34.

Commissie bestuurlijke en privaatrechtelijke handhaving 1998

Commissie bestuurlijke en privaatrechtelijke handhaving (commissie-Michiels), Handhaven

op niveau. Deventer: Kluwer 1998.

Van Dam 2006

C. van Dam, Aansprakelijkheid van toezichthouders: een analyse van de

aansprakelijkheidsrisico’s voor toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht en enige aanbevelingen voor toekomstig beleid. Britisch Institute of international and

comparative law 2006.

Van Dijk 2003

Chr. H. van Dijk, ‘Aansprakelijkheid voor falend toezicht op banken en verzekeraars’, NTBR 2003, p. 188.

Faure & Hartlief 2001

M. Faure & T. Hartlief, Nieuwe risico’s en vragen van aansprakelijkheid en verzekering. Deventer: Kluwer 2001.

Giessen 2005

I. Giesen, Toezicht en aansprakelijkheid. Deventer: Kluwer 2005.

Keirse 2003

A.L.M. Keirse, Schadebeperkingsplicht. Over eigen schuld aan de omvang van de schade. Deventer: Kluwer 2003.

Keirse & Jongeneel 2013

A.L.M. Keirse & R.H.C. Jongeneel, Eigen schuld en mede-aansprakelijkheid. Deventer: Kluwer 2013.

Van der Keur 2005

M.S. van der Keur, Aansprakelijkheid voor falend toezicht: Overheidsaansprakelijkheid als

prikkel tot optimale controle en handhaving. Tilburg: Celsus juridische uitgeverij 2005.

Kortmann & Van der Grinten 2012

C.N.J. Kortmann & J.H.A. van der Grinten, ‘Artikel 6:98 BW opgepoetst’., p. 292. In: T. Barkhuysen, W. den Ouden & M.K.G. Tjepkema (red), Coulant compenseren? Deventer: Kluwer 2012.

46

Van Maanen & De Lange 2005

G.E. van Maanen & R. de Lange, Onrechtmatige overheidsdaad. Rechtsbescherming door

de burgerlijk rechter. Deventer: Kluwer 2005.

Ten Napel 2005

H.M. ten Napel, ‘Handhaving is het sluitstuk van de keten: de kabinetten-Balkenende en de handhaving van regels’, p. 5-14. In: T. Barkhuysen, W. den Ouden & J.E.M. Polak, Recht

realiseren. Bijdragen rond het thema adequate naleving van rechtsregels. Deventer: Kluwer

2005.

Nicolai 1990

P. Nicolai, Beginselen van behoorlijk bestuur. Deventer: Kluwer 1990.

Van der Putten 1995

A.F. van der Putten, ‘Financiële en bestuurlijke aspecten van overheidsaansprakelijkheid’, p. 41-62. In: J.B.J.M. ten Berge, P.J.J. van Buuren, H.R.B.M. Kummeling, B.P. Vermeulen (red.), De Grondwet als voorwerp van aanhoudende zorg, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1995.

Van Rossum 2005

A.A. van Rossum, Toezicht (Handelingen Nederlandse Juristen Vereniging). Deventer: Kluwer 2005.

Schild & Schollen 2009

A.J.P. Schild & M.J.W. Schollen, ‘De vordering tot schadevergoeding vanwege een gebrek in de bouwvergunning: wie bouwt die rouwt, wie draalt wordt soms betaald’. MvV 2009, 10.

Schilder & Nuijts 2004

A. Schilder & W.H.J.M. Nuijts. ‘Advies in vertrouwen; vertrouwen in advies’, in: Het advies en

de rol van de adviseur (Handelingen Nederlandse Juristen Vereniging 2004-I), Deventer:

Kluwer 2004.

Schlössels & Zijlstra 2014

R.J.N. Schlössels & S.E. Zijlstra, Onderwijseditie Bestuursrecht in de sociale rechtstaat 1:

Rechtsbescherming, overheidsaansprakelijkheid. Deventer: Kluwer 2014.

Schueler 1997

B.J. Schueler, Schadevergoeding onder de Algemene wet bestuursrecht. Deventer: Kluwer 1997.

Schueler 1997

B.J. Schueler, ‘Tussen pech en onrecht. Treedt de overheidsaansprakelijkheid buiten haar oevers?’, in: K.J. de Graaf, A.T. Marseille en H.B. Winter (red.), Op tegenspraak (Damen- bundel), Den Haag: BJu 1997.

Spier 1997

J. Spier, ‘De causale maatstaf van art. 6:101 BW’, p. 15-22. In: Inleidingen, gehouden op het symposium van de Vereniging van Letselschade Advocaten 1997, Eigen schuld bij

47

onrechtmatige daad: de verdeelsleutel zoals neergelegd in art. 6:101 BW. Lelystad:

Koninklijke Vermande 1997.

Spier e.a. 2012

J. Spier, e.a.,Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding. Deventer: Kluwer 2012.

Teunissen 2005

J.M.H.F. Teunissen, ‘Beginselplicht tot handhaving en willekeur: een contradictio terminis. Waar is het beleidspostulaat gebleven?’, NJB 2005, p 95-96.

Vermeer 2011

F. Vermeer, ‘De beginselplicht gedetermineerd’, JBplus, 2011.

Voermans 2005

W. Voermans, ‘De communautarisering van toezicht en handhaving’, p. 69-88. In: T. Barkhuysen, W. den Ouden en J.E.M. Polak, Recht realiseren, bijdragen rond het thema

adequate naleving van rechtsregels. Kluwer: Deventer 2005.

Jurisprudentie

Hoge Raad

HR 4 februari 1916, NJ 1916, 450 (Hijs/Morré). HR 5 november 1965, NJ 1966, 136 (Kelderluik).

HR 12 maart 1971, NJ 1971, 265 (Westerschouwense duinpolder). HR 22 november 1974, NJ 1975, 149 (Struikelende broodbezorger).

HR 27 juni 1975, NJ 1976/81 (Heesters/Schenkelaars Muziekinstrumentenfabriek). HR 4 november 1977, NJ 1978/146 (Topaz).

HR 9 juni 1978, NJ 1978/583, (Smulders/Interpolis). HR 21 december 1984, NJ 1985, 904 (Gielen Grathem I). HR 9 mei 1986, NJ 1987, 252 (Staat/Van Gelder).

HR 4 november 1988, NJ 1989, 751 (APB/Stuyvenberg). HR 8 december 1989, NJ 1990, 778 (Lars Rurode). HR 1 juli 1993, NJ 1995, 150 (Staat/NCB).

HR 29 april 1994, NJ 1997, 396 (GE/Den Haag). HR 24 januari 1997, NJ 1999, 56 (Staat/De Ridder). HR 7 november 1997, NJ 1998, 364 (Groskamp/Staat). HR 7 mei 2004, RvdW 2004, 67 (Duwbak Linda).

HR 30 maart 2007, NJ 2008/64, (Pesti/Noordhollandsche). HR 3 juli 2007, AB 2008, 155 (Gasunie/Gemeente Barneveld).

Gerechtshof

Hof Amsterdam 29 februari 1984, VR 1988/78 (De Klein/Van Ravenstein) Hof Amsterdam 9 augustus 1990, BR 1991, 308 (Astrid Sterkenburg) Hof Arnhem 3 mei 2010, JA 2010, 88 (Parkeerdek Tiel)

Hof Den Haag 7 mei 2004, NJ 2004, 470

Hof Den Haag 22 maart 2011, AB 2011, 245 (CMI Rotterdam) Hof Leeuwarden 10 april 1996, VR 1997/192 (Transmarinade/FBTO)

48

Rechtbank

Rb Amsterdam 15 januari 2014, NJF 2014/204 (Amstelveense bloemist) Rb Arnhem 5 april 2001, NJ 2001/489 (De Ruiter Beesd/L)

Rb Arnhem 2 juli 2008, JA 2008, 139 (Parkeerdek Tiel) Rb Den Haag 13 juli 2001, JOR 2001, 215

Rb Den Haag 23 december 2003, JB 2004, 69 (Vuurwerkramp Enschede) Rb Rotterdam 26 mei 2004, NJ Feitenrechtspraak 2004, 508 (CMI Rotterdam)

Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

ARRvS 22 februari 1985, AB 1985, 285 (Doldersum/Sleen)

ARRvS 25 september 1990, AB 1991, 460 (Van der Zande/Deventer) ABRvS 30 juni 2004, JB 2004, 293 (Illegale dakopbouw Haarlem) ABRvS 24 december 2008, JB 2009/42 (Ameland II)

ABRvS 4 juni 2014, NJB 2014/1245

Centrale Raad van Beroep

CRvB 14 december 1994, AB 1995, 254 CRvB 28 mei 2002, USZ 2002/308 CRvB 13 januari 2004, JB 2004/128

College van Beroep voor het Bedrijfsleven

CBB 12 april 1988, UVB 199, 20 CBB 30 januari 1990, UCB 1990, 4