• No results found

5. Wat er van de burger verwacht mag worden

5.5 Concrete maatregelen voor de burgers

Het lastige van eigen schuld bij overheidsaansprakelijkheid bij falend toezicht en gebrekkige handhaving is dat burgers moeten reageren op een nalaten of inadequaat handelen van de overheid. Eerder heb ik in paragraaf 4.1 al aangegeven dat het handelen op basis van een nalaten lastig is. Burgers weten dan namelijk niet goed wanneer zij actie moeten ondernemen. Voorts is het voor burgers ook lastig om het gedrag van de overheid te kwalificeren. Zo weten zij vaak niet wanneer de overheid rechtmatig of onrechtmatig handelt en zullen zij soms genoodzaakt zijn om juridische hulp in te schakelen om te ageren tegen de overheid. Een volgende bijkomende moeilijkheid is dat er vaak twee daders zijn: een primaire dader, oftewel de daadwerkelijke veroorzaker van de schade, en een secundaire dader, oftewel de overheid die te weinig toezicht heeft gehouden waardoor later een schadeveroorzakende gebeurtenis is ontstaan. Er zijn daarom twee richtingen waarin maatregelen door de benadeelden kunnen worden geformuleerd: enerzijds de civiele richting, waarin de benadeelde de primaire dader aanspreekt, en anderzijds de bestuursrechtelijke richting waarin de benadeelde de overheid aanspreekt. Beide richtingen

inclusief de te nemen maatregelen zal ik hieronder bespreken.

5.5.1 Civielrechtelijke maatregelen

De civielrechtelijke maatregelen richten zich tegen de primaire dader. Die dader is als daadwerkelijke veroorzaker een logisch aanspreekpunt. De benadeelde zou de primaire dader allereerst een waarschuwing kunnen sturen met daarin de constatering dat hij onrechtmatig handelt. Misschien is de primaire dader hier namelijk helemaal niet van op de hoogte. Door de waarschuwing kan de dader zijn onrechtmatige activiteiten stopzetten en hoeven er geen vervolgstappen gedaan te worden. Een voorwaarde hiervoor is wel dat de overtreding een langere tijd duurt, of met andere woorden, niet eenmalig is. Wanneer de

40

overtreding slechts eenmalig is, kan er geen waarschuwing meer worden verzonden. Het is echter niet waarschijnlijk dat de primaire dader altijd direct stopt met de onrechtmatige situatie. Daarom zal er ook voor hem een stok achter de deur moeten zijn. Wanneer de onrechtmatige situatie voorduurt, kan de benadeelde de primaire dader dagvaarden en hem aanspraken voor het plegen van een onrechtmatige daad ingevolge artikel 6:162 BW. Op die manier kan de benadeelde aanspraak hebben op schadevergoeding. Dit is ook mogelijk indien de overtreding slechts eenmalig was.

Een eventuele moeilijkheid is echter wel dat het relativiteitsvereiste in de weg staat van de aansprakelijkstelling van de primaire dader. De geschonden norm waarop de benadeelde zich beroept is doorgaan een publieke norm, zoals een bestemmingsplan, wat niet direct de belangen van de benadeelde beoogt te beschermen, maar is ingesteld om het maatschappelijk leven te reguleren. De rechter is doorgaans terughoudend met het aannemen van het relativiteitsvereiste wanneer het gaat om zulke publieke normen. Toch is het niet onmogelijk, en heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in het arrest Ameland II114 al geoordeeld dat bij de vraag of een publieke norm van toepassing is, het aankomt op het doel en de strekking van de geschonden norm, aan de hand waarvan moet worden onderzocht tot welke personen en tot welke schade en tot welke wijze van ontstaan van schade de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt. Daardoor zou een benadeelde de primaire dader op grond van een publieke norm aansprakelijk kunnen stellen.

5.5.2 Bestuursrechtelijke maatregelen

De meest voor de hand liggende maatregel die naar voren komt bij falend toezicht en gebrekkig handhaving door de gemeente is het handhavingsverzoek. Met een handhavingsverzoek wijst de burger de gemeente op situaties die mogelijk in strijd zijn met wet- en regelgeving. Het is vervolgens aan de gemeente om nader onderzoek te doen en een besluit te nemen. De gemeente kan besluiten om handhavend op te treden, daarvan af te zien of te gedogen. Bij gedogen blijft de situatie, die eigenlijk niet mag, in stand. Dit kan alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden. Het indienen van een handhavingsverzoek is een redelijk officiële procedure, waarbij de verzoeker niet anoniem kan blijven. De gemeente is gehouden altijd een besluit te nemen op het verzoek. Tegen dat besluit kan de verzoeker in bezwaar en beroep. Voor het indienen van zo’n verzoek is het noodzakelijk dat de verzoeker op de hoogte is van de onrechtmatige situatie.

Iets minder officieel is het indienen van een klacht bij de gemeente. Een burger kan bijvoorbeeld een klacht bij de gemeente indienen dat zij te weinig of helemaal niet handhaaft. De gemeente is gehouden die klacht vervolgens te onderzoeken en af te handelen. De gemeente is, anders dan bij het handhavingsverzoek, echter niet verplicht om een besluit te nemen of actie te ondernemen. Daarmee is de klachtprocedure veel informeler en toegankelijker dan het indienen van het verzoek tot handhaving. Dit blijkt ook uit het feit dat men bij het indienen van een klacht anoniem kan blijven in veel gevallen. Voor het indienen van een klacht is het echter wel noodzakelijk dat de burger op de hoogte is van de onrechtmatige situatie.

Indien de burger meer informatie wil verkrijgen over een bepaalde situatie, kan hij informatie bij de overheid opvragen. De overheid is via de Wet Openbaarheid van Bestuur (Wob)

41

gehouden om relevante informatie, uit zichzelf of op verzoek, openbaar te maken. De aanvrager hoeft daarvoor niet een bepaald belang hebben. Via het opvragen van informatie kan er door de burger informatie worden ingewonnen over een mogelijke onrechtmatige situatie. Op die manier kan het voor de burgers duidelijk worden of er sprake is van een onrechtmatige situatie en kan de burger overgaan tot actie. Het opvragen van inlichtingen gebeurt daarom vooral bij situaties wanneer de burger nog niet geheel op de hoogte is van falend toezicht en gebrekkige handhaving, maar slechts een vermoeden heeft dat er iets mis is. Naast het opvragen van inlichtingen, is ook het verstrekken van inlichtingen een maatregel die soms van burgers gevraagd kan worden. Gedacht kan dan worden aan het verstrekken van inlichtingen bij een vergunningaanvraag of het verstrekken van inlichtingen over een bepaalde situatie op verzoek van het bestuursorgaan.

5.6 Tot besluit

Uit dit hoofdstuk bleek dat een botsing van ratio’s en verantwoordelijkheden in de weg staat van een duidelijk beeld over de eigen schuld en schadebeperkingsplicht van de burger in zaken van overheidsaansprakelijkheid bij falend toezicht en gebrekkige handhaving. Aan de ene kant bestaat toezicht van overheidswege namelijk om normconform gedrag te stimuleren en om de doelstelling van de wet te bereiken. Ook bestaat toezicht voor situaties waarin burger zichzelf niet kunnen beschermen, en er een toezichthouder van hogerhand nodig is om alles is goede banen te leiden. Aan de andere kant is artikel 6:101 BW ook mede in het leven geroepen om potentiële benadeelden te waarschuwen dat zij zelf ook eigen verantwoordelijkheden hebben in het voorkomen en beperken van schade. Uit de literatuur blijkt dat de vraag in hoeverre burgers eigen schuld bij een bepaalde schadeveroorzakende gebeurtenis hebben, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval. Daarom is niet altijd bij voorbaat vast te stellen wat er precies van de burger wordt verwacht.

Uit de jurisprudentie die ik in het vorige hoofdstuk heb bestudeerd, valt echter wel het een en ander af te lezen. Zo bestaat er eigen schuld voor de burgers indien er sprake is van opzet, grove roekeloosheid of handelen in strijd met de regels. Een andere belangrijke conclusie is het verschil tussen het op de hoogte zijn van het toezichtsfalen en het niet op de hoogte zijn daarvan. Wanneer burgers op de hoogte zijn van het toezichtsfalen door de overheid is een beroep op het eigen schuld-verweer door de overheid eerder gerechtvaardigd en zal het ook eerder kans maken dan wanneer burgers niets afwisten van de onrechtmatige situatie. De concrete maatregelen die van burgers verwacht kunnen worden, vallen uiteen in civielrechtelijke maatregelen en bestuursrechtelijke maatregelen. Civielrechtelijke maatregelen richten zich tot de primaire dader en bestaan uit het waarschuwen van de dader en, indien dit niet helpt of de overtreding is slechts eenmalig, het dagvaarden van de dader. Bestuursrechtelijke maatregelen bestaan uit het doen van een handhavingsverzoek, het indienen van een klacht of het vragen om en verstrekken van inlichtingen.

42

6. Conclusie