• No results found

Juridische planbeschrijving

In document MAG Complex 2015 BERGEN (pagina 39-44)

5.1    Inleiding 

Planvorm 

Voor het MAG‐complex is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingslegging met directe bouwtitels. 

De  randvoorwaarden  die  voortvloeien  uit  het  opgestelde  beeldkwaliteitplan  zijn  vertaald  op  de  verbeelding (plankaart) en in de regels. Dit houdt onder meer in dat de groene bosranden en het groene  binnenterrein  de  bestemming  Bos  toegekend  hebben  gekregen  en  dat  de  huidige  buitenste  bebouwingsschil als uiterste bouwgrens is aangehouden. 

 

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 

Voorts  bepaalt  de  Wet  ruimtelijke  ordening  (Wro)  dat  een  bestemmingsplan  digitaal  en  analoog  beschikbaar  moet  zijn.  De  Wro  en  de  onderliggende  regelgeving  stellen  eisen  waaraan  digitale  en  analoge  plannen  moeten  voldoen.  Zo  bevat  de  Standaard  Vergelijkbare  Bestemmingsplannen  (SVBP)  bindende  afspraken  waarmee  bij  het  maken  van  bestemmingsplannen  rekening  moet  worden  gehouden.  De  SVBP  kent  (onder  meer)  hoofdgroepen  van  bestemmingen,  een  lijst  met  functie‐  en  bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. 

Conform de SVBP bestaat de juridische regeling uit vier hoofdstukken. In de onderstaande paragrafen  wordt per hoofdstuk de inhoud van de verschillende artikelen toegelicht. 

5.2    Planregels 

5.2.1    Inleidende regels   

Artikel 1 Begrippen 

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing  aan  het  bestemmingsplan  wordt  uitgegaan  van  de  in  dit  artikel  aan  de  betreffende  begrippen  toegekende betekenis. 

 

Artikel 2 Wijze van meten 

Dit  artikel  geeft  aan  hoe  hoogte‐  en  andere  maten  die  bij  het  bouwen  in  acht  genomen  dienen  te  worden, gemeten moeten worden. 

   

5.2.2    Bestemmingsregels  Artikel 3 Bedrijf 

Deze bestemming geldt voor de gronden waarop de bedrijven gevestigd worden; zowel de bebouwde  als de onbebouwde gronden. In de regels is bepaald dat ter plaatse een staalconstructiebedrijf en een  aannemingsbedrijf  gevestigd  mogen  worden.  Door  middel  van  de  aanduidingen  'bedrijven  tot  en  met  categorie 3.2', 'bedrijven tot en met categorie 3.1' en 'bedrijven tot en met categorie 2' in combinatie  met  de  Staat  van  Bedrijfsactiviteiten  (bijlage  1  van  de  planregels),  is  aangegeven  tot  welke  categorie  bedrijfsactiviteiten  zijn  toegestaan,  gelet  op  de  afstanden  tot  woningen.  Daarnaast  is  de  aanduiding  'specifieke  vorm  van  bedrijf‐1'  opgenomen  voor  de  gronden  waar  naast  de  algemene  toelaatbaarheid  tevens  het  aannemingsbedrijf  in  categorie  3.2.  van  de  Staat  van  Bedrijfsactiviteiten  is  toegestaan.  In  hoofdstuk 4 van deze toelichting is onderbouwd dat dit bedrijf toelaatbaar is ter plaatse. 

 

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan. 

Gebouwen  en  overkappingen  dienen  gebouwd  te  worden  in  het  op  de  verbeelding  aangegeven  bouwvlak.  Het  aangeduide  bebouwingspercentage  geeft  aan  welk  percentage  van  het  bouwvlak  bebouwd mag worden met gebouwen en overkappingen. De bestaande gebouwen in de buitenrand zijn  voorzien  van  een  afzonderlijk  bouwvlak,  het  bebouwingspercentage  bedraagt  hier  100%.  Het  middenterrein heeft vervolgens een eigen bouwvlak, waarbij het bebouwingspercentage 37% bedraagt. 

Dit  bouwvlak  mag  in  zijn  geheel  voor  maximaal  37%  met  gebouwen  en  overkappingen  worden  bebouwd.  Het  hanteren  van  dit  percentage  van  het  bouwvlak  betekent  dat  het  gehele  voormalige  MAG‐complex  voor  maximaal  22%  bebouwd  mag  worden.  De  overige  gronden  zijn  immers  gelegen  buiten  het  bouwvlak  dan  wel  hebben  de  bestemming  Bos  of  Groen  toegekend  gekregen  waarop  niet  gebouwd  mag  worden.  Het  percentage  3%  is  lager  dan  het  bebouwingspercentage  uit  het  vigerende  bestemmingsplan. 

De  aangegeven  goot‐  en  bouwhoogten  dienen  in  acht  te  worden  genomen.  Bouwwerken,  geen  gebouwen  en  overkappingen  zijnde,  zijn  zowel  binnen  als  buiten  het  bouwvlak  toegestaan  tot  een  hoogte van 3 m. Buitenopslag op de onbebouwde gronden is uitsluitend toegestaan tot een hoogte van  8 m. gelet op de afschermende bosrand is deze hoogte acceptabel. 

 

Voor  de  gebouwen  in  de  buitenrand  (met  de  aanduiding  'cultuurhistorische  waarden')  geldt  dat  de  gebouwen niet gesloopt mogen worden zonder sloopvergunning. De sloopvergunning wordt uitsluitend  verleend  indien  er  sprake  is  van  een  vervangend  bouwplan  dat  voldoet  aan  de  regels  van  het  bestemmingsplan en dat in overeenstemming is met het beeldkwaliteitplan. 

 

Als  specifieke  gebruiksregel  is  bepaald  dat  de  gronden  uitsluitend  ten  behoeve  van  de  bedrijven  in  gebruik  mogen  worden  genomen  indien  op  de  gronden  met  de  bestemming  Bos  met  de  aanduiding  'geluidwal'  een  geluidwerende  voorziening  in  de  vorm  van  een  geluidswal  of  geluidsscherm  is  gerealiseerd. 

 

Artikel 4 Bos 

Deze  bestemming  is  opgenomen  voor  de  groene  buitenrand  van  het  terrein  en  een  deel  van  het  binnenterrein.  Water  is  binnen  deze  bestemming  ook  toegestaan.  Op  deze  gronden  mogen  geen  gebouwen  worden  opgericht.  Middels  een  specifieke  aanduiding  is  de  te  realiseren  geluidwerende  voorziening in de vorm van een geluidswal of geluidsscherm) mogelijk gemaakt. 

Voor  het  kappen/rooien  van  bomen  binnen  de  gronden  met  deze  bestemming  is  een  omgevingsvergunning  nodig.  Een  omgevingsvergunning  wordt  verleend  indien  de  indien  daardoor  de  instandhouding van het bos niet in het geding komt en/of het beboste aanzicht vanaf de openbare weg  onevenredig wordt aangetast.   

 

   

Artikel 5 Groen 

Om  de  archeologische  verwachtingswaarden  van  het  gebied  te  beschermen  is  een  archeologische  dubbelbestemming  opgenomen.  Bepaald  is  dat  archeologisch  onderzoek  nodig  is  als  de  (de  ingreep)  groter is dan 2.500 m² en de bodemverstoring dieper reikt dan 40 cm onder maaiveld. Dit geldt zowel  voor bouwwerken als voor werken en werkzaamheden. 

 

Artikel 8 Waterstaat ‐ Waterkering 

Ter  plaatse  van  de  aanwezige  waterkering/beschermingszone  is  de  dubbelbestemming  Waterstaat ‐ Waterkering opgenomen. Binnen de dubbelbestemming mogen geen nieuwe bouwwerken  worden  gebouwd.  Wel  mogen  bestaande  bouwwerken  worden  vervangen.  Het  bevoegd  gezag  kan  afwijken  van  het  bovenstaande.  Hierbij  moet  worden  aangetoond  dat  het  waterstaatsbelang  door  de  bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.   

5.2.3    Algemene regels  Artikel 9 Antidubbeltelregel 

De  op  de  plankaart  aangegeven  bouwgrenzen,  niet  zijnde  bestemmingsgrenzen,  mogen  worden  overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en 

In  dit  artikel  is  bepaald  dat  voorzien  moet  worden  in  voldoende  parkeergelegenheid  op  het  bouwperceel. Een en ander conform het gemeentelijk beleid op dit punt. I 

5.2.4    Overgangs‐ en slotregels  Artikel 14 Overgangsrecht 

Gebruik 

De  eerste  drie  leden  van  dit  artikel  betreffen  de  (reducerende)  overgangsregels  met  betrekking  tot  gebruik  van  onbebouwde  gronden  en  bouwwerken  voor  zover  dat  gebruik  afwijkt  van  het  bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Hiervan is uitgezonderd strijdig gebruik  dat al in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan en waartegen wordt of alsnog kan  worden opgetreden. Dit sluit aan bij de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de  Raad van State waaruit blijkt dat, indien de gemeente strijdig gebruik gewraakt heeft, er geen beroep op  het overgangsrecht mogelijk is. 

 

Artikel 15 Slotregel 

Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan. 

   

In document MAG Complex 2015 BERGEN (pagina 39-44)