• No results found

Jenny t.a.p blz 7 noot 2 4) Kohier t.a.p blz 2.

In document Deelbouw in Nederlandsch-Indie (pagina 30-46)

De klasse 6 komt in het fascistische Italië voor, vooral in Tos­ cane en de Emiliestreek, 80) de klasse 5 in Frankrijk en in de Vereenig­

3) Jenny t.a.p blz 7 noot 2 4) Kohier t.a.p blz 2.

§ 4. OVE:J_tZICHT VAN HET VOORKOMEN VAN DEELBOUW OVER DE GEHEELE WERELD

Het ligt buiten het bestek van deze publicatie om uitvoerige ge­ schiedkundig-geografische beschouwingen te geven over den deel­ bouw in alle landen en alle tijden. De bedoeling van achterstaand overzicht is slechts te laten zien, hoe oud de deelbouw is en van hoe groote beteekenis hij nog steeds is in vele en ver uit. elkaar gelegen landen. Men vindt hierover oudere gegevens bij Jenny blz. 29 t.m. 35, welke gegevens op zijn beurt aansluiten op die bij Rerolle 1) en Pappafava 2). De beide laatste auteurs ontleenden weer veel aan een uitvoerig overzicht van Bertagnolli, C., La colonia parziaria, Rome 1877, dat voor ons niet toegankelijk was.

Het werk van Jenny verscheen in 1913; sinds dien is even wel door

· den wereldoorlog op agrarisch gebied in Europa geweldig veel ver­ anderd.3) Wij hebben dus getracht de nieuwste gegevens op dit ge­ bied te verzamelen.

Gaat men met zevenmijlslaarzen door de wereldgeschiedenis, dan ontmoet men, voor zoover bekend is, als oudste yormen, de reeds genoemde gevallen van deelbouw in het oude Babylon.

In het oude Indië gaven de Ariërs de landerijen, waarvan ze ver­ dreven waren, aan de onderworpen stammen terug; deze moesten dan

!

van den oogst aan de veroveraars afleveren.

23

Ook wordt wel zijderupsenteelt in deelwinning uitgeoefend. Bo­

vendien moet de daglooner steeds beschikbaar zijn om op het land­

goed tegen loon in geld of in natura te werken. 10) Volgens Pross heeft dit veel overeenkomst met wat Jenny arbeidsdeelbouw noemt. Dit is m.i. niet juist.

Jenny zelf 11) beschouwt het dan ook als een zuivere loonovereen-.

komst met een gemengde belooning in geld en natura, deels met ge­ �ixeerde bedragen, deels met bepaalde percentages van de bruto­ opbrengsten. Door het stukje grond, waarvan een deel van de op­ brengst moet worden afgestaan, komt er pas een element van deel­ bouw bij.

Veel belangrijker zijn de mezzadria-overeenkomsten, welke als zui­

vere deelbouw-overeenkomsten beschouwd kunnen worden, welke vooral in Noord- en Midden-Italië voorkomen .

. . Geheel complete kleine bedrijven worden in deelbouw bewerkt.

De gewassen zijn vooral wijnstokken, olijven, sinaasappelen en der­

gelijke riskante aanplantingen, welke veel verzorging vereischen. 12)

Vóór den oorlog was de verdeeling in het algemeen, behalve in Toscane bij olijven en moerbeiboomen,

½fl.

In 1919 werden de colo­

naatsovereenkomsten gewijzigd, vooral wat de verdeeling der uit­ gaven betreft, waarvan een grooter deel ten laste van de land­ eigenaren kwam, zooals de uitgaven van middelen ter bestrijding van plantenziekten en aanschaffing van meststoffen. 13)

Na 1921 werd de verdeeling voor de eigenaren in de meeste stre­ ken weer gunstiger. In de provincie Bologna kregen de eigenaren in 1923 63,3 % der uitgaven tot hun last, welk percentage daalde tot 60, 6 % in 1926. Daarentegen liep het aandeel der eigenaren reeds in 1921 van 50 tot 42 % terug, om na ver�chillende schommelingen inl 926 weer tot 47,2% te stijgen. In 1929 werd voor het eerst een collectief

contract gesloten: tus�chen . e_en . vëreeniging van landeigenaren de ,,Confederazione Nazionale Fascista degli Agricoltori" en de veree­ niging van landarbeiders de Conferederazione N azionale Sindacati Fascisti dell' Agricoltura", hetwelk door het Italiaansche Corporatie­ ministerie bindend is verklaard.

Dit is vooral van belang omdat Toscane het gebied is, waar de deelbouw reeds eeuwen in _zwang is en de overeenkomsten er het meest typisch zijn. Het contract regelt de verhouding van de land­

eigenaren en de deel bouwers tot in ,bijzonderheden.

Voor de afzonderHike provincies komen er nog speciale overeen­ komsten bij. 14)

30

meest zuiveren vorm van deelbouw, ,,kolonaat" genaamd, heeft men tegenwoordig in Dalmatië, vooral bij wijnbergen, akkerland, ooft en olijven.

De kolonaatsheer is eigenaar van den grond en de voorwaarden worden door gewoonterecht bepaald, zoodat ze zeer uiteenloopen. 76) In het tweede gebied waar allerlei hoorigheidsverhoudingen be­ staan, heeft men wellicht ook deelbouw. In Bosnië en Herzegowina was het "K meten-systeem" in zwang. De Kroeten bewerkten vreem­ de gronden en moesten 1/ 3 van den oogst, de "barak" of "hak", aan den landheer afstaan. Het geheele bebouwde oppervlak was in han­ den van de Mohammedaansche Begs en Agas. Dit was een hoorig­ heidsverhouding nog uit den Turkschen tijd dateerend.77)

In 1919 kregen de vroegere Kmets de bewerkte gronden in bezit. 78) In Macedonië en Oud-Servië heeft men het "Tschiftschijas" -sy­ steem, hetwelk nog drukkender was dan het Kmetensysteem in Bosnië79) en waaruit zou blijken, dat men hier met een half-feodale

of een hoorigheidsverhouding op groote landgoederen te doen heeft.

Voor Tschechoslowaki:je vonden wij geen deelbouw vermeld, even­ min als voor het tegenwoordige Oostenrijk.

In Hongarije waren volgens de volkstelling van 1920 van de 556.308 eigenaren en pachters enz. 18.802 deelbouwers of 3,4%. ·Dit was dus vóór de agrarische hervormingen.80)

Van de Noord-Afrikaansche landen komt deelbouw vooral voor in Tunis (de deelbouwers worden "Khames" genoemd, ook in Ma­ rokko, maar minder in Algiers.81) In Algiers is deelbouw van zeer ouden datum en kwam reeds in den Romeinschen tijd voor. 'l'egen­ woordig heeft men: le. een deelbouw van Europeesche landbouw­ bedrijven. In 1912 behoorde

±

8% van de landbouwende Euro­ peesche bevolking tot de deel bouwers; 2e. Europeesche bedrijven met Inlandsche deel bouwers; 3e. de zg. khamrnes onder de Arabie­ ren in de vlakte, in 1912

±

1/3 van de landbouwende bevolking. Ze krijgen maar een klein deel (1/ 5) van den oogst en zijn vrijwel gelijk aan pandelingen; 4e. de akhamas onder Kabylen in het bergland; 5e. deelbouw in de oasen van de Sahara. Arabieren zijn de grond­ eigenaren, de Harratinen zijn de deelbouwers. Er komen nog andere op deelbouw gelijkende contracten voor.82)

In Tripolitanië en Cyrenaique kent men deelbouw van Inheem­ schen op Italiaansche kolonistenbedrijven.83)

31

in de provincie Gezira ten behoeve van een groot syndicaat, dat katoen laat planten door Inlanders.

Van de geldopbrengst is 40% voor de deelbouwers, 35% voor het Gouvernement ten behoeve van het land en irrigatie en 25% voor het Syndicaat voor zaadmateriaal, technisch toezicht, adviezen en het verhandelen van den oogst.84)

In Gambia wordt de aardnotenopbrengst door inboorlingen van naburige koloniën geoogst, de zg. ,,strange farmers". Het is niet duidelijk of men hierbij met echten deelbouw, of met deelwinning te doen heeft, waarschijnlijk met den eersten vorm van landbouw­ exploitatie.86)

In de Unie van Zuid-Afrika is deelbouw in twee vormen gebruike­ lijk. In de eerste plaats kent men er de zg. ,,bijwoners", wier con­ tracten in de praktijk gedeeltelijk arbeidscontracten zijn. Bijwoners zijn veelal arme blanken, die geen goede landbouwers zijn, aan wie door den boer wordt toegestaan een stuk grond te occupeeren, op voorwaarde, dat zij het land zullen bebouwen. De voorwaarden varieeren zeer.86)

Vóór het jaar 1913 was het gewoonlijk tegen het genot van een deel van den oogst.87) De "bijwoners" waren reeds in 1911 gering in aantal.88)

Behalve de "bijwoners", wier aantal in 1911 gering was en die volgens een rapport van de Economie and Wage Commissioners van 1925 waarschijnlijk eventueel loonarbeiders of geldpachters zullen worden, heeft men in Zuid-Afrika de zg. ,,squatters", die het meerendeel van de Inlanders op de Europeesche boerenplaatsen uitmaken. 89)

Ze kregen land in gebruik van de Europeesche eigenaren tegen pacht, in diensten, geld of natura. De meerderheid kreeg het land tegen den halven oogst, wat de Europeesche eigenaren voordeeli­ ger vonden, dan het land zelf te bewerlren.90)

Bij de "Nativesland Act" van 1913 werd het betalen van een oogstdeel in de geheele Unie uitgesloten. De "squatters" mochten op de plaatsen blijven tegen 180 dagen diensten, welke bepalingen in 1926 nog ongunstiger werden voor de squatters.91)

In 1925 werden 6.449 van de 90.658 boerenplaatsen "in aandeel­ systeem" bewerkt of 7,1 %, tegen 6. 782 van de 76.149 of 9,2% in 1910.92)

In Kenya kende men vóór 1913 ook "squatters" op Europeesche landerijen of "Crown land", die het land bebouwen tegen een aan-

32

deel in den oogst of geldpacht. Deze methode, ,,Kafir farming" ge­ noemd, werd door de Native Labor Commission in 1913 veroordeeld, waarop na 1918 deze "squatters" slechts tegen arbeidsplicht van 180 dagen 93) mochten blijven.

Wij zagen reeds, dat in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika deelbouw veel voorkomt.94) Voor de geheele Vereenigde Staten geeft onderstaande tabel een overzicht van het voorkomen van deze wijze van exploitatie:

Jaar 1880 1890 1900 1910 1920 1880 1890 1900 1910 1920 Aantal bedrijven in deelbouw *) 702.244 840.254 1.273.299 1.399.923 1.678.812 Landbouwgrond (Improved land) acres l niet J beschikbaar 89.737.744 112.879.950 1 % van alle bedrijven 17.5 18.4 22.2 22.0 26.0 Totaal oppervlak \ o/ - All land in far�

acres

l

niet bosehikb..,. 123.053.178

160. 722.551 14.0 16.7

Hierbij valt op te merken, dat de zg. ,,croppers" pas in 1920 af­ zonderlijk in de Census-statistieken zijn opgenomen, maar alleen in de Zuidelijke Staten.

In het Zuiden komt deelbouw het meest voor, wat blijkt uit de volgende cijfers voor 1920: Meer dan de helft der deelbouwers (nl. share tenants, croppers en share cash tenants) werd aangetroffen in de acht volgende Zuidelijke Staten: Texas, Georgië, Mississippi, Noord-Carolina, Arkansas, Alabama, Zuid-Carolina en Tennessee.94)

De zestien Zuidelijke Staten zijn behalve de acht reeds genoemde nog: Oklahoma, Delaware, Kentucky, Maryland, Virginië, Florida en W est-Virginië.

*) 1880 t/m 1900 "share and share cash", 1910, 1920 alleen "share", waarbij in 1920 "croppers" zijn inbegrepen. In 1920 waren er 127 .822 "share cash bedrijven en in 1910 128.466. Zie Agriculture Far'm Tenure, Vol. V, Fourteenth Census Reports, blz. 121 en 124.

37

van het land te voorzien van de middelen om hun taak te volvoeren; dit is hun sociale rechtvaardiging. Zij geven aan den arbeid zijn ,,productiemiddelen". Maar zij houden op dit te doen in streken, waar de landbouw in een stadium van ingewikkelde kapitaalsuit­ ga ven is gekomen. Dan zijn deze overgeleverde vormen niet langer vol­ doende; ze zijn te individualistisch, te gevoelig voor stoornissen en bovendien op te kleine schaal om altijd geschikt te zijn. Maar waar ze bestaan, - en voldoende materiaal is aangebracht om aan te too­ nen, dat ze bekend zijn over een groot deel van het aardoppervlak en onder de meest varieerende omstandigheden, - zijn ze verre van toevallig of op goed geluk geprobeerd, noch louter overblijfselen uit vroegere tijden, maar werkelijk aangepast aan de bestaande om­ standigheden op landbouwgebied van deze landen en aan de bepaal­ de perioden; ze zijn een veel voorkomend stadium van ontwikkeling van den landbouw.126)

Litteratuur

1) Lucien Rerolle, Du colonage partiaire et specialement du métayage,

In document Deelbouw in Nederlandsch-Indie (pagina 30-46)