• No results found

Naar de vorm is haikoe een Japans gedichtje van 5, 7, en weer 5 lettergrepen, hoewel van deze cijfers soms wordt afgeweken. Naar de inhoud ligt de inspiratie in de natuur, waarbij het allereenvoudigste voldoende is. Het kan om een simpele vaststelling gaan, bijvoorbeeld één dauwdruppel aan één blad van één struik. Het kan ook verrassing, verwondering, genoegen of wat ook uitdrukken. Daarbij is echte haikoe nooit op zoek naar originele of diepzinnige uitspraken. Ook de gebruikte woorden moeten liefst zo eenvoudig mogelijk zijn. De verrassing van dit soort gedicht ligt dan ook vaak in zijn eenvoud.

Behoorde in vroegere eeuwen haikoe in Japan tot volkskunst of volksvermaak, dan werd er in de tweede helft van de 17e eeuw een hoog literair gehalte aan gegeven door Matsoeo Basjo. In Japan werden en worden miljoenen haikoes geschreven. In de tweede helft van de twintigste eeuw is het Westen er zich mee gaan bezighouden, nadat in verscheidene talen vertalingen uit het Japans waren verschenen. In het Nederlandse taalgebied verschenen al enkele honderden bundels haikoe-poëzie, waarvan de meeste weliswaar een stil bestaan geleid hebben.

Een variant van haikoe is senrioe, waarin de natuur minder en de mens meer aandacht krijgt. Tot de animators in ons taalgebied behoren vooral de Vlaamse dichter Bart Mesotten en de Nederlandse schrijfster Van Tooren. In 1976 werd er zelfs een Haikoe-centrum Vlaanderen opgericht met vanaf 1980 een eigen tijdschrift Vuursteen. Haikoe is niet enkel een aanwinst voor de letteren, maar is ook een voorwerp van discussie geworden, met name welke haikoes echte of onechte zijn en welke onderwerpen taboe zijn. Zo wordt nadrukkelijk betoogd dat persoonlijke gevoelens van de auteur niet aan bod mogen komen, want strijdig met de streng opgelegde objectiviteit van haikoe. Dit soort discussies wordt in het Westen gehouden, maar ook in het moederland Japan. De Japanse haikoedichter Mizuhara stichtte uit onvrede een nieuwe haikoebeweging, die

88

nogal wat leden ging tellen en die wel pleit voor de uitdrukking van gevoelens in haikoe. Anderen in het Westen betoogden dat haikoe geen aforisme, redenering of algemene waarheid mag behelzen. In dat geval moeten vrij veel van de in ons taalgebied gepubliceerde haikoes verworpen worden.

Merkwaardig is dat de grootste ijveraar voor haikoe in Vlaanderen, Bart Mesotten, honderden mooie haikoes schreef, waarvan de meeste niet beantwoorden aan het oorspronkelijke genre van de simpele natuur-impressie. Ik moge er enkele citeren. Een waarheid zou ik kunnen noemen:

Een ronde tafel

heeft geen ereplaats, maar ook geen scherpe hoeken.

Een waarheid lijkt mij ook: Hoe groter liefde,

hoe kleiner de dingen die je elkaar vertelt.

Een wijsheid die wij wellicht graag tot de onze zouden maken: Ik ga naar bed: mijn

kleren en mijn problemen hang ik op een stoel.

En zeker in strijd met de oorspronkelijke opvatting van haikoe, omdat er gevoel mee gemoeid is, maar een ontroerende tekst:

Morgen verjaar ik. Vandaag verjaren angst en pijn van mijn moeder.

Vooreerst stellen wij vast dat haikoe zich door de seizoenen laat meeslepen, omdat die seizoenen zich in de natuur openbaren. Zo de sneeuw:

Laat het maar sneeuwen: kinderen kunnen spelen en dichters dromen.

Zo de bloesems (en dit is er weer een volgens de originele opvatting): In de zachte glans

van de ondergaande zon de kersenbloesems.

Zo een zomers moment (en de natuur is hier niet bij betrokken): Zondagnamiddag.

Heel ver: kermisgeluiden. De eenden slapen.

Als het waar is dat de wisselende seizoenen de dichters in het algemeen blijven inspireren, dan zal dat zeker het geval zijn voor de haikoeschrijvers. Onze aandacht voor de natuur is verflauwd. De vonk die van het haikoevers naar de lezer moet overslaan, kan de functie van een remedie hebben.

Om het even welke dichter staat op elk moment ontvankelijk voor wat de inspiratie hem levert. Meer dan één poëet heeft een blaadje papier en een schrijfstokje op zak om mogelijke invallen te noteren. Voor de haikoedichter geldt dat openstaan voor invallen nog meer, omdat haikoe nauwelijks meer is dan het verwoorden van een inval, bijvoorbeeld het geven van een naam aan de herfst:

November: een boom trekt zijn bonte jurk uit, en gaat winterslapen.

Men weet dat in poëzie, meer dan in proza, de woordkeuze een delicate

aangelegenheid is. In haikoe is dat, gezien het geringe aantal woorden, nog meer het geval. Meer dan de inhoud laat de woordkeuze toe een haikoe te prijzen of te verwerpen. Het gaat om een dubbele aandacht; aandacht voor het best passende woord en, daaraan voorafgaand, aandacht voor het waargenomen verschijnsel. Het resultaat moet steeds eenvoudig zijn:

Hoe ondankbaar vlot verhuist de rijpe perzik van tak naar plukhand.

90

Of, nog eenvoudiger: Boven de vijver

fladdert een zwaluw en nipt even aan 't water.

In deze opperste eenvoud kan soms een harde werkelijkheid vertolkt worden. Hoe het lieflijke platteland onverbiddelijk door de stadsbouw veroverd wordt, is zo'n werkelijkheid. Geen kreten daarover, geen uitroepingsteken, enkel een uiterst simpele waarneming:

Op een vrij perceel tussen twee hoge huizen grazende koeien.

En een vrouw die haar man verloren heeft, kan in leegte vallen die zij op eigen kracht zal moeten vullen, en leven met een dode kan vele vormen aannemen. Weer zo'n momentopname:

Wat ga je nu doen? Al zijn brieven herlezen, zei de weduwe.

Meer dan één twistgesprek is mogelijk over de vraag of, binnen ons taalgebied, haikoe een aanwinst is voor de letteren. Ik geloof het wel, omdat er naast de bestaande genres een nieuw bijkwam, maar ook omdat haikoe door zijn vorm, zijn beknoptheid en ook door zijn inhoudsvoorkeur een andere poëtische sfeer schept. Kees Fens noemde het genre de kolibrietjes van de poëzie, dus poëzie. Nochtans hoort haikoe volgens sommigen niet thuis in onze letterkunde, omdat enerzijds wij niet het leefklimaat van de Japanners kennen en anderzijds de Nederlandse taal zich niet tot het genre zou lenen. Deze bezwaren kunnen niet zonder meer weggewimpeld worden. Dat bijvoorbeeld de Japanners met beeldende letters schrijven, is een essentieel verschil dat wij niet kunnen compenseren. Omdat onze taal in dat opzicht armer is dan het Japans, lijkt het mij mogelijk dat men bij ons wat meer ideeëngoed in de haikoe wil stoppen.

Uit het Japans vertaald is deze tekst, die de gekende soberheid van inhoud vertoont:

Gras van de zomer!

Van dappere krijgsmansdromen bleef dit slechts over.

Er steekt, dunkt mij, iets meer idee in de volgende Vlaamse regels: Geen ruiker mooier

dan een dozijn bloemetjes uit je eigen tuin.

Hier blijkt ook dat haikoe nog minder dan andere dichtkunst aan de tijd gebonden is. De volgende regels werden in het Japans in de 18e eeuw geschreven. Zij konden net zo goed vijf eeuwen vroeger of vandaag geschreven zijn:

Bladeren vallen neer op afgevallen bladeren; regen striemt regen.

Uit deze wat oppervlakkige benadering van het genre, met telkens de nadruk op de eenvoud van de tekst, zou men kunnen afleiden dat haikoe zich met een vluchtige pennentrek laar neerschrijven. Dat is zo, als men om het even welke tekst van 5, 7, 5 lettergrepen zou bedoelen. Met hetzelfde gemak levert iemand 20 of 30 rijmende regels af, die niet noodzakelijk iets met poëzie gemeen hebben. Toch is er arbeid en discipline mee gemoeid. De Japanse meester Basjo zei aan zijn leerlingen dat ze hun haikoe duizendmaal op de lippen moesten nemen eer het werk af was.

In zijn uitvoerige beschouwingen over haikoe herinnert Bart Mesotten eraan dat haikoe woordkunst is. Is men een haikoe aan het maken, dan zal men hem herhaalde malen luidop voor zichzelf lezen, kritisch luisterend of alle woorden, letters, klanken goed zitten, of er niets meer verbeterd kan worden. Er dient gezocht te worden naar doeltreffendheid, juistheid, preciesheid. De woorden moeten geproefd en beproefd worden. Haikoe ontstaat uit een ervaring die zo getrouw mogelijk de lezer moet bereiken en beroeren. Basjo beweert zelfs dat een haikoe een aparte waarde kan krijgen door het feit dat hij niet heel duidelijk is, omdat de lezer dan bij-scheppend en interpreterend moet lezen. Maar het schijnbare niets blijft, zeker in de Japanse

92

haikoe, domineren, zoals in deze: Een dode kraai ligt

op de sneeuw, met de ogen wijd opengesperd.

Is haikoe in Vlaanderen of in het Nederlandse taalgebied de aandacht waard? Werden onze letteren er werkelijk mee verrijkt? Eens te meer moet eraan herinnerd worden dat Japan vijf eeuwen haikoe achter de rug heeft en wij een halve eeuw. Van een evolutie van het genre kan bij ons niet meteen sprake zijn. Op het eerste gezicht lijkt haikoe in ons taalgebied een apostolaat van een paar eenzamen geweest te zijn, met als voortrekkers, zoals gezegd, in Nederland mevrouw Van Tooren en in Vlaanderen Bart Mesotten. In de voorbije jaren zijn dan talrijke haikoeverenigingen en -kringen opgericht, die in het literaire veld niet veel lawaai maken, maar soms ongelooflijk vitaal en ook productief zijn. Het reeds genoemde Haikoe-centrum Vlaanderen, dat thans geleid wordt door prof. Willy van de Walle, was een ijverig genootschap en het haikoetijdschrift ‘Vuursteen’ had zijn aanhangers en medewerkers, nogmaals zonder veel erkenning in de literaire wereld.

Het voerde, zoals gezegd, tot telkens hernomen bespiegelingen en discussies over de onderwerpen van waarachtige haikoe. Over het algemeen werd aanvaard dat haikoe geen diepzinnigheden hoefde mee te delen, ook geen echte lyrische

ontboezemingen. Eigen gevoelens en gedachten van de haikoedichter zijn niet taboe, maar komen hoofdzakelijk slechts tot uiting door wat in de natuur ervaren wordt. Soms kan het een haast kinderlijke verwondering over een fenomeen in de natuur zijn, alsof men dat fenomeen voor het eerst in zijn leven waarneemt. Het kan over bijna niets gaan:

De zon oplichtend in de gele viooltjes van het stadsplantsoen.

Of over minder dan niets: Dat éne hoekje

waar des winters in de tuin de rijp niet verdwijnt.

Een andere vaststelling is dat in haikoe de humor vaak niet veraf is. En dat, terwijl de Vlamingen doorgaans geen humoristen van eerste rang zijn. Humor zit in het volgende:

't Begint te gieten. De jonge eenden vluchten het vijvertje in.

En humor - en bovendien veel waarheid - zit in deze: Iedere avond

laten mijn hondje en ik elkaar even uit.

Ik zit nu te graaien in de verzamelde Vlaamse haikoedichters. De meesten van hen behoren niet tot de algemeen bekende letterkundigen. Walter Vereertbrugghen, Max Verhart, Gertrude Meyling, Riet De Bakker, Arnold Vermeer en nog anderen zijn namen die ik in geen enkele literaire bloemlezing ontmoet.

De intrede van haikoe in de Vlaamse letteren was ook geen denderende gebeurtenis. De eerste haikoebundel verscheen in 1972 bij Colibrant: ‘Dag, haikoe’ van Mesotten. Achteraf verklaarde de auteur zelf dat het voor driekwart geen echte haikoe betrof, maar meestal aforismen of spreuken of senrioes. Haikoe of niet, ik vind het een pittige, boeiende en soms ontroerende verzameling waaruit ik niet kan nalaten te citeren:

‘Ik ben maar water’

klaagde de dauwdrop. Toen zei de zon: ‘Je schittert!’

En dan, louter observatie: De kleine vogel

dwarrelt dronken door de lucht: zo hevig waait het.

94

‘Wolk’ zeggen dichter en meteoroloog. Maar het zijn twee talen.

Ten slotte een vergelijking, even doodgewoon als origineel: Een slecht geheugen

is als hengelen in een visloze vijver.

Het bundeltje kende in vier jaren vier herdrukken, wat, dunkt mij, toch wijst op een ontvankelijkheid van Vlaamse lezers voor dit genre. Opvallend is het hoe in de jaren na het verschijnen van dit boekje er steeds meer Nederlandstalige haikoebundels verschijnen, o.a. van Gust Gils, Willem van Herckenrode, Herwig Verleyen, Luk Versteylen. Mesotten zelf liet in 1976 zijn tweede bundel ‘Dag pauwoog’ verschijnen. Weer waren zijn teksten geen echte haikoes zoals in de oorspronkelijke Japanse visie bedoeld. Te vaak steekt er een pittige gedachte in, die mij niettemin erg aantrekt. Ik grabbel nog even: Eentje dat ons in de rechtspraak binnenvoert, maar ook algemeen maatschappelijk geldt:

Wie geen schuldige kan vinden, is tevreden met een verdachte.

Een ander maatschappelijk verschijnsel, ons allen bekend, behalve aan wie tussen stadsmuren woont:

Zaterdagochtend.

De buurt viert lawaai-sabbat met maaimachines.

En allen kennen wij de weg naar de gevreesde werkplaats van de tandarts, waar men echter verlicht weer vandaan komt:

Mijn kiespijn, mijn angst, mijn geld: alles laat ik bij mijn tandarts achter.

Om te besluiten, nogmaals over de vertederende kracht van het moederschap: Alleen mijn moeder

heeft naar mij verlangd, lang voor ik geboren werd.

Inmiddels zij duidelijk dat de haikoebeoefenaars in Vlaanderen het begrip haikoe verruimd hebben. Een pittige wijsheid betekent vaak een schitterende vondst, maar is een eind verwijderd van het oorspronkelijke Japanse begrip, waarbij enkel verwondering over iets zeer eenvoudigs wordt uitgedrukt. Zoals in een van de beroemdste haikoes van de befaamde Moritake:

Gevallen bloesem

die terugkeert naar de tak? Ach, 't is een vlinder.

In Vlaanderen springt men verder. Men grijpt bijvoorbeeld naar haikoe als een gelegenheidsvers. De haikoedichter Karel Hellemans kondigt de geboorte van zijn derde zoon aldus aan:

Chrysanten bloeien

en dauwdroppels schitteren. Nieuw leven ademt.

De natuur is erbij betrokken, maar het gaat om een heel ander bericht: er is een kind geboren.

Het kan net zo goed over dood als over geboorte gaan. Bij het overlijden van Bernard Kemp schrijft Mesotten:

In de chrysanten

trilt middaglicht - een verbond voor dood en leven.

Soms wordt een tekst van een andere auteur in haikoevorm gegoten. Uit een van de oden van Horatius (mitte sectari, rosa quo locorum sera moretur) distilleert Marcel Smets dit over de rosa sera, de late roos:

96

Wil in je ijver

niet zoeken waar ergens nog laat een roos verwijlt.

Er werden haikoes gewijd aan bepaalde categorieën van mensen, aan bepaalde beroepen, talrijke bijvoorbeeld aan de medicus, het medicijn, de zieke. Ik kies er eentje dat niet van ironie gespeend is:

De herstellende

ziet er veel te gezond uit. Er hapert dus wat.

Nogmaals moet ik herinneren aan het nooit weg te werken verschil tussen Japanse en westerse haikoe, onder meer omdat het belangrijkste element in de Japanse haikoe de gebruikte lettertekens zijn, liefst in min of meer sierschrift geschreven en

gewichtiger dan de betekenis en de muzikaliteit. De talloze vertalingen van Japanse haikoes kunnen wij dan ook niet smaken zoals de Japanner dat vooraf wel gekund heeft.

Nog één uit het Japans vertaalde haikoe, die naar mijn gevoel alle verschillen tussen Oost en West met elkaar verzoent. Hij is van een van de grote meesters, Sjoeson Kato:

Ik zit te treuren

en daar wandelt een fazant met goud op zijn rug.

Ten slotte even terug naar Vlaanderen, waar de jongste 30 jaar aardig wat ge-haikoed wordt. Ik noemde al enkele namen. Er verschenen ook enkele haikoebloemlezingen en het tijdschrift ‘Vuursteen’ moest de hele beweging benadrukken. Een van de merkwaardigste aspecten lijkt mij dat haikoe verschillende vriendenkringen of haikoekernen heeft doen ontstaan, in Oost- en West-Vlaanderen, te Antwerpen, in Brabant en onder meer in de Kempen. Een lid van de Kempense haikoekring gaf mij zijn eerste bundel haikoes ten geschenke. De auteur is licentiaat in economische wetenschappen en in een multinationale onderneming hoofd van de afdeling beleidseconomie. Mij is niet bekend dat hij ooit enige literaire belangstelling zou gekend hebben vóór hij toetrad tot de haikoebeweging. Ik wil maar zeggen dat ik hier op

een fenomeen stuit dat, geloof ik, met geen ander literair genre ooit voorgekomen is. Ik daal volstrekt niet af naar een lager peil, zo ik even iets uit deze homo economicus citeer: uit de afdeling ‘lente’ deze regels:

Langs de rivier ligt

een kant met sleutelbloemen waar niemand ooit komt.

En uit de afdeling ‘winter’ dit ondeugende stukje: Het is bijna kerst.

In het hoenderhok zie ik geen kalkoenen meer.

Het was niet mijn bedoeling het haikoegenre op te hemelen of het een voorkeurplaats in het poëtische landschap te geven. Maar ik twijfel er niet aan dat het in Vlaanderen - en ook daarbuiten - iets teweeggebracht heeft dat niet meer uit het literaire leven kan geweerd worden.

Ik zie niet in wat mij zou beletten deze beschouwingen met een haikoe te besluiten: De academie:

één lid met een lezing en twintig met geduld.

99