• No results found

6. Resultaten van de kwalitatieve interviews

6.5 Invloeden op het selectieproces: de dagelijkse journalistieke praktijk

In de eerdere paragrafen stonden inhoud-gerelateerde selectiecriteria die de samenstellers van de nieuwsbrieven hanteren centraal. De selectie die zij moeten maken voor een nieuwsbrief wordt echter ook bepaald door invloeden die meer praktisch van aard zijn en niet zozeer slaan op de intrinsieke eigenschappen van de artikelen. De onderstaande invloeden sluiten aan op bevinding uit de literatuur uit het theoretisch kader (Joye et al.; Harcup en O’Neill, “News Values Revisited”; Tandoc en Vos; Welbers et al.).

6.5.1 De Newscycle

Het tweede langere citaat van Van Sas in paragraaf 6.5 over de mix illustreert dat praktische invloeden, namelijk het aanbod aan stukken en het publicatieritme van de papieren, of digitale, krant bij Trouw meespelen bij het selectieproces: “Ik wil beginnende nieuwe

nieuwsverhalen die tussen ‘s ochtends en vier uur ‘s middags zijn geschreven, die morgen in de krant komen”. Als voorbeeld van hoe het dagelijkse publicatiemoment invloed heeft op het selectieproces, noemde ook Schonewille dat de inhoud van de NRC-nieuwsbrief 5 om 5 in principe wordt gebaseerd op wat er de volgende dag in de krant komt te staan.

Deze overweging, van welke stukken er reeds voorhanden zijn, noemde Leroi ook tijdens zijn interview. Bij de Volkskrant speelt dat naar zijn mening vooral bij de nieuwsbrief die rond lunchtijd wordt gestuurd. Die ziet hij als meer gericht op de actualiteit dan de ochtend- en avondnieuwsbrief, zegt hij. Die zijn respectievelijk meer gericht op het brengen van eigen nieuws en het terugblikken op de dag. “Als je kijkt naar de lunch, die is echt

voornamelijk gericht op wat nu in het nieuws is. Die nieuwsbrief heeft ook een ander karakter dan de andere [Volkskrant-nieuwsbrieven]. Wat speelt er nu en ook: wat kunnen wij daar nu al over brengen? Soms kan het zijn dat er in de ochtend dingen gebeuren die je eerst nog even wil uitzoeken. Die heb je dan nog niet, dus die neem je dan niet mee” (Leroi, de Volkskrant).

Verder gaf Van Dijk aan dat de selectie van de 5 om 5 ook wordt beïnvloed door de uitkomsten van de ochtendvergadering van NRC. Daarin wordt besproken welke verhalen de redactie “de komende 24, 48 uur” zal gaan maken. Op basis daarvan maken de samenstellers een voorlopige lijst, die aan verandering onderhevig is: “Er kunnen in de loop van de dag een hoop dingen gebeuren in de wereld, maar ook gewoon hier. Stukken die niet op tijd zijn, of niet goed genoeg zijn” (Van Dijk).

51 De ervaringen van de vier journalisten over hoe het productieritme van de krant en de beschikbaarheid van stukken invloed heeft op de inhoud van de nieuwsbrief, sluit aan bij de conclusie van Harcup en O’Neill dat de beschikbaarheid van tijd en middelen enerzijds en de werkomgeving anderzijds invloed hebben op de nieuwsselectie (“News Values Revisited” 1483).

6.5.2 Journalistieke overtuiging versus vraag en aanbod

De keuze van de NRC-redacteuren voor meer buitenlands nieuws in de nieuwsbrieven heeft volgens Schonewille deels te maken met het relatief grote aandeel buitenlandredacteuren in de redactie en deels met de journalistieke overtuiging dat het belangrijk is om over het buitenland te berichten.Wanneer het gesprek komt op het onderzoeksresultaat dat NRC als enige van de drie kranten meer buitenland- dan binnenlandonderwerpen in de bestudeerde nieuwsbrieven had staan, antwoordde zij:

Dat verbaast me niet. Nee, wij hebben een hele forse buitenlandredactie en een forse club correspondenten. Dat is een keuze die nog boven online of krant valt, dat we het buitenland belangrijk vinden. Sterker nog, dat we weten dat een deel van onze lezers voor ons kiest vanwege die keuze. Vanwege die nadruk op buitenland. Ja, buitenland is een belangrijke poot van onze redactie.

(Schonewille, NRC)

Haar collega Van Dijk gaf een vergelijkbaar antwoord: “Dat zit überhaupt in ons DNA. Als je historisch kijkt, naar de papieren kranten van de afgelopen vijftig jaar, zie je dat wij dan ook meer buitenlands nieuws hebben dan vele andere Nederlandse kranten. Een 5 om 5 waar geen enkel buitenland bericht staat, dat gebeurt zelden en proberen we ook wel te voorkomen.” Deze citaten staan in contrast met de vuistregel van Sabel van de Volkskrant dat nieuws dat dichterbij de Nederlandse lezer staat meer nieuwswaarde heeft, tenzij een gebeurtenis in het buitenland dermate ingrijpend is dat die voorrang krijgt, zoals bosbranden in Australië.

Schonewille refereerde er al naar in het citaat: ze weet dat er lezers zijn die kiezen voor NRC vanwege de extra aandacht voor buitenlands nieuws. Van Sas van Trouw maakte een vergelijkbare opmerking wanneer hem de vraag werd gesteld of verhalen over

Duurzaamheid en Natuur of Religie en Filosofie, waaraan Trouw volgens de eigen website bijzondere aandacht aan besteedt, ook speciale aandacht krijgen in de nieuwsbrieven:

“Speciale aandacht, dat niet per se. Maar wij schrijven als krant relatief wat meer over die onderwerpen. En daarom komen die onderwerpen ook in de nieuwsbrief terecht.

52 Het is niet dat de nieuwsbrief er niet uitgaat als er geen Duurzaamheid en Natuur of Religie en Filosofie verhaal in staat. [...] Mensen kiezen natuurlijk ook voor Trouw omdat wij over die onderwerpen schrijven. Veel abonnees zijn geabonneerd op de nieuwsbrief. Zo is 1 en 1 2 en is het vaak ook om commerciële redenen om kliks te genereren goed om die nieuwsbrieven daarin te zetten.”

(Van Sas)

Van Sas verwees in dit citaat naar een onderwerp dat al eerder in het interview ter sprake is gekomen en dat ook is benoemd in het theoretisch kader: de commerciële kant van de

nieuwsbrief als instrument om mensen te stimuleren om artikelen te lezen op de website. Alle geïnterviewden erkenden dat de leescijfers van onderwerpen, in meer of mindere mate

meespelen bij het maken van nieuwsbrieven. Alleen Leroi zei zich daarbij minder bezig te houden met de keuze van artikelen en meer met het maken van wervende koppen.

Schonewille en Van Dijk zeiden net als Van Sas te letten op onderwerpen die goed gelezen worden, maar vooral wanneer dat de eerdergenoemde mix ten goede komt. Als voorbeeld noemde Schonewille de over het algemeen goed gelezen stukken van de Economieredactie, die gaan over op geldzaken op persoonlijk niveau. Maar, voegde ze toe: “Tot op zekere hoogte houden we daar rekening mee. Niet in de zin van: we vinden het niks maar iedereen leest dit, dus het moet een prominente plek krijgen” (Schonewille).

Sabel denkt dat de populariteit van persoonlijke verhalen heeft bijgedragen aan het feit dat interviews op nieuwsberichten na het meest voorkomende genre waren in de

bestudeerde Volkskrant-nieuwsbrieven, zoals besproken in het vorige hoofdstuk. “Er worden een hoop interviews gepubliceerd, maar daar zit geen strategie achter. Ik kan me wel

voorstellen dat het persoonlijke verhaal, dat doet het over het algemeen heel goed, wel een rol heeft gespeeld met het samenstellen van die brief” (Sabel).

Desondanks vindt Sabel het te riskant om te veel te kijken naar wat “het goed doet”. “Ik vind het ook belangrijk om iets wat heel goed is, maar misschien niet automatisch in de interesse komt bij mensen, op een zo goed mogelijke manier onder je neus te duwen.” Dit idee, het extra onder de aandacht brengen van minder goed gelezen artikelen, heerst ook bij andere geïnterviewden. Schonewille maakte een vergelijkbare opmerking, maar dan met betrekking tot de artikelen die in de papieren krant een minder prominente plaats hebben gekregen. Ze noemt een onderzoeksverhaal over de uitgaven van een bestuurder van voetbalclub Feyenoord, dat vanwege de omvang en de beperkte ruimte voorin de krant,

53 achterin de krant is geplaatst, maar dat in de nieuwsbrief van die dag bovenaan kwam te staan (Schonewille, NRC).

Wanneer het gaat over het selecteren van stukken over onderwerpen die het minder goed doen, beriep Van Dijk zich op de plicht die zijn krant volgens hem heeft om nieuws te maken over onderwerpen die zij zelf belangrijk vinden om te delen met het publiek.

We zetten ook juist wel eens dingen in de nieuwsbrief die op dat moment nog niet zoveel gelezen zijn, juist omdat wij als NRC denken dat dit belangrijk is. [...] We kunnen ook best wel eens een stuk over de honger in Afrika op de voorpagina of in de nieuwsbrief zitten, terwijl we best weten dat er andere onderwerpen zijn die het veel beter doen, want mensen zijn, cynisch genoeg, een beetje klaar met al die ellende, maar dat zetten we erop omdat we het belangrijk vinden.

(Van Dijk, NRC)

Van Sas beriep zich op een vergelijkbare manier op zijn journalistieke plichtsbesef. Hij zei dat Trouw veel stukken schrijft over belastingontwijking door bedrijven, maar dat die stukken doorgaans niet goed gelezen worden. Toch selecteert hij ze voor de nieuwsbrieven, omdat hij zo wil laten zien dat Trouw de rol vervult van “waakhond van de democratie”, een rol die “heel veel mensen belangrijk vinden” (Van Sas).

Samenvattend, de populariteit van bepaalde onderwerpen en het leesgedrag van consumenten (het gegeven dat samenstellers rekening houden met de reden waarom lezers specifiek voor hun medium kiezen) blijkt ook in de context van journalistieke nieuwsbrieven een rol te spelen bij het selectieproces: “wat het goed doet” bepaalt gedeeltelijk de inhoud van de nieuwsbrieven. Alle geïnterviewden gaven daarbij wel aan dat zij consumentengedrag niet als leidend criterium zien en dat het delen van het belangrijkste nieuws prioriteit heeft boven het genereren van zo hoog mogelijke bezoekcijfers. Deze bevinding bevestigt wel degelijk de conclusie van Welbers et al. dat consumentengedrag invloed heeft op de selectie van nieuws door Nederlandse kranten en hoe dat vervolgens online wordt verspreid (1049). Ook sluit deze bevinding aan op de conclusie van Tandoc en Vos dat de online redacteur in toenemende mate ook de rol van marketeer vervult (962).

54