• No results found

De invloed van verschillende nationale actoren in de belemmering van verzoenende onderwijshervormingen: de rol van burgers, bestuurlijke instituties

2. Het naoorlogse onderwijs in Bosnië-Herzegovina

2.4 De invloed van verschillende nationale actoren in de belemmering van verzoenende onderwijshervormingen: de rol van burgers, bestuurlijke instituties

en politiek

2.4.1 De marginale rol van burgers

De stelling dat burgers niet per definitie een belemmering vormen voor de nodige onderwijshervormingen in het kader van interetnische verzoening is reeds geïntroduceerd aan het begin van hoofdstuk 2 en in paragraaf 2.2.3. Daarin is met het voorbeeld uit Popov Most en de inzichten van een vooraanstaande medewerker van de Delegatie van de Europese Unie aan Bosnië- Herzegovina beargumenteerd dat burgers een flexibel aanpassingsvermogen hebben en open staan voor geïntegreerd onderwijs, maar daarnaast dat zij ook door gebrek aan kritisch denken en onverwerkte oorlogstrauma’s nog vatbaar zijn voor nationalistische politieke invloed en dus beïnvloedbaar zijn door politici wanneer het neerkomt op onderwijs van hun kinderen. Dit wordt geïllustreerd met het voorbeeld van Konjević Polje waarbij politieke doelstellingen en invloed de drijvende factor achter de protesten waren. Dit zou omgekeerd betekenen dat ouders ook vatbaar

                                                                                                               

494 Ibidem. 495 Ibidem.

   

496 Ibidem. 497 Ibidem. 498 Ibidem

 

kunnen zijn voor democratische waarden wanneer deze via de politiek zouden worden uitgedragen. Met andere woorden, het is zeer waarschijnlijk dat burgers minstens net zo beïnvloedbaar zijn betreft etnisch neutraal onderwijs en dus open staan voor hervorming. Dit wordt des te meer ondersteund door het feit dat uit naoorlogse polls is gebleken dat een (grote) meerderheid van Bosnische ouders (tussen de 54 en 79 %) geen voorstander is van schoolsegregatie langs etnische scheidslijnen.499 Dit is

nog opvallender wanneer men het bekijkt in het licht van het nationalistische politieke klimaat dat angst zaait onder de burgers met retoriek die aangeeft dat de huidige vorm van onderwijs gehandhaafd moet blijven om ‘de natie te beschermen tegen gevaar’.500 Verder wordt de stelling dat het gebrek aan adequate hervormingen geen burgerlijk probleem is onderstreept door de gematigde politicus en minister van Onderwijs en Wetenschap van FB-H Damir Mašić,501 en praktische voorbeelden uit Brčko en Mostar. Het Brčko model is reeds hierboven toegelicht en de ruim tien jaar durende succesvolle toepassing ervan toont dat leerlingen en ouders met verschillende etnische achtergronden geïntegreerd onderwijs accepteren. Daarnaast demonstreert Hromadžić met haar onderzoek over ‘bathroom mixing’ op het Mostar Gymnasium, dat functioneert als een ‘two schools under one roof’, dat de Bosnische jeugd bereid is om interetnisch contact te leggen en zelfs initiatief toont dit te doen. In dit specifieke voorbeeld gaat het over de Kroatische en Bosniak leerlingen die in één gebouw onderwijs volgden, en die ondanks de afwezigheid van etnisch gemengde café’s en gemeenschappen in Mostar ervoor kozen om alsnog te mengen, en wel op wc’s tijdens de gezamenlijke pauzes.502

Daarbij beargumenteert Hromadžić dat de leerlingen ook graag op andere plaatsen interetnisch contact zouden willen leggen, maar dat de afwezigheid van plaatsen waar dit kan, ondere andere op scholen,

dit onmogelijk maakt.503 Een ander onderzoek op een school in Stolac dat volgens hetzelfde concept

functioneert bevestigde hetzelfde uitgangspunt; ouders en kinderen waren bereid om te integreren, maar, in dit specifieke geval, weigerde het Kroatische gemeentelijke bestuur om hervormingen door te voeren.504

Naast de bovengenoemde voorbeelden uit de praktijk is er nog een belangrijke redenering die gemaakt kan worden ter ondersteuning van het uitgangspunt dat Bosnische burgers een marginale rol hebben in de belemmering van verzoenende onderwijshervormingen; het feit dat teruggekeerde vluchtelingen, die te maken krijgen met schoolsegregatie, in eerste instantie bereid zijn om terug te keren naar vooroorlogse verblijfplaatsen om in etnische heterogene gemeenschappen opnieuw een leven op te bouwen, toont al een vorm van vertrouwen en bereidheid van ouders om hun kinderen te

laten spelen, opgroeien en onderwijzen in een multi-etnische omgeving.505 Terugkeer van

vluchtelingen naar vooroorlogse verblijfplaatsen en huizen is uiteraard een complex fenomeen, dat

                                                                                                               

499 Adila Pašalić Kreso, ‘The War and Post-War Impact on the Educational System of Bosnia and Herzegovina’, p. 368. 500 Interview II.

501 Interview III.

 

502 Azra Hromadžić, ‘Bathroom Mixing: Youth Negotiate Democratization in Postconflict Bosnia and Herzegovina’, p. 283. 503 Ibidem, p. 278.

 

504 Aleksandar Hemon, ‘National Subjects’.

 

505 Gordana Bozic, ‘Reeducating the Hearts of Bosnian Students: An Essay on Some Aspects of Education in Bosnia and Herzegovina’, p. 336.

door meerdere factoren wordt beïnvloed. Zo speelt het terugclaimen van vooroorlogs eigendom een pertinente rol in het besluit om terug te keren. Het survey-onderzoek van Gearóid Ó Tuathail en John O’Loughlin uit 2005 probeert ook andere motiverende factoren van terugkeer te achterhalen. Daaruit blijkt dat terugkeer tevens afhankelijk is van factoren zoals de economische positie van de vluchteling en ervaringen met discriminatie in de naoorlogse gemeenschappen en verblijfplaatsen waar de vluchteling gedurende de oorlog naartoe is gevlucht.506 Terugkeer gebeurt in die zin dus niet uitsluitend vrijwillig en is derhalve niet altijd een ‘keuze’.507 Hetzelfde onderzoek toont echter

tegelijkertijd aan dat een ruime meerderheid van de Bosnische burgers een voorstander is van multi- etniciteit in de teruggekeerde regio, waarbij men openstaat voor vriendschappen met leden van een andere etnische groep.508 Deze constatering demonstreert dat deze burgers zeer waarschijnlijk een vergelijkbare houding hebben richting interetnische vriendschappen van hun kinderen, oftewel voorstander zijn van multi-etnisch onderwijs. Dat de burgers van B-H openstaan voor veranderingen en eigenlijk zelfs insisteren op hervormingen is tevens getoond in paragraaf 1.2.2 waar de recente demonstraties in meerdere Bosnische steden zijn besproken. Helaas worden hun kreten nog steeds niet beantwoord met de nodige hervormingen in de Bosnische maatschappij. Daarbij is de politieke onwil door talloze wetenschappers, internationale actoren en zelfs (gematigde) nationale politici509

aangewezen als de onbetwistbare oorzaak van het gebrek aan verzoenende onderwijshervormingen. De volgende paragraaf wordt gewijd aan hoe het gebrek aan politieke wilskracht er al twintig jaar lang voor zorgt dat het Bosnische onderwijs dezelfde problemen voor interetnische verzoening vormt als het oorlogse onderwijs. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de faciliterende rol die de gefragmenteerde bestuurlijke structuur daarbij speelt.

2.4.2 Het gebrek aan politieke wilskracht en de ondersteunende rol van bestuurlijke instituties

Het zijn in eerste instantie de Bosnische politici en de uitvoerende ministeries van onderwijs die de verantwoordelijkheid dragen voor de ontwikkeling van modern en kwalitatief onderwijs dat voldoet aan zowel nationale wetgeving als internationale standaarden én bijdraagt aan interetnische verzoening. Aangezien de nationale wetgeving van B-H die betrekking heeft op onderwijs geen gebreken vertoont en voldoet aan de internationale standaarden voor onderwijs,510 en daarmee alle

wettelijke voorwaarden schept voor, wanneer op de juiste manier geïmplementeerd, kwalitatief onderwijs dat interetnische verzoening stimuleert en democratische waarden overbrengt,511 kan er niet anders dan worden geconcludeerd dat er ergens in de politieke uitvoering iets misgaat. Zelfs na de

                                                                                                               

506 Gearóid Ó Tuathail en John O’Loughlin, ‘After Ethnic Cleansing: Return Outcomes in Bosnia-Herzegovina a Decade Beyond War’, Annals of the Association of American Geographers, nr. 5 (2009), pp. 1051-1052.

507 Ibidem, p. 1052.

 

508 Ibidem, p. 1051. 509 Interview III. 510 Interview III.

Ministerie van Onderwijs en Wetenschap (FB-H), ‘Preporuke za Eliminisanje Segregirajućih i Podijeljenih Struktura u Odgojno-Obrazovnim ustanovama u Federaciji Bosne i Hercegovine’, p. 17.

511 Ministerie van Onderwijs en Wetenschap (FB-H), ‘Preporuke za Eliminisanje Segregirajućih i Podijeljenih Struktura u Odgojno-Obrazovnim ustanovama u Federaciji Bosne i Hercegovine’, pp. 9-10 en 12-14.

uitspraak van de gemeentelijke rechtbank van Mostar in 2012 die bevestigde dat de praktijken van etnische segregatie op scholen in schending zijn met de Bosnische antidiscriminatiewet, hebben de politici en verantwoordelijke ministeries geen nodige maatregelen getroffen om het onderwijs in de betreffende steden naar deze uitspraak te hervormen.512 Zoals eerder genoemd; het feit dat de kantonale rechtbank van Mostar de uitspraak van de gemeentelijke rechter heeft afgewezen kan men, gezien de doordringende vorm van corruptie en politieke invloed binnen de rechterlijke macht,513 niet als een legitieme weerlegging van het vorige vonnis beschouwen. Bovendien wordt de uitspraak van de gemeentelijke rechtbank van Mostar gesteund door zowel de gematigde Bosnische politici als de internationale gemeenschap in B-H.514

  De politieke onwil om de nodige onderwijshervormingen door te voeren die interetnische verzoening zouden stimuleren heeft zijn oorzaak in het naoorlogse overwegend nationalistische politieke klimaat. Nationalistische politici hebben er groot belang bij om het huidige onderwijs onhervormd in stand te houden, omdat op die manier de inhoud van de gepolitiseerde nationale vakken gebruikt kan worden voor politiek-nationalistische indoctrinatie en manipulatie van de Bosnische burgers.515 Daarnaast verdiept de etnische segregatie op scholen de etnische verdeeldheid die in de meeste segmenten van de Bosnische maatschappij ook al zichtbaar is. Op deze wijze scheppen de nationalistische politici alle voorwaarden om hun doelstellingen die teruggaan naar de (voor)oorlogse periode alsnog te verwezenlijken, namelijk het ontwerpen van nieuwe territoriale grenzen en staten met etnisch gezuiverde gebieden,516 oftewel een verdeling van de Bosnische staat. Met de voortdurende nationalistische retoriek binnen de Bosnische politiek in de naoorlogse jaren is het niet ondenkbaar dat nationalistische politci helemaal geen intentie hebben om de terugkeer van vluchtelingen te stimuleren, omdat deze politici etnisch homogene regio’s willen bewaren die tijdens de oorlog zijn gecreëerd. Deze politieke elite heeft dus geen baat bij onderwijshervormingen die de terugkeer van vluchtelingen en het weer ontstaan van multi-etnische gebieden zouden aanmoedigen.

Ook volgens Clark zijn de Bosnische politici onwillig om zich richting onderwijshervormingen te bewegen. Volgens een OVSE medewerker die zij geïnterviewd heeft voor haar onderzoek komt dit omdat onderwijs het laatste beleidsterrein is waar politici nog vrijwel absolute macht over hebben, en gezien het belang dat onderwijs vormt voor het overbrengen van nationalistische ideeën – dezelfde propaganda die de macht van nationalisten in stand houdt – willen zij die macht niet kwijt.517 Door scholen op dezelfde manier te laten functioneren als in de afgelopen twintig jaar worden burgers niet gestimuleerd om kritisch te denken en zijn deze toekomstige kiezers

                                                                                                               

512 Interview III.

 

513 Business anti-corruption portal, ‘Business Corruption in Bosnia and Herzegovina’. Europese Commissie, ‘Bosnia and Herzegovina 2014 Progress Report’, pp. 2 en 12 514 Interview III.

   

515 Adila Pašalić Kreso, ‘The War and Post-War Impact on the Educational System of Bosnia and Herzegovina’, p. 365. 516 Nena Tromp, ‘Achtergronden van de Joegoslavische crisis’, pp. 105-106.

eerder geneigd de gevestigde orde van nationalisten te steunen dan weerstand te bieden.518 Zoals

hierboven genoemd camoufleren de nationale politici vaak hun ware doelstellingen door een beroep te doen op de culturele rechten van elke etnische groep, maar soms zijn de politici ook expliciet in hun taalgebruik. De nationalistische retoriek met betrekking tot onderwijs bereikte een hoogtepunt met de beruchte uitspraak van de minister van onderwijs van het kanton Centraal-Bosnië, Greta Kuna, die betrekking had op de handhaving van de ‘two schools under one roof’: ‘the system (…) is satisfactory

since apples and oranges should not mix. Apples with apples and oranges with oranges.’519

Het is belangrijk om te signaleren dat er ook gematigde politici zijn in de Bosnische politiek die wél voorstander zijn van verzoenende onderwijshervormingen. Zo hebben zes van de tien lokale ministers een samenwerkingsverband gevormd onder de naam ‘Coördinatie van ministers van onderwijs en wetenschap van FB-H’ die tevens het eerder besproken document met aanbevelingen voor onderwijshervormingen in FB-H heeft gepresenteerd.520 Daarnaast zit ook de minister van Onderwijs en Wetenschap van FB-H Damir Mašić in het betreffende coördinatieteam. Deze multi- etnische samenwerking om onderwijshervormingen positief te beïnvloeden beargumenteert de eerder ingenomen stelling dat een beroep op taalrechten – die met name door Kroatische politici intens wordt aangehaald – slechts een dekmantel is waarachter de nationalistische politici hun ware doelstellingen verschuilen, en dat het gebrek aan hervormingen een probleem is dat door de politiek wordt veroorzaakt. Dit standpunt wordt verder kracht bijgezet door de kennis dat de twee Kroatische politici die wél in het coördinatieteam zitten lid zijn van de gematigde politieke partij SDP, en de vier ministers die geen lid wilden worden van dit team lid zijn van de nationalistische HDZ partij.521 De

vier Kroatische HDZ ministers zijn afkomstig uit de drie Kroatische kantons en de etnisch heterogene kanton Centraal-Bosnië waar het fenomeen ‘two schools under one roof’ van kracht is.522 Alle vier

zijn regio’s waar HDZ een groot onderdeel is van de heersende lokale regering.523 Daarnaast is een

aanzienlijk deel van de heersende coalitie in het etnisch gemengde kanton Herzegovina-Neretva –

waar hetzelfde fenomeen ook nog steeds in stand wordt gehouden – ook lid van HDZ.524 Hierdoor kan

de gematigde minister van onderwijs (SDA) uit deze kanton, ondanks zijn lidmaatschap bij het coördinatieteam en wens onderwijshervormingen door te voeren, weinig positieve invloed uitoefenen

in zijn regio.525 Volgens Mašić blokkeren de politieke leden van HDZ elke vorm van

onderwijshervorming en samenwerking met het coördinatieteam.526 Deze feiten dienen dan ook als

                                                                                                               

518 Valery Perry, ‘The Permanent Interim: Bosnia and Herzegovina’s Ongoing Educational Crisis’.

 

519 Denis Bosnic, ‘Mostar, 23 years later’, http://www.denisbosnic.com/essays-articles-in-english/, geraadpleegd op 17 mei 2015.

Adila Pašalić Kreso, ‘The War and Post-War Impact on the Educational System of Bosnia and Herzegovina’, p. 368. 520 Interview III.

 

521 Ibidem. 522 Ibidem.

 

523 Ibidem. 524 Interview III.

Regering van het Herzegovina-Neretva kanton, ‘Ministarstva’. 525 Ibidem.

Ibidem. 526 Interview III.

bewijs dat de problemen in het Bosnische onderwijs gecreëerd zijn door de politiek, aangezien in elk gebied waar HDZ aan de macht is nog steeds schoolsegregatie plaatsvindt en alle pogingen van gematigde politici om scholen te integreren worden geblokkeerd door de leden van deze politieke partij.527

Dat de nationalistische politici in staat zijn om de nodige onderwijshervormingen te blokkeren is te danken aan de ondersteuning die ze daarbij krijgen van de bestuurlijke structuur die is ontwikkeld met het Verdrag van Dayton. Door het ingrijpen van de internationale gemeenschap in de vredesonderhandelingen heeft deze meegeholpen aan het ontwikkelen van een verlammend bestuurlijk systeem, waardoor het doorvoeren van de nodige onderwijshervormingen buitengewoon moeilijk is gebleken in de naoorlogse jaren. Doordat de politieke bevoegdheden met betrekking tot onderwijs op kantonaalniveau (FB-H) en entiteitsniveau (RS) liggen, hebben het ministerie van Burgerzaken en het federale ministerie van Onderwijs en Wetenschap slechts een coördinerende rol toebedeeld gekregen. Hierdoor kunnen deze instituties de lokale politici geen onderwijshervormingen opleggen, ondanks de legitieme en kwalitatieve onderwijswetgeving en -strategieën op nationaal niveau en de welwillendheid van gematigde politici.528 Ook Kreso benadrukt de ondersteunende rol van de bestuurlijke structuur. Zij onderstreept dat het ontstaan, en dus ook de handhaving, van het gefragmenteerde en gepolitiseerde naoorlogse onderwijssysteem mogelijk is gemaakt door het gebrek aan een gemeenschappelijk onderwijsbeleid dat geldig is voor heel B-H, dat het gevolg is van het ontbreken van één ministerie op staatsniveau dat alle bevoegdheden heeft met betrekking tot onderwijs.529 Wel nuanceert ze de stelling enigszins door te vermelden dat zonder het bestaan van

nationalistische politiek die haar belangen in het onderwijs wil doorvoeren, de bestuurlijke structuur geen problemen zou hoeven te vormen, en dat de uiteindelijke oorzaak van het problematische naoorlogse onderwijs derhalve bij de politiek ligt.530 Desalniettemin maakt het bestuurlijke systeem

het voor nationalistische politici gemakkelijk om de harmonisatie en implementatie van nationale wetgeving en strategieën met en op het kantonale niveau te ontwijken. Dit is ook gebleken uit de praktijk daar de nationale Framework Law on Primary and Secondary Education al in 2003 is aangenomen en dat, ondanks de expliciete vermelding in diezelfde wet dat alle onderwijswetgeving op het niveau van de kantons en entiteiten moeten worden geharmoniseerd in overeenstemming met deze wet, de betreffende wetgeving nog steeds niet is doorgevoerd en geïmplementeerd door de lokale politici in meerdere kantons zonder enige gevolgen voor de zittende politici.531 Dat de complexe gefragmenteerde bestuurlijke structuur van grote invloed is op het Bosnische onderwijssysteem wordt

                                                                                                               

527 Ibidem. 528 Interview II. Interview III.

Wbc-inco.net, ‘A Message to the People of Bosnia and Herzegovina: Education Reform’, http://wbc- inco.net/object/document/6981/attach/0478_26-eng.pdf, geraadpleegd op 18 mei 2015.

529 Adila Pašalić Kreso, ‘The War and Post-War Impact on the Educational System of Bosnia and Herzegovina’, p. 364. 530 Ibidem.

531 Ministerie van Onderwijs en Wetenschap (FB-H), ‘Preporuke za Eliminisanje Segregirajućih i Podijeljenih Struktura u Odgojno-Obrazovnim ustanovama u Federaciji Bosne i Hercegovine’, pp. 10 en 15.

tevens bevestigd door het progress report van de EU delegatie in B-H: ‘[T]he complex structure

makes coordination difficult and good governance almost impossible.532 Daarbij adviseert het rapport dat staatsinstituties moeten worden versterkt en dat beleidservaring moet worden uitgewisseld tussen de verschillende ministeries van onderwijs en het ministerie van onderwijs van het Brčko District om op die manier het onderwijssysteem te harmoniseren.533 Dat de beperkte rol die de staatsinstituties

hebben met betrekking tot onderwijs ook niet volledig wordt benut, is volgens Mašić wederom te wijten aan de politiek.534 Hij wijst erop dat de minister van Burgerzaken op staatsniveau, Sredoje

Nović, in de afgelopen drie jaar vrijwel geen initiatief heeft getoond om de Conferentie van ministers van onderwijs te organiseren, terwijl hij de plicht en bevoegdheden heeft om dit te doen.535 Dit is

volgens minister Mašić toe te dichten aan politieke onwil die gerelateerd is aan de nationalistische achtergrond van de politieke partij waar Nović lid van is, namelijk SNSD.536

Ook Torsti doet een belangrijke constatering over het effect van de verdeelde bestuurlijke structuur op het naoorlogse Bosnische onderwijs: ‘There is no single state authority that monitors the

implementation of even the few provisions made for education in Dayton (the right to education and commitment to non-discrimination). In all possible situations the Ministry of Civil Affairs is referred to by OSCE and other internationals as the state level body responsible. Yet the Ministry has no resources or mandate [or political will] to follow up its tasks.’537 Hetzelfde mandaat dat het OHR wél heeft. Aangezien het huidige politieke klimaat weinig hoop biedt voor significante en essentiële

onderwijshervormingen,538 is de rol die de internationale gemeenschap heeft aangenomen, en besluit

aan te nemen in de toekomst, een domein dat waardevol is om te bestuderen. De controversiële passieve rol van de internationale gemeenschap met betrekking tot het stimuleren van hervormingen en ontwikkelingen in het naoorlogse Bosnische onderwijs staat in het volgende hoofdstuk centraal. Daarnaast worden de internationale inspanningen met betrekking tot onderwijsontwikkeling die wel als een succes kunnen worden gezien in het kader van het stimuleren van interetnische verzoening uiteengezet.

                                                                                                               

532 Europese Commissie, ‘Bosnia and Herzegovina 2014 Progress Report’, p. 41.

 

533 Ibidem.

534 Inteview III. 535 Ibidem. 536 Ibidem.

 

537 Pilvi Torsti, ‘Segregated Education and Texts: a Challenge to Peace in Bosnia and Herzegovina’, p. 76. 538 Valery Perry, ‘The Permanent Interim: Bosnia and Herzegovina’s Ongoing Educational Crisis’.

 

3. Het beleid van de internationale gemeenschap met betrekking tot