• No results found

Invloed Referentiekader op ambities van scholen

4 Deelonderzoek III: Gebruik en bruikbaarheid Referentiekader Taal en Rekenen

4.3.2 Invloed Referentiekader op ambities van scholen

De tweede deelvraag gaat over welke invloed het Referentiekader Taal en Rekenen heeft gehad op de formuleerde ambities van scholen ten aanzien van taal en rekenen. Uit de enquête onder schoolpersoneel komen twee opvallende resultaten naar voren. Figuur 4.4 toont de resultaten voor de totale groep.

Allereerst geven po-leerkrachten het vaakst aan dat de school ambities heeft geformuleerd ten aanzien van taal en rekenen en docenten in het vo het minst (tabel 0.5, bijlage 12). Daarnaast geeft bijna twee derde van alle ondervraagde leerkrachten (po) en docenten (vo/mbo) aan dat het Referentiekader een sterke invloed hebben gehad op deze ambities; slechts 13 procent geeft aan dat het Referentiekader

niet/nauwelijks invloed heeft gehad (tabel 0.6, bijlage 12).

Figuur 4.4. Ambities geformuleerd ten aanzien van taal en rekenen (n = 872) en invloed referentiekaders op deze ambities (n = 249)

Ervaringen uit het onderwijsveld

In de focusgroepen geven po-leerkrachten aan dat het Referentiekader duidelijk is omdat zij menen dat alles erin staat. De referentieniveaus worden volgens de leerkrachten als ambities gezien en deze worden ook geëvalueerd door zowel het schoolbestuur als de Inspectie van het onderwijs (op basis van de eindtoets). Specifiek voor de hogere groepen van het po biedt het Referentiekader ook handvatten om individuele doelen voor leerlingen te stellen op basis van het verwachte uitstroomniveau. Dit geeft echter ook het risico op te vroege voorsortering van leerlingen. Po-leerkrachten geven daarbij aan het goed is dat het Referentiekader een vast kader is, waarin geen rekening wordt gehouden met de achtergrond van leerlingen. Dit creëert kansen voor alle leerlingen.

Ook vo-docenten vinden dat het Referentiekader uitgebreid beschreven is, wat het duidelijk maakt waar scholen aan moeten voldoen. Tegelijkertijd is het Referentiekader zo omvangrijk dat een (digitale) tool nodig is om te bepalen waar een individuele leerling staat en op basis van die uitslag te differentiëren. Op vo-scholen met een populatie die voor een meerderheid bestaat uit vmbo bb-leerlingen is het

Referentiekader volgens de docenten niet haalbaar. Het vmbo is niet één homogene groep en in het Referentiekader wordt te weinig rekening gehouden met de taalzwakke en rekenzwakke leerlingen.

In het vo is het Referentiekader in de lessen Nederlands niet continu in beeld. Scholen werken vooral toe naar het eindexamen. Ook voor rekenen geldt dat vo-docenten in de bovenbouw vooral naar de eindtermen van het ministerie en niet naar het Referentiekader kijken. Sinds de afschaffing van de rekentoets ervaren zowel vo-docenten als leerlingen dat rekenen onbelangrijk is.

Vo- en mbo-docenten merken op dat de doelen uit het Referentiekader onvoldoende aansluiten bij de dagelijkse praktijk. Gezien vanuit wat leerlingen nodig hebben in de maatschappij, willen docenten soms wat anders aanleren dan wat in het Referentiekader staat (bijv. een huurcontract lezen, een budget uitrekenen, een belastingformulier invullen). Volgens docenten willen studenten dat zelf ook graag leren, maar sluit het Referentiekader Taal daar nu onvoldoende bij aan. De nieuwe rekeneisen voor het mbo voorzien wel in deze behoefte.

Zowel leermiddelenmakers als inspecteurs waarschuwen dat po-scholen zich meer op 2F/1S-niveau zouden moeten richten, omdat de 1F-doelen laag geformuleerd zijn. Volgens de inspecteurs is op sommige scholen vooral bij rekenen het beeld dat er naar het F-niveau toegewerkt dient te worden en verdwijnt het S-niveau (en daarmee bepaalde inhouden) al snel uit beeld.

Nee

Leermiddelenmakers geven specifiek voor rekenen aan dat er in het po aandacht is voor het 1F- en 1S-niveau, terwijl in het vo vooral gebruik wordt gemaakt van de 2f en 3F-lijnen. De aandacht voor het 2S- en 3S-niveau is daarmee grotendeels verdwenen. Volgens de leermiddelenmakers is de inhoud van de 2S- en 3S-lijnen minder duidelijk dan de inhoud van de 1S-lijn, waardoor dat lastiger te vertalen is naar een methode.

Veel leerlingen hebben een individuele leerlijn, waardoor er veel ruimte is voor differentiatie en maatwerk.

De inspectie kijkt vooral of leerlingen conform hun ontwikkelingsperspectief (OPP) presteren. In het vso werd volgens docenten in de verplichte rekentoets wel naar de referentieniveaus gekeken, maar na de afschaffing van de rekentoets was hier minder aandacht voor. Daarnaast geven (v)so-docenten aan dat het Referentiekader beter aan zou kunnen sluiten bij het maatschappelijke doel van goede taal- en

rekenvaardigheden: wat hebben leerlingen nodig in hun vervolgopleiding, werk of maatschappij later.

Doordat de aandacht in het mbo vanwege de komst van de nieuwe rekeneisen nu gevestigd is op rekenen, verdwijnt het Referentiekader Taal naar de achtergrond. Met name de docenten die eindexamenklassen lesgeven volgen het Referentiekader nog, de andere docenten lijken er minder mee bezig te zijn. Toch heeft het Referentiekader Taal volgens de deelnemers aan de focusgroep houvast en structuur geboden voor het stellen van doelen, de onderwijsinrichting en het monitoren van de taalvaardigheid, omdat er voorheen weinig kaders waren voor deze onderwijssector.

Inspecteurs herkennen dat po-scholen ambities formuleren op basis van de referentieniveaus. De referentieniveaus komen in het po sinds 2020 ook nadrukkelijk aan bod in het toezicht. In het po zijn de referentieniveaus volgens inspecteurs ook een realistische beschrijving van beheersingsdoelen, omdat er bij het opstellen van het Referentiekader kennis beschikbaar was (uit peilingsonderzoeken) wat leerlingen kennen en kunnen aan het eind van het po. Voor de andere onderwijssectoren zijn er twijfels over de haalbaarheid van de niveaus. In het (v)so hangt de haalbaarheid van de referentieniveaus bijvoorbeeld erg af van de leerroute. Uit het peilingsonderzoek mondelinge taalvaardigheid blijkt dat de referentieniveaus in leerroute 1 haalbaar zijn, maar in leerroute 2 en 3 minder. Veel leerlingen halen het 1F-niveau niet en omdat er niet gedifferentieerd wordt onder 1F-niveau is het voor zowel scholen als inspectie lastig om een oordeel te verbinden aan de resultaten als een groot deel van de leerlingen 1F niet haalt.

Conclusie

Bijna twee derde van de po-leerkrachten geeft aan dat het Referentiekader een sterke invloed hebben gehad op de ambities ten aanzien van de taal- en rekenvaardigheid van leerlingen en studenten. In het po hebben de referentieniveaus sinds de invoering van een nieuw onderwijsresultatenmodel een sterke invloed hebben gehad op de ambities. Volgens leermiddelenmakers zouden po-scholen zich echter meer op

streefniveau moeten richten, omdat de 1F-doelen laag geformuleerd zijn.

In het (v)so is veel aandacht voor differentiatie en maatwerk, waarbij docenten op basis van het niveau van een leerling bepalen wat haalbaar is. In het vso werd volgens docenten in de verplichte rekentoets wel gekeken naar de referentieniveaus, maar na de afschaffing van de rekentoets is dat op de achtergrond geraakt. (V)so-docenten geven daarbij bovendien aan dat het Referentiekader beter aan zou moeten sluiten bij de vaardigheden die leerlingen nodig hebben in hun vervolgopleiding en/of werk of in de maatschappij.

Hoewel ook in het vo twee derde van de docenten aangeeft dat het Referentiekader een sterke invloed hebben gehad op de ambities, blijkt dat deze invloed minder groot was dan in het po. Vo-scholen werken echter vooral toe naar de eindtermen en het eindexamen. Vo-docenten hebben ook twijfels over de haalbaarheid van de referentieniveaus voor bijvoorbeeld taal- of rekenzwakke leerlingen in het vmbo.

Vo-docenten merken verder op dat de doelen uit het Referentiekader onvoldoende aansluiten bij de dagelijkse praktijk.

Net als in het po en vo gaf twee derde van de mbo-docenten aan dat het Referentiekader in sterke mate invloed heeft gehad op de ambities van de instelling ten aanzien van de taal- en rekenvaardigheid van studenten. Mbo-docenten vinden daarnaast net als vo-docenten dat de doelen uit het Referentiekader onvoldoende aansluiten bij vaardigheden die leerlingen later nodig hebben in de vervolgopleiding of in de maatschappij. Tegelijkertijd merken leerbedrijven en studenten zelf op dat ze over voldoende

vaardigheden beschikken.