• No results found

5 INTEGRALE ANALYSE VAN DOELMATIG HEID, KWALITEIT EN EXPLOITATIE

5.2 Investeringen in kwaliteit

Ruwe schatting investeringen hoofdzakelijk mogelijk op macro-niveau

In paragraaf 4.3 en 4.4 is geconstateerd dat op een aantal punten de kwaliteit nog sterk verbeterd kan worden. Met het oog op de vraagstelling van het onderzoek, is het van belang om de gevonden tekorten met betrekking tot de verschillende kwaliteitsaspecten in geld uit te drukken. Hoewel de scores op kwaliteitsaspecten per organisatie bekend zijn, is het moeilijk op organisatieniveau aan te geven wat de kosten van de kwaliteits- verbeteringen zijn. Er is geen eenduidige relatie te geven tussen kwaliteitswinst en extra kosten in de zin dat een bepaald extra bedrag leidt tot een verbetering van de kwaliteits- score van bijvoorbeeld 2,3 naar 2,5. Met andere woorden: de marginale kosten van kwa- liteit zijn niet exact te bepalen. Van extra financiële middelen voor kwaliteitsverbeterin- gen kunnen we op macroniveau een ruwe schattinggeven. Dat kunnen we bovendien alleen voor kwaliteitsaspecten waarvoor enigszins een norm is vast te stellen en boven- dien onder de conditie dat zij in RAV-verband worden gerealiseerd.

Noodzakelijke kwaliteitsinvesteringen

De benadering die voor de raming van de kosten voor kwaliteitsverbetering wordt gevolgd is inputgericht, dat wil zeggen dat we ervan uitgaan dat de kwaliteit van de gele- verde diensten (de output) voldoende is als de input aan de norm voldoet. Aan de hand van dit uitgangspunt zijn de kosten van kwaliteitsverbetering uit te drukken in kosten van te verbeteren input.

De extra investeringen hebben alle betrekking op uitbreiding van de personeelsvoorzie- ning, die expliciet aangewend moet worden om met name kwaliteitsaspecten als ‘toet- sing en evaluatie’ en ‘kwaliteitsbeleid’ te verbeteren. Concreet gaat het om:

• versterking van management op RAV-niveau (4 miljoen). Voor een deel zijn de al

eerder beschikbaar gestelde RAV-middelen nog niet benut, zodat pas in een latere fase het bedrag op 4 miljoen gulden zal uitkomen;

• personeelfunctionarissen op RAV-niveau (26 x f.100.000,- = ƒ. 2,6 miljoen);

• permanente bezetting van een verpleegkundige op de CPA (1 miljoen). Bij 15 CPA’s

is permanent een centralist-verpleegkundige aanwezig, bij 13 is dit niet altijd het geval. Het kan zijn dat er gedurende een deel van de dag dus wel een aanwezig is of dat er nooit een aanwezig is. Voor een 24-uursbezetting zijn 6 fte nodig. Dit betekent dat het maximaal 6x13x ƒ. 20.000,- = ƒ. 1.560.000,- kost om de centralist op te waar- deren naar een verpleegkundige. Waarschijnlijk zal nu al gedurende de dag er wel een verpleegkundige aanwezig zijn. Dat betekent dat de opwaardering maar voor tweederde hoeft plaats te vinden. Dit brengt de geraamde kosten terug naar 1 miljoen gulden.

• indirecte tijd per medewerker benodigd voor kwaliteitsbevordering (8 miljoen). Bij

de beoordeling van de kwaliteit van de ambulancediensten en CPA’s is vastgesteld dat gemiddeld genomen onvoldoende tijd wordt besteed aan toetsing en evaluatie. Bij ongeveer 25% van de ambulancediensten en CPA’s wordt aan dit aspect voldoen- de aandacht geschonken. Bij de overige diensten en CPA’s zou er meer tijd voor beschikbaar moeten komen. Als globale norm wordt twee uur per week voor het directe personeel (verpleegkundig centralisten, centralisten verpleegkundigen en chauffeurs) gehanteerd. Gelet op het feit dat dit aspect bij 25% van de ambulance- diensten en CPA’s nu al voldoende is, resteert dan gemiddeld 1,5 uur per week. Bin- nen de roosters is, gelet op de bezettingsgraad, gemiddeld nog voor een half uur door de diensten en CPA’s zelf in te vullen, zodat aan meerkosten 1 uur per week per medewerker resteert. Dit komt overeen met circa 2,8 % van de directe loonkosten. Deze kwaliteitsbevorderende maatregel betekent voor het macrobudget een verrui- ming met een bedrag van ongeveer 8 miljoen gulden.

Gegeven deze noodzakelijke investeringen, komen we voor de hele sector op een poten- tiële kwaliteitsverbetering ter waarde van circa 16 miljoen gulden.

RAV-stimuleringsmiddelen niet altijd benut

Uit het onderzoek blijkt overigens dat financiële ruimte voor kwaliteitsverbetering geen vanzelfsprekende voorwaarde is voor het bereiken van een adequaat kwaliteitsniveau. Dit is af te leiden uit een goede kwaliteitscore van organisaties die de RAV-stimulerings- middelen nog niet hebben ontvangen en ook uit een niet voldoende score van organisa- ties die de middelen wel hebben ontvangen. Als we de totaalscore van 2,5 als grens tus- sen voldoende en (nog) niet voldoende kwaliteit hanteren, blijken 21 van de 28 CPA’s (nog) niet voldoende te scoren. In tabel 28 is aangegeven in hoeverre bij de CPA’s al sprake is van het benutten van beschikbare middelen.

80

N I E T Z O N D E R Z O R G I N T E G R A L E A N A LY S E VA N D O E L M AT I G H E I D , K WA L I T E I T E N E X P L O I TAT I E 5

Het blijkt dat meer dan de helft van de instellingen die (nog) niet aan alle kwaliteitseisen voldoen nog geen budget heeft aangevraagd voor verbetering van het management. Het valt op dat van de instellingen die wel over extra middelen beschikken, ook twee derde niet aan alle kwaliteitseisen voldoet. Omdat de betreffende middelen pas in 2000 beschikbaar zijn gesteld, kan het zijn dat de effecten nog niet zichtbaar waren tijdens de kwaliteitsmeting. Het gemiddelde gereserveerde bedrag per CPA/RAV-regio is 252.000 gulden; in regio’s die voldoende op de kwaliteit scoren is dit 273.000 gulden; in de ande- re waar de kwaliteit nog niet voldoende is, is dit 245.000 gulden. Hier speelt wellicht ook een schaaleffect een rol: grotere regio’s (met meer meldingen) ontvangen een hoger bedrag voor kwaliteitsverbetering dan kleine regio’s.

We kunnen concluderen dat er nog middelen gereserveerd zijn die nog vrij kunnen komen ten behoeve van kwaliteitsverbetering.