• No results found

Investeren in stoppen met roken = Verantwoord beleggen

4.6 “Dat wij er zijn is echt heel belangrijk”; voorlichting aan Turkse diabetes-patiënten

4.7 Investeren in stoppen met roken = Verantwoord beleggen

G Zeeman

Inleiding

In 1998 overleden in Nederland 24.089 mensen aan de gevolgen van het roken. In 1999 rookte 34% van de bevolking van 15 jaar en ouder; ongeveer 4.350.000 mensen. Door het aantal rokers terug te brengen, kan de volksgezondheid substantieel worden verbe- terd. Om dit te bereiken kunnen twee hoofdstrategieën worden gevolgd: het aantal jonge mensen dat gaat roken verminderen - de Preventiestrategie – en het aantal rokers dat stopt met roken vergroten - de Stopstrategie.

Een voordeel van een Preventiestrategie is dat het is gericht op het voorkomen van het ontstaan van een verslaving die zeer moeilijk te doorbreken is. Dit brengt echter ook een aantal problemen met zich mee: 1) de factoren die het beginnen met roken bevor- deren zijn breed verspreid en diep geworteld in de samenleving; 2) de bestaande in- strumenten hebben, wellicht door deze maatschappelijke acceptatie van het roken, een beperkte effectiviteit. Om het beginnen met roken onder jongeren effectief te kunnen aanpakken is het nodig deze factoren die te maken hebben met de maatschappelijke acceptatie van het roken en dus ook met het roken onder volwassenen, aan te pakken; 3) een effect van de Preventiestrategie mag pas op langere termijn worden verwacht. Jaarlijks is er sprake van een instroom van een groep van ongeveer 90.000 jonge rokers in de groep rokers van 15 jaar en ouder. Een reductie van 10% tot 20% van deze instroom, waarvan de haalbaarheid in het licht van de beschikbare instrumenten betwij- feld mag worden, levert jaarlijks 9.000 tot 18.000 minder rokers op. In het gunstigste geval levert dit na 7 jaar een daling van de rookprevalentie met één procentpunt (=128.000 rokers) op.

Met de Stopstrategie worden door verandering van de omgeving van jongeren (minder volwassen rokers en een geringere maatschappelijke acceptatie) voorwaarden gecreëerd waaronder de Preventiestrategie effectief kan zijn. Bovendien kunnen met deze strate- gie, dankzij de veel grotere aantallen die hiermee gemoeid zijn, op korte termijn wel effecten op rookprevalentie en daarmee op de volksgezondheid worden bereikt.

4 GEZOND GEDRAG IN DE PRAKTIJK TIJD VOOR GEZOND GEDRAG

Met intensieve stoppen-met-rokencampagnes kan in een korte periode een aanzienlijk effect op rookgedrag worden bereikt. De omvang van de campag- ne moet voldoende zijn om een sociale stimulans te genereren en er moet in voldoende mate gebruik van (effectieve) ondersteuning worden gerealiseerd. Door keuze van de meest geschikte media en rekening te houden met de inhoud kunnen lage welstandsgroepen goed met een stoppen-met-roken- campagne worden bereikt.

Een effectief instrument in de Stopstrategie is een intensieve stoppen-met-rokencam- pagne. In 1991 voerde Stivoro (Defacto) een dergelijke campagne. In 1999/2000 was Stivoro weer in de gelegenheid een dergelijke campagne te voeren, ditmaal onder de naam Dat kan ik ook.

Strategie

De campagnestrategie van Dat kan ik ook bestaat uit de volgende drie elementen: a. De campagne richt zich niet op het motiveren van rokers met hun verslaving te

breken maar op het omzetten van bestaande stopintenties tot een daadwerkelijke stoppoging. In Nederland heeft op een bepaald moment 54% de mening nooit te willen stoppen; de overige rokers willen wel stoppen of houden de mogelijkheid van een stoppoging open;

b. Er wordt gestreefd naar het genereren van interpersoonlijke communicatie over stop- pen met roken omdat hiermee de sociale steun voor het ondernemen van een stoppo- ging en het volhouden van het niet-roken wordt gecreëerd. Sociale steun blijkt steeds weer een belangrijke factor voor succesvol stoppen met roken;

c. Een belangrijk probleem bij instrumenten gericht op stoppen met roken is de ernst van de rookverslaving. Op het punt van de moeilijkheidsgraad van succesvol ont- wennen, ligt roken op een lijn met heroïne- en alcoholverslaving. Een campagne moet hieraan nadrukkelijk aandacht besteden. Het is belangrijk in een campagne effectieve ondersteuning te bieden, om daarmee enerzijds bij rokers het gevoel te versterken dat stoppen met roken mogelijk is (eigen effectiviteit) en anderzijds de effectiviteit van de stoppogingen te vergroten.

Uitgaande van deze strategie is een campagne ontworpen. De doelstelling voor de cam- pagne was 300.000 stoppogingen te genereren, het dubbele van het aantal stoppogingen rondom de jaarwisseling 1998/1999 en een effectpercentage tussen de 10% en 15%, tegenover normaalgesproken 5% tot 10%.

Opzet campagne

ad A - Voor het genereren van stoppogingen is gekozen voor een mediamix waarin het zwaartepunt lag op een serie televisieprogramma’s waarin rokers werden opgeroepen rondom de jaar(millennium-)wisseling met roken te stoppen en zo een record aantal stoppogingen te vestigen. De bedoeling was het wij-gevoel te versterken en sociale sti- mulans te genereren. Verder werd in informatieve programma’s (Koffietijd en RTL-live) op een meer inhoudelijke wijze aandacht besteed aan de stoppen-met-rokenuitdaging, werden er via mailings deelnamefolders en posters verspreid en was er een kleine abri- campagne (bushokjes). In de mediakeuze en bij de bepaling van de inhoud van de cam- pagne werd het accent gelegd op de lage welstandsgroepen.

ad B - Met het beschikbare budget van 2,5 miljoen gulden voor media-inzet kon de cam- pagne voldoende omvang (kritische massa) krijgen om bij grote groepen het stoppen met roken tot een item te maken. Een belangrijke bijdrage leverde ook de gegenereerde

vrije publiciteit waarvan de commerciële waarde even groot was als die van de gekoch- te publiciteit (2,5 miljoen gulden). Met de millenniumwisseling deed zich een mooie aanleiding voor om stoppen met roken op de agenda te zetten. Er is met andere (com- merciële) aanbieders van stoppen-met-roken ondersteuning contact gezocht om ver- schillende activiteiten te laten culmineren op hetzelfde tijdstip.

Ad C - Voor het ondersteunen van stoppogingen werd gekozen voor een brede range van middelen:

• Via de informatieve programma’s, via een informatielijn, via schriftelijk voorlich- tingsmateriaal en via internet werd informatie gegeven over het hoe en waarom van stoppen met roken en over de beschikbare hulpmiddelen;

• Vanaf half december 1999 tot en met eind januari 2000 werd er op RTL5 een televi- siecursus (Stoppen met roken 2000) uitgezonden in 6 afleveringen;

• Het ondersteuningsaanbod van Stivoro bestond uit: het schriftelijk advies op maat, tele- fonische counseling (als pilot) en de groepscursus (samen met GGD’en en Thuiszorg);

• Intermediairs (huisartsen, ziekenhuizen, apotheken, bedrijven met meer dan 100 werknemers) werd gevraagd materiaal te verspreiden, ondersteuning te geven en door te verwijzen naar de beschikbare ondersteuning;

• Daarnaast werd samenwerking gezocht met een aantal aanbieders van farmacologi- sche stoppen-met-rokenondersteuning.

Onderzoek

Uit onderzoek van NIPO onder 1.201 Nederlanders van 18 jaar en ouder in januari 2000 bleek dat maar liefst 809.000 rokers rond de millenniumwisseling een stoppoging heb- ben ondernomen (doelstelling 300.000) (NIPO, 2000). Deze gegevens werden beves- tigd door semi-experimenteel veldonderzoek van de Katholieke Universiteit Nijmegen. In dit onderzoek met een voormeting in oktober 1999 (n=1.200) en nametingen in februari/maart 2000 (n=1.216) en januari/februari 2001 (n=955), is het effect van de campagne onderzocht. Bij de eerste nameting bleek dat van de rokers, die rond de mil- lenniumwisseling waren gestopt 37% nog steeds niet rookte. In vergelijking met het percentage volhouders dat normaalgesproken op zo’n tijdstip verwacht mag worden (circa 23%), een positief resultaat. De tweede nameting liet zien dat 12,4% nog steeds niet rookte (doelstelling was 10% tot 15%) (KUN, 2001a).

Verder bleek uit de eerste nameting dat er, na correctie voor meetfouten, een significant effect was van de campagne op sociale stimulans, dat wil zeggen dat mensen met elkaar spraken over stoppen-met-roken. Een indicatie dat het deel van de strategie dat gericht was op het genereren van sociale steun heeft gewerkt. Verder bleek dat met de campag- ne vooral de lage welstandsgroepen zijn bereikt.

In een ander onderzoek uitgevoerd door de Katholieke Universiteit Nijmegen is de effectiviteit van de in het kader van de campagne aangeboden ondersteuning en het pro- fiel van de gebruikers onderzocht (KUN, 2001b). Tabel 4.7.1 toont de resultaten van de ondersteuningsmethoden.

Succespercentages van rokers die een vorm van ondersteuning gebruiken liggen hoger dan die van rokers die hier geen gebruik van maken. Dit geldt ook hier en bovendien stijgen de percentages naarmate de ondersteuning intensiever en via interpersoonlijk contact plaatsvindt.

Uit een analyse van de gebruikers van ondersteuning blijkt dat de gebruikers van inten- sievere vormen van ondersteuning, zoals de telefonische counseling en groepscursus een problematischer profiel hebben dan de gebruikers van ondersteuning als het info- pakket, advies op maat en televisiecursus. Zo hebben gebruikers van de telefonische counseling een lagere eigen effectiviteit en een hogere mate van nicotineafhankelijk- heid. Dit duidt erop dat deze intensievere stopmethoden met een wat hogere effectivi- teit, specifieke doelgroepen aanspreken. Wel blijkt uit tabel 4.7.2 dat deze doelgroepen op dit moment nog een beperkte omvang hebben.

De campagne had als doelstelling: na een jaar 30.000 succesvolle stoppers. Het blijken er ruim honderdduizend te zijn. De totale kosten van de campagne bedroegen zes mil- joen gulden. De investering per geslaagde stopper komt hiermee op 60 gulden.

Het NIPO-trendonderzoek in 2000 (n=20.279) laat zien dat de rookprevalentie in dat jaar in vergelijking met 1999 is gedaald van 33,9% naar 32,9%.

TIJD VOOR GEZOND GEDRAG GEZOND GEDRAG IN DE PRAKTIJK 4

Tabel 4.7.1: Effectiviteit van ondersteuning in de campagne “Dat kan ik ook”.

Vorm van ondersteuning Percentage van gebruikers dat na een jaar is gestopt

Informatiepakket 12%

Schriftelijk advies op maat 16% Bestellers van boek televisiecursus 19% Telefonische counseling 23%

Groepscursus 23%-44% (gegevens 1991)

Tabel 4.7.2: Bereik en gebruik van de aangeboden ondersteuning.

Ondersteuning Gebruik/bereik

Gemiddeld aantal kijkers Koffietijd 270.000 Gemiddeld aantal kijkers RTL Live 552.000 Gemiddeld aantal kijkers televisiecursus 120.000 Reacties per telefoon (0900-9390 en 0900-0022 94.830

Bezoeken internetsite 46.254

Reacties per post 8.419

Stoppen-met-rokenbrochures 523.285 Aangevraagde stoppakketten 62.471 Schriftelijke adviezen op maat 24.877 Begeleiding per telefoon (pilot) 1.595

Boek televisiecursus 4.879

Schatting aantal deelnemers groepscursussen 1.000 Verkoop nicotinesubstitutie Toename 50%

Conclusie

Met intensieve stoppen-met-rokencampagnes kan op korte termijn de rookprevalentie worden verminderd. Hiervoor is van belang dat de campagne een zekere omvang heeft om in voldoende mate sociale stimulans te genereren. Verder moet de campagne in vol- doende mate gebruik van (effectieve) ondersteuning weten te realiseren. Onderzoek naar deze campagne geeft een duidelijke indicatie voor de werkzaamheid van onder- steuning als instrument om binnen een campagne het effect van de stoppogingen te ver- hogen.

Door mediakeuze en rekening te houden met de inhoud kunnen lage welstandsgroepen goed met een stoppen-met-rokencampagne worden bereikt.

De effectiviteit van een dergelijke campagne kan nog verbeteren als het aantal rokers, dat ondersteuning gebruikt bij het stoppen met roken toeneemt en als meer rokers gebruik maken van die vormen van ondersteuning die een grotere effectiviteit kennen. Om dit te bereiken zal in komende campagnes aandacht besteed moeten worden aan de marketing van stoppen-met-rokenondersteuning. Het gaat hierbij dan niet alleen om het wegnemen van barrières voor gebruik, maar ook om het vergroten van betrokkenheid van de intermediairs in de zorg bij begeleiding en doorverwijzing naar hulp en om het bevorderen van de toegankelijkheid en de beschikbaarheid van ondersteuning.

Door het roken bij volwassenen terug te dringen zal de maatschappelijke acceptatie van het roken afnemen en tevens een omgeving ontstaan waarin de activiteiten gericht om het voorkomen dat jongeren gaan roken, effectiever kunnen zijn.

4.8

Vergiftigingsongevallen bij jonge kinderen: