• No results found

Een gewaarschuwd mens: Senioren voorlichters geven het goede valveilige

IN HET BELEID

4.3 Een gewaarschuwd mens: Senioren voorlichters geven het goede valveilige

voorbeeld aan oudere wijkbewoners

K van Veldhuizen, PC den Hertog, PL Kocken, AJJ Voorham, Y van den Berg

Inleiding

Ouderen zelf worden steeds meer betrokken bij de ontwikkeling en organisatie van gezondheidsbevorderingsactiviteiten. Een voorbeeld van een gezondheidsbevorderings- project waarin ouderen participeerden is het ‘community’ project van de GGD Rotter- dam e.o., gericht op de preventie van valongevallen in en om de woning in de Tarwe- wijk. Seniorenvoorlichters gaven in dit project aan leeftijdgenoten voorlichting over het risico van vallen. Zij gaven het voorbeeld hoe in de thuissituatie een valongeval voorkó- men kan worden. Behalve de seniorenvoorlichters waren (oudere) vrijwilligers uit de Tarwewijk in het ‘community’ project actief.

Het valongevallen ‘community’ project

De Tarwewijk is een achterstandsbuurt gelegen in Rotterdam Zuid. Het heeft circa 12.000 inwoners, waarvan circa 950 65-plussers. Veel ouderen zijn uit de Tarwewijk vertrokken. De GGD en organisaties uit de wijk werkten samen in het valongevallen preventieproject. In het project werd aan de oudere inwoners voorlichting gegeven met het oog op verandering van risicogedrag. Ook werd in het project aandacht besteed aan verandering van de omgeving om het gewenste gedrag mogelijk te maken. Het project bestond uit een interventiemix van een aantal onderling samenhangende interventies:

• De seniorenvoorlichters gaven in groepsbijeenkomsten voorlichting over risico- situaties voor valongevallen, het (lokale) hulpaanbod voor ouderen, en mogelijk- heden voor het nemen van preventieve maatregelen. Ook werd aandacht besteed aan het belang van bewegen voor ouderen De voorlichting was gericht op kennisver- meerdering en attitudeverandering;

• Alle 80 plussers in de wijk werden door de seniorenvoorlichters en vrijwilligers uit de wijk thuis bezocht. Aan de hand van een checklist werd advies gegeven over preven- tieve maatregelen in huis. Desgewenst werd bemiddeld voor voorzieningen in huis;

• Stichting Consument & Veiligheid ontwikkelde ten tijde van het project in samen- werking met de GGD Rotterdam e.o. de interactieve tentoonstelling ‘een gewaar-

4 GEZOND GEDRAG IN DE PRAKTIJK TIJD VOOR GEZOND GEDRAG

Hoogbejaarden zijn doorgaans moeilijk te bereiken met gezondheidsbevorderings- activiteiten. Seniorenvoorlichters kunnen een belangrijke rol spelen in de voorbereiding en uitvoering van huisbezoeken en voorlichtingsbijeenkomsten. Voorlichting over veiligheid via deze methode verhoogt de kennis bij ouderen over voorzieningen in de wijk waar men terecht kan voor hulpmiddelen en over de mogelijkheden van het aan- brengen van belangrijke preventieve aanpassingen in huis. Een belemmering voor het community project is de lage organisatiegraad van ouderen.

schuwd mens’, over zintuigelijke waarneming en de dreiging van valongevallen. De tentoonstelling was in een wijkgebouw in de Tarwewijk te zien;

• In het kader van het project werd een beweegmanifestatie georganiseerd;

• Medewerksters van Thuiszorg Rotterdam bespraken met hun oudere klanten met

behulp van een checklist onveilige situaties in de woning en gaven adviezen voor verbetering;

• Een ‘wijkschouw’ werd gehouden. Valgevaarlijke plekken werden aangemeld bij de gemeentelijke diensten en waar mogelijk direct aangepakt;

• Door middel van een krantenrubriek en nieuwsbrieven werd bij ouderen en inter- mediairen aandacht gevraagd voor het thema valongevallen bij ouderen;

• Lokale intermediairen werden bij het project betrokken, met het oog op continuering van aandacht voor het thema valongevallen na de projectperiode.

Met het project in de Tarwewijk werden de volgende doelstellingen beoogd: het reali- seren van risicobeperkende maatregelen en risicobeperkend gedrag bij de oudere inwoners, en het bevorderen van een gezonde leefstijl (Voorham et al., 1995). Deze doelstellingen moeten ertoe bijdragen dat op de lange termijn het aantal valongevallen van ouderen in en om de woning wordt teruggebracht. De doelgroep was zelfstandig wonende ouderen van 65 jaar en ouder. Daarbij werd specifiek aandacht besteed aan risicogroepen voor valongevallen, te weten zelfstandig wonende ouderen van 80 jaar en ouder en oudere klanten van thuishulp van Thuiszorg Rotterdam. De groep 80-plussers werd het meest intensief benaderd, namelijk met de individuele voorlichting in de thuis- situatie.

Bereik

Aan alle ouderen van 65 tot 79 jaar werd achteraf aan de projectperiode een schriftelijke vragenlijst toegestuurd. Alle 80-plussers (270) in de wijk werden voor en na de project- periode benaderd voor een mondeling interview. De voormeting werd in laatstgenoem- de groep gecombineerd met het projectonderdeel huisbezoek. Bijna driekwart van de geënquêteerde 65 tot 79-jarigen had over de activiteiten die werden georganiseerd gehoord of gelezen. Omdat zij in het project persoonlijk thuis werden bezocht, hadden bijna alle geïnterviewde 80-plussers van de activiteiten vernomen. Ruim de helft van de 80-plussers in de Tarwewijk wilde een seniorenvoorlichter of vrijwilliger thuis ontvan- gen (huisbezoek). Een relatief groot aantal ouderen (25%) was fysiek of geestelijk niet in staat om deel te nemen of werd niet thuis aangetroffen, onder andere vanwege opna- me in een ziekenhuis, verpleeghuis of verzorgingshuis. Ruim eenvierde van de geën- quêteerde 65 tot 79-jarigen had aan één of meerdere projectactiviteiten deelgenomen, met name aan de groepsvoorlichtingen. Bijna eenvijfde van de geïnterviewde 80-plus- sers had behalve aan huisbezoek, ook aan andere activiteiten deelgenomen. De opkomst bij de beweegmanifestatie en de slotbijeenkomst van het project was gering. Helaas participeerden niet alle beoogde lokale intermediairen in het project. Zo konden de huis- artsen geen actieve inbreng in het preventieproject realiseren (Van Veldhuizen, 1999).

Effecten

Uit de vergelijking tussen de voormeting en nameting bij de geïnterviewde 80-plussers blijkt dat men meer kennis had van de voorzieningen in de wijk waar men terecht kan voor hulpmiddelen, en van mogelijkheden van het aanbrengen van belangrijke preven- tieve aanpassingen in huis, zoals antislipmaterialen, handgrepen en het verwijderen van drempels (Kocken & Voorham, 1998). Ook was een aantal 80-plussers ertoe gebracht om daadwerkelijk aanpassingen in huis te realiseren. Zo had bij de voormeting reeds 28% overal in huis drempels laten weghalen. Bij de nameting was dit gestegen tot 50%. Bij de 65-plusgroep was dit in de nameting 39%. Een verandering in attitude, eigen effectiviteit en ervaren barrières ten aanzien van het treffen van maatregelen om vallen te voorkómen kon niet worden aangetoond. Evenmin was er een significante verande- ring van veilig gedrag ter voorkóming van vallen. Opvallend is dat, wanneer een verge- lijking wordt gemaakt tussen 80-plussers die alleen aan huis werden bezocht en ouderen die ook aan andere activiteiten hadden deelgenomen, de laatste groep zei angstiger te zijn om te vallen. Het is mogelijk dat deze angst reden was om ook aan andere activitei- ten deel te nemen.

Discussie

De aandacht van het valongevallenproject voor thuiswonende ouderen werd in de wijk als positief gewaardeerd. Het individuele traject in de vorm van huisbezoeken aan 80- plussers was arbeidsintensief, maar uiteindelijk werd de helft van deze groep met het project bereikt. Deze hoogbejaarden zijn doorgaans moeilijk te bereiken met gezond- heidsbevorderingsactiviteiten. Het bezoek door de ouderen aan de overige projectactivi- teiten was wisselend. Toch had een kwart van de jongere leeftijdsgroep, die niet indivi- dueel werd bezocht, aan één of meer activiteiten deelgenomen. Mogelijk kan de belangstelling nog verder worden verhoogd wanneer preventie van valongevallen deel uitmaakt van een project met een breder thema, zoals bewegen, veiligheid in de wijk of gezond ouder worden.

Intermediairen van welzijnsvoorzieningen bleken vaak bereid om in het project te parti- ciperen en mee te werken aan de organisatie van activiteiten. Ook de thuiszorg was in het project actief. Huisartsen zouden wellicht in tijd en geld tegemoet moeten worden gekomen om een bijdrage te kunnen leveren aan een valongevallen preventieproject. Doordat huisartsen niet in het project participeerden, was er minder aandacht voor per- soonsgebonden risicofactoren van valongevallen, zoals medicijngebruik, mobiliteit en evenwicht.

Het evaluatieonderzoek is met beperkte middelen tot stand gekomen. Een onderzoeks- design met controlegroep bleek niet mogelijk. Uitspraken over effectiviteit kunnen daarom alleen met grote voorzichtigheid worden gedaan. Het project was slechts gedeeltelijk effectief. Effecten werden gerealiseerd op het gebied van kennis en het aan- brengen van preventieve aanpassingen in huis. De voorlichting was mogelijk te weinig intensief om op ‘community’ niveau effect te sorteren.

De seniorenvoorlichters hadden een belangrijke rol in de voorbereiding en uitvoering van de huisbezoeken en voorlichtingsbijeenkomsten. De veronderstelde werking van de voorlichters als rolmodel is niet terug te vinden in verandering van opvattingen over valpreventief gedrag bij de 80-plussers. Wellicht is het leeftijdsverschil tussen de senio- renvoorlichters (55-plussers) en 80-plussers te groot. Toch had de inzet van ouderen zelf in het project een positieve betekenis. Er werd niet voor hen gedacht, maar door hen meegedacht. Ook de inbreng van de vrijwilligers uit de wijk bij de huisbezoeken werd als positief ervaren. Een belemmering voor het ‘community’ project was de lage organi- satiegraad van ouderen in de Tarwewijk. Het project kon niet aansluiten bij bestaande netwerken van ouderen. Mogelijk kan de lage opkomst bij de manifestaties hierdoor worden verklaard.

4.4 Lessen van Hartslag Limburg: samenwerking