• No results found

Centrale determinanten in theorieën en modellen van gedrag(sverandering)

DE DETERMINANTEN VAN GEDRAG

ONVEILIG GEDRAG IN RELATIE TOT ONGEVALLEN

2.4 Determinanten van gedrag M Tijhuis, W Vos

2.4.2 Centrale determinanten in theorieën en modellen van gedrag(sverandering)

Kennis

Kennis(overdracht) wordt gezien als een essentieel onderdeel van het totstandkomen van gedrag en neemt een centrale plaats in bij veel theorieën en modellen. Kennisover- dracht wordt dan ook veel toegepast in interventies. Informatie kan mensen bewust maken van de noodzaak tot verandering of kan misvattingen over het eigen gedrag, of dat van de omgeving, wegnemen. Veel mensen denken bijvoorbeeld dat zij gezond eten maar blijken meer vet te eten dan is aanbevolen (‘misconceptie’, Brug et al. 1997). De redenering dat mensen die de juiste kennis hebben over wat gezond gedrag is, zich ook automatisch gezonder gaan gedragen, is onjuist (Meertens et al., 2000). Kennis is een belangrijke stap richting gedragsverandering, maar niet voldoende.

Risicoperceptie

Risico’s op negatieve consequenties van bepaald risicogedrag worden zeer verschillend ingeschat. Mensen gebruiken eigen ervaringen om risico’s in te schatten en zijn zich er vaak minder van bewust dat het risico van het een keer uitvoeren van een bepaalde activiteit klein kan zijn, maar dat het herhaaldelijk uitvoeren daarvan wel een groot risico kan vormen (multipele kansen). Voor de inschatting is verder van belang hoe de risico’s worden gepresenteerd (bijvoorbeeld in termen van sterfte of van overleving). Risico’s die men niet vrijwillig neemt, die niet beheersbaar of onbekend zijn en risico’s die gevolgen kunnen hebben voor volgende generaties lijken ernstiger te worden opgevat. Verder is voor risicoperceptie ook de sociale omgeving van belang: wanneer de media of het persoonlijke netwerk zich druk maakt over bepaalde risico’s zal een indi- vidu dat ook eerder doen.

Onrealistisch optimisme

De meeste mensen denken dat ze minder kans hebben op onaangename gebeurtenissen dan anderen. Verklaringen hiervoor zijn dat men graag gelooft wat men wil geloven, en dat men alleen denkt aan eigen preventieve maatregelen en vergeet dat anderen dat mis- schien ook doen. Verder vergelijkt men zich eerder met een prototype (iemand die het niet goed doet) dan met een ‘gemiddelde’ ander.

Attitudes

Attitudes (houding ten aanzien van een onderwerp) worden bepaald door de door het individu ingeschatte voor- en nadelen van het gedrag, de zogenaamde uitkomstverwach- tingen. Zo kan men het goed of slecht vinden om lichamelijk actief te worden. Deze attitudes zouden te veranderen zijn door informatie te geven over negatieve (en foute) uitkomstverwachtingen om deze te corrigeren, door positieve verwachtingen te verster- ken of door informatie te geven over nieuwe voor- en nadelen.

Ook de mate waarin iets als een voor- of nadeel wordt gezien kan worden beïnvloed. Van belang hierbij is dat mensen gevoeliger zijn voor consequenties van gedrag op de korte termijn dan op de langere termijn. Zajonc (1984) stelt dat attitudes niet altijd gebaseerd zijn op afwegingen en dat mensen soms beslissen op grond van een eerste gevoel (affectieve reactie) dat bij hen opkomt; zonder dat daarbij een cognitieve basis door verdere afweging aanwezig is (De Vries, 2000). De eerste emotionele reactie op voorlichting is dus van essentieel belang, deze reactie moet positief zijn om attitudes te kunnen veranderen.

Vaardigheden

Vaardigheden betreft de mate waarin iemand in staat is het specifieke gedrag te verande- ren. Dit kunnen vaardigheden betreffen die direct met het gedrag zelf te maken hebben (bijvoorbeeld de fysieke mogelijkheid hebben om te sporten) of met communicatie over het gedrag (bijvoorbeeld het bespreekbaar maken van condoomgebruik in een seksuele relatie).

Eigen effectiviteitverwachting

Waargenomen gedragscontrole of eigen effectiviteitverwachting betreft de mate waarin mensen zich in staat achten het gedrag te veranderen. Deze subjectieve verwachting is van belang voor gedrag, gedragsverandering maar ook voor het volhouden van de ver- andering. De waargenomen gedragscontrole kan door diverse factoren worden bepaald. Zo zal iemand eerder trachten te stoppen met roken wanneer hij het mislukken van een eerdere poging toeschrijft aan toevallige omstandigheden (externe ‘locus of control’) en niet aan zijn eigen ‘zwakte’ (interne ‘locus of control’, Weiner, 1986).

Sociale steun

Uit de verschillende theorieën en modellen komen meerdere vormen van sociale invloed naar voren: subjectieve sociale normen, model-leren, en sociale steun. Een subjectieve sociale norm kan worden gereconstrueerd uit normatieve verwachtingen (ideeën over wat anderen van je verwachten) en de motivatie tot conformeren (mate waarin men geneigd is zich iets aan te trekken van anderen). Hierbij gaat het niet om wat de normen precies zijn, maar om de perceptie van die normen door een persoon. Model-leren betreft het overnemen van gedrag en attitudes van anderen. Sociale steun omvat de hulp van anderen bij pogingen om het gedrag te veranderen. Sociale steun speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol in groepen die gezamenlijk proberen af te vallen of proberen te stoppen met roken. Deze vormen van sociale invloed zijn niet alleen van belang voor gedrags- verklaring, maar ook voor verandering en behoud. De ideeën over wat anderen van je verwachten kunnen gebaseerd zijn op het persoonlijke netwerk en op de media.

Barrières

De beperkte toegankelijkheid of beschikbaarheid van middelen voor gezond gedrag wordt ook wel barrière genoemd. Voorbeelden zijn aanwezigheid van fietspaden of win- kels met gezonde voeding, wetgeving en prijsbeleid ten aanzien tabak en alcohol. Het wegnemen van barrières door bijvoorbeeld overheidsmaatregelen op het gebied van werk- en woonomgeving moet gezien worden als een determinant van gedrag die vanuit de omgeving van een persoon een rol speelt.

Doelen stellen

Het stellen van doelen in termen van gedrag lijkt zinvoller dan doelen in termen van uit- komsten (bijvoorbeeld minder energie-inneming versus gewichtsverlies). Het stellen van een hoog maar realistisch doel leidt tot meer inspanning en volharding om dat doel te bereiken. Ook laat men zich minder afleiden van het doel en bedenkt men betere stra- tegieën om het doel te bereiken.

Implementatie intenties

Om te bevorderen dat een intentie ook in gedrag wordt omgezet zijn implementatie intenties van belang. Dit zijn concrete plannen die specificeren wanneer, waar, welke acties moeten worden ondernomen om bepaald gedrag te veranderen. Twee soorten intenties worden onderscheiden: doel-intenties (het plan hebben iets te bereiken) en implementatie-intenties (de manier plannen om dat daadwerkelijk te doen) (Gollwitzer, 1999).

Feedback en bekrachtiging

Feedback is informatie over de mate waarin iemand is geslaagd zijn gedrag te verande- ren of iets te leren of over de mate waarin veranderingen effect hebben. Zo kan informa- tie worden gegeven over de reductie in vetinname, meer bewegen of gewichtsreductie. Feedback kan mensen bewust maken van gezondheidsrisico’s en gezondheidsbevorde- rende effecten van hun gedrag. Bekrachtiging van gedrag verloopt via positief en nega- tief belonen en straffen. Belonen lijkt in het algemeen effectiever te werken dan straffen. Positief belonen, het versterken van positieve uitkomsten van het gedrag, is bijvoor- beeld een bed voor de nacht aanbieden aan alcoholisten die niet gedronken hebben. Negatief belonen is het wegnemen van negatieve consequenties van het gedrag, bijvoor- beeld door de prijs van vetarme producten lager te maken.

Attributies

De verklaringen die mensen geven voor hun eigen succes of falen ten aanzien van ver- andering worden attributies genoemd. Deze attributies zijn van belang voor het volhou- den van de gedragsverandering omdat ze de succesverwachting bepalen. Stabiele oorza- ken voor falen (zoals gebrek aan wilskracht ten aanzien van meer bewegen) leiden tot een lagere succesverwachting dan instabiele oorzaken (bijvoorbeeld tijdgebrek).

Gewoonten en automatismen

Gewoonten en automatismen zijn belangrijke determinanten van gezondheidsgedrag. De formele definitie van een gewoonte is dat het een automatische doelgerichte respons

op een situationele “cue” is (Verplanken & Aarts, 1999). In modellen van beredeneerd gedrag is gewoonte regelmatig opgevoerd als additionele determinant van gedrag, die ook regelmatig een extra bijdrage levert in de voorspelling van gedrag (De Vries, 2000). Een manier om gewoonten te veranderen is aan te sluiten bij een ingrijpende gebeurte- nis die optreedt (bijvoorbeeld stoppen met roken bij zwangerschap). Ook kan men men- sen bewust maken van hun gewoonten, hen feedback geven over de consequenties van hun gewoonte-gedrag of hen belonen voor het (ongewone) gewenste gedrag.