• No results found

Interviews met koplopers

16

‘’Scholen en het bedrijfsleven kunnen veel meer samenwerken’’

Alice Vellinga | voorzitter van het College van Bestuur CS Vincent van Gogh

Alice Vellinga trad in 2018 aan als voorzitter van het College van Bestuur van het CS Vin-cent van Gogh. De scholengemeenschap heeft drie locaties, waarvan twee in Assen (één in de Lariks en één in Baggelhuizen) en één in Beilen. Voordat Vellinga aan de slag ging als bestuurder bij het CS Vincent van Gogh was zij onder andere bestuurder bij Het Kopland-Zienn (een organisatie die zich inzet voor het versterken van de positie van kwetsbare mensen) en de Politieacademie, waar zij verantwoordelijk was voor de porte-feuille onderwijs. Zodoende heeft zij veel er-varing op het snijvlak van zorg en onderwijs.

Dat deze twee werkgebieden nauw met el-kaar zijn verbonden, blijkt uit de heldere visie die Vellinga uitdraagt. ‘‘Een schoolgebouw zie ik als een actief onderdeel van de ge-meenschap. Het staat in het hart van de wijk en het zou bedrijven, scholen en mensen moeten uitnodigen en stimuleren om veel meer (met elkaar) te gaan samenwerken.’’

Het onderwijs verandert

In het begin van het interview blikken we met Vellinga terug naar het onderwijs van vroeger. Nog niet zo heel lang geleden was het klassikale onderwijs de standaardnorm.

Tegenwoordig zit de jongste jeugd geregeld met een IPad en een koptelefoon in de klas, wordt in projecten buiten de klas gewerkt en kijken we niet op van studenten die thuis via een livestream een hoorcollege volgen. Het onderwijs verandert dus. In rap tempo. Zo concludeert ook Vellinga. Drie thema’s vor-men daarbij de rode draad van het gesprek.

Het investeren in kennis, samenwerking tus-sen onderwijsinstellingen en het stimuleren van ontmoeting. We lichten deze stuk voor stuk toe.

Studeren? Dat doe je je hele leven

Op het moment van schrijven, zit Nederland (en de rest van de wereld) middenin de

co-ronacrisis. Het geeft aanleiding voor een in-teressant onderwerp, namelijk de flexibiliteit van werknemers. Want wat doe je als jouw baan opeens overbodig is geworden? Vol-gens Vellinga kun je je hier als samenleving deels op zijn voorbereid. ‘‘Ik geloof heel sterk in het breed opleiden van mensen. De studierichting die pubers op hun zestiende, zeventiende of achttiende kiezen, is zelden het werkveld waarin zij uiteindelijk werk vin-den. Het is daarom belangrijk om te investe-ren in een leven lang leinveste-ren. Continu bijscho-len. Jongvolwassenen zijn, nadat zij zijn afge-studeerd, nog lang niet uitgeleerd. Ik denk dat bedrijven hieraan een belangrijke bij-drage kunnen leveren. Bijvoorbeeld door, in samenwerking met scholen, de interesse van meisjes op te wekken voor technische vak-ken. In andere landen, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk, zien we dat dit model heel goed werkt. Het interesseveld van kinderen wordt op deze manier verbreed.’’

Daarnaast zorgt een brede opleiding er vol-gens Vellinga voor dat mensen over het alge-meen flexibeler inzetbaar zijn. ‘‘Nederland heeft zo’n hoog werk- en denkniveau. Neder-landers maken over het algemeen veel snel-ler de overstap naar een baan in een ander werkveld. En dus zijn wij sneller in staat om

17 ons aan te passen aan veranderende

omstan-digheden, zoals nu in deze coronacrisis.’’

Meer samenwerking tussen onderwijsinstel-lingen

Zoals gezegd, hebben scholengemeenschap-pen een belangrijke rol in het ‘leven lang kun-nen leren’ van mensen. ‘‘Ik zet mijn deur wa-genwijd open voor mensen die op een latere leeftijd nog graag iets willen leren. Nu zijn schoolgebouwen na schooltijd vaak dicht, terwijl wij deze in de avonduren heel goed zouden kunnen gebruiken om andere doel-groepen bij te scholen. Op dit moment ge-beurt dit nog te weinig.’’ Ook onderwijsin-stellingen zelf zouden meer kunnen samen-werken. ‘‘Als we kijken naar het heden-daagse onderwijs, dan zien we dat grenzen tussen opleidingsinstituten steeds meer aan het vervagen zijn. Vroeger boden scholen, apart van elkaar, hetzelfde aanbod aan alle leerlingen op school. Het hedendaagse on-derwijs richt zich meer op de persoonlijke in-teresse en mogelijkheden van de leerling. In Assen werken we aan divers aanbod.’’

Op de vraag hoe dit in de toekomst nog meer vorm zou kunnen krijgen, antwoord Vellinga dat er vooral kansen zijn in het ver-kleinen van de stap tussen de onderwijsinsti-tuten. Tussen het basisonderwijs en het

voortgezet onderwijs en tussen het voortge-zet onderwijs en het hoger onderwijs. ‘‘Bin-nen het CS Vincent van Gogh zijn wij met an-dere scholen bijvoorbeeld serieus aan het na-denken over een tienercollege. Een college die specifiek ingaat op de overstap tussen het basisonderwijs en het voortgezet onder-wijs. Want voor sommige scholieren komt deze stap te laat, maar voor anderen juist te vroeg. Voor de leerlingen voelt de overstap dan niet als eentje naar een totaal andere wereld. Op deze manier willen wij toewerken naar scholen die méér bieden dan alleen het voortgezet onderwijs.’’

Ontmoeting tussen bedrijven en scholieren Vellinga verwacht dat er in de toekomst ook meer bedrijven zullen zijn die praktijkonder-wijs mogelijk maken samen met de scholen.

‘‘Tegenwoordig hebben veel vmbo-scholen nog eigen praktijkruimtes. Ik verwacht dat deze gaan verdwijnen en dat scholieren en studenten meer binnen bedrijven praktijker-varing zullen opdoen. Meer stages en werk-ervaringsplaatsen die de scholier of student praktijkervaring geeft en het bedrijf tegelij-kertijd verder helpt met een bepaald vraag-stuk. Het TT-instituut en de TechHub zijn hele mooie voorbeelden in Assen. Ik zou graag zien dat dit soort praktijkonderwijs meer naar Assen wordt gehaald.’’

De fysieke plek waar mensen leren wordt dus steeds belangrijker, zo wordt gedurende het gesprek duidelijk. En juist aan die ruimte-lijke vertaling van maatschapperuimte-lijke vraag-stukken heeft de Omgevingsvisie behoefte.

‘‘Neem onze nieuwe school die op dit mo-ment in Beilen wordt gebouwd. Naast leslo-kalen komt ook het jongerencentrum in het gebouw. Daarmee willen wij onze school graag openstellen, zodat de school een open onderdeel van de samenleving, en dus van de wijk, wordt. In de ochtend en in de mid-dag hebben scholieren er straks les, en in de avond is er ruimte voor theater en voorstel-lingen.’’

‘‘Iedere generatie heeft binding met het voortgezet onderwijs, omdat iedereen op een middelbare school gezeten heeft. Dit heeft verschillende voordelen die wij graag willen benutten. Ten eerste hebben wij een heel groot bereik. Ten tweede weten wij heel goed wat er in de samenleving speelt.

Daarom kunnen scholen belangrijke spelers zijn in het aankaarten van maatschappelijke trends. Zoals bijvoorbeeld de toegenomen prestatiedruk onder scholieren en studenten of de toenemende kloof tussen enerzijds het vmbo en anderzijds het havo/vwo. Deze maatschappelijke vraagstukken worden op school het eerst zichtbaar.’’

18

‘‘Assen kan zich wat betreft ondernemer-schap echt onderscheiden van de rest’’

Eelco Bakker | Projectleider bij De Onderne-mersFabriek

De OndernemersFabriek in Assen is onder-deel van Ik Ben Drents Ondernemers (een ini-tiatief van de Provincie Drenthe) en is een programma en een community dat jonge be-drijven met groeiambitie probeert verder te helpen. Eelco Bakker, zelf co-founder van en-kele startups en woonachtig in Assen, is pro-jectmanager bij De OndernemersFabriek. Hij geeft begeleiding en workshops aan jonge, Drentse ondernemingen die ambitieus zijn en willen groeien. ‘‘Ik wil ondernemingen in be-weging krijgen en ze een zetje in de juiste richting geven. Of het nou startups zijn in de zorgsector of in de biobased economy, dat maakt niet uit. Iedere onderneming krijgt bij ons de mogelijkheid om zich verder te ont-wikkelen.’’

De OndernemersFabriek werpt zijn vruchten af

Sinds 2014 staat de OndernemersFabriek aan de Havenkade in Assen. Anderhalf jaar later kwamen daar vestigingen in Emmen en Hoo-geveen bij. Starters kunnen maximaal twee jaar in de OndernemersFabriek zijn geves-tigd. Daarna moeten zij sterk genoeg zijn om

door te groeien en ruimte maken voor nieuwe startups. ‘‘In Assen hebben wij ruimte voor vijftien bedrijven. Er is sprake van een continue doorloop van bedrijven die zich in de OndernemersFabriek vestigen. Am-bitieuze startups maken volop gebruik van de mogelijkheden die de OndernemersFa-briek biedt, zoals workshops en de inten-sieve begeleiding van ervaringsdeskundigen bij de start van hun nieuwe bedrijf. Ik denk dat wij ons daarin echt onderscheiden van de rest. Dankzij de begeleiding en de ondersteu-ning die de OndernemersFabriek biedt, kie-zen starters bewust voor ons.’’ Het sorteert effect, zo blijkt. Volgens Bakker overleeft ruim zeventig procent van de starters de eer-ste jaren. Zet dit af tegen de rest van de startups in Nederland (uit onderzoek blijkt dat ten minste vijf op de tien bedrijven bin-nen vijf jaar weer verdwijnt), dan kan met recht worden gesproken van een succesver-haal.

Assen kan zich onderscheiden

Bakker ziet volop kansen voor Assen om zich te onderscheiden ten opzichte van Gronin-gen en de rest van Drenthe. ‘‘GroninGronin-gen werkt, zoals wij dat zeggen, heel sterk van-uit de community. Omdat er zoveel studen-ten zijn, is er een natuurlijke aanwas aan on-dernemers die elkaars bedrijf versterken en

verder helpen. Assen kent van oudsher een sterke zorg- en dienstensector. Dit zijn hele andere type bedrijven. Ondernemers in deze sectoren hebben misschien wat meer een duwtje en, zoals gezegd, begeleiding no-dig. Want hoe run je nou echt een bedrijf? In de OndernemersFabriek geven we deze be-geleiding. En dan zien we ook dat onderne-mers uit Groningen en de omgeving richting Assen komen.’’ Uiteindelijk is het de ambitie en bereidwilligheid van de ondernemer die de doorslag geeft voor het succes. ‘‘Als wij harder trekken aan een onderneming dan dat de ondernemer zelf doet, dan zit er iets niet goed. Ondernemers moeten echt willen werken aan hun bedrijf.’’

De fysieke plek is de sleutel tot succes De OndernemersFabriek is een broedplaats voor creativiteit, zo laat Bakker weten. Het feit dat ondernemers face-to-face contact hebben, is essentieel. ‘‘Er is bij ons geen rode lijn te ontdekken in het type bedrijvigheid.

Het is juist de combinatie van bedrijven die het concept sterk maakt. Door de dagelijkse contacten komen ondernemers met elkaar in contact en helpen ze elkaar verder. Het zou mooi zijn als er in de toekomst meer van dit soort plekken ontstaan. Een soort Suikerunie terrein zoals we die in Groningen zien.

Regel-19 luw, met ruimte voor creativiteit van

onder-nemers. Dit geeft reuring aan de stad en het biedt ruimte voor creatieve concepten, zoals een stadsstrand. Hoe mooi zou dat zijn, hier aan de Havenkade?’’

Gemeente, maak keuzes!

Een andere sleutel tot een succesvolle onder-nemersstad is volgens Bakker een overheid die keuzes durft te maken. ‘‘Ik denk dat As-sen soms nog wat te anoniem en te beschei-den is. Er liggen volop kansen om een graan-tje mee te pikken van het ondernemerschap in Groningen en om nog meer een regionale positie te vervullen. Een duidelijke profilering is daarin belangrijk. Assen is bijvoorbeeld een zorgstad. Dit moet in de poriën van de identi-teit van de stad zitten, en vervolgens breed gedragen worden in de marketing. Maak keuzes, stem hier jouw identiteit op af en zet hier volop op in. Bij Assen denk ik dan – naast de zorgsector – aan het TT-circuit en de kan-sen die daar liggen op gebied van toerisme en (duurzame) mobiliteit. Maar hier is wel een

overheid voor nodig die een voortrekkersrol inneemt en die koersvast is. Want Assen is geen Groningen, waar het ondernemerschap vanwege de aanwezigheid van studenten

bijna komt aanwaaien. Stick to the plan, on-danks de wisselingen tijdens bestuursperio-des. Dat geeft zekerheid en rust en het straalt vertrouwen uit naar ondernemers.’’

20

‘’Mensen kiezen voor de rust en de ruimte bewust voor Assen’’

Eelco Krakau | Voorzitter van Vereniging Dorpsbelangen

Eelco Krakau is voorzitter van de Vereniging Dorpsbelangen Loon. Dorpsbelangen behar-tigt de belangen van de inwoners van Loon door nauw in contact te staan met de ge-meente Assen, de Brede Overleg groep Kleine Dorpen (BOKD), het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa en an-dere relevante organisaties. Als geboren Fries op Terschelling, woont Krakau inmid-dels alweer 35 jaar in Assen.

Zo’n vijftien jaar geleden was Krakau betrok-ken bij het meerjarenplan Ontsnippering. In het kader van de Natura 2000-gebieden

moesten er ecologische hoofdstructuren met elkaar verbonden worden. ‘’Ik stelde mij-zelf destijds de vraag waarom ik in het bui-tengebied van Assen ben gaan wonen. Dat was vanwege de rust, de ruimte en de lande-lijke omgeving. Assen is een stad met een dorps karakter. Of een groot dorp met stadse allure. Het zit er net tussenin. Dat brengt charme met zich mee wat Assen echt Assen maakt. Het zorgt ervoor dat ik mij prettig voel in Assen. Het heeft van alles iets.’’

Groei of behoud?

Een stad of een dorp. De meningen erover verschillen. Een logische vraag die daarom vaak gesteld wordt, is of Assen moet door-groeien of dat het vooral moet blijven zoals het is. Een plek waar het goed toeven is voor mensen die houden van de stadse dynamiek en tegelijkertijd van de dorpse, gemoedelijke sfeer. Ook Krakau mengt zich in deze vraag.

‘‘De FlorijnAs heeft de infrastructuur van As-sen een enorme impuls gegeven. De verbin-dingen van noord naar zuid en van oost naar west zijn beter dan voorheen. Daarnaast vind ik het station echt een architectonisch hoog-standje. Maar de ontwikkeling ging tegelij-kertijd ook voor een deel ten koste van de

dorpse allure van Assen. Bij toekomstige ont-wikkelingen zal Assen daarom altijd moeten kijken of het bij het karakter van de stad past.’’

Het is tweespalt, aldus Krakau. Voor een stad in ontwikkeling zijn economische en infra-structurele ontwikkelingen altijd nodig, maar het is belangrijk om altijd oog te houden voor het buitengebied. Want ook dat levert Assen veel op. ‘‘Als ik door het buitengebied van Assen loop of sport, vind ik rust en ruimte. Schone lucht. Ik krijg veel reacties van mensen die hetzelfde ervaren. Mensen komen hier speciaal voor naar Assen. Het draagt dus bij aan de aantrekkingskracht van de stad.’’ Iets dat mogelijk kan leiden tot een verbetering van het buitengebied, is het ver-beteren van het wandelnetwerk. ‘‘Als ik naar een willekeurige plek in Duitsland ga, ga ik daar ook naartoe om te wandelen. Omdat de voorzieningen en het wandelnetwerk uitste-kend op orde zijn. Dat mis ik momenteel wel een beetje in Assen. Het gaat om een goede combinatie van routes en de juiste informa-tievoorziening. Op deze manier maak je de stad aantrekkelijker en trek je meer mensen richting de stad.’’

21 Burgerparticipatie? Neem een voorbeeld

aan Loon!

Een van de voordelen van wonen in het bui-tengebied is de sterke betrokkenheid van mensen, aldus Krakau. ‘‘De leefbaarheid in de omliggende dorpen wordt sterk bepaald door de aanwezigheid en de sociale betrok-kenheid van de mensen. In Loon zie ik dit bij-voorbeeld heel sterk. Wat betreft burgerpar-ticipatie is Loon een voorbeeld voor Assen.

In een binnenstedelijke wijk (waar ik voor-heen woonde) voelde ik dat mensen in eer-ste instantie alleen betrokken zijn waar de plek waar zij zelf wonen. Mensen trekken zich snel terug op hun eigen eilandje. Dit is natuurlijk ook een maatschappelijke trend, maar de gemeente kan mensen stimuleren om elkaar meer op te zoeken. Ontwikkel po-dia waar mensen hun ideeën kwijt kunnen.

Zodat ze zorgen voor elkaar. Een programma als Mijn Buurt Assen is daar een heel goed voorbeeld van. En het past goed in het ge-dachtegoed van de Omgevingswet.’’

Het buitengebied van 2035

Groei, maar met oog voor behoud van het prachtige buitengebied. Zo ziet Krakau de toekomst van Assen. ‘‘Ik ben heel blij dat de

gemeente gekozen heeft om geen windmo-lens toe te staan in het buitengebied. Wat betreft zonneparken, benut eerst de beschik-bare dakcapaciteit! Ga slim om met de ruimte. Pak eerst het laaghangend fruit. En kijk dan naar de vaste grond.’’

Daarnaast geeft Krakau nog het advies om, als het gaat om het buitengebied, niet alleen naar de verbinding met de Drentsche Aa te kijken. ‘‘Ik voel in Assen een verschil tussen enerzijds de commerciële westkant en de na-tuurvriendelijke oostkant. Terwijl ook het buitengebied aan de westkant, met bijvoor-beeld het Zeijerveld, prachtig is. Ik zou Assen adviseren om niet al te veel in te zetten op ruimtelijke groei. Doe je dit wel, dan creëer je ook wijken die een op zichzelf staand dorp worden, los van de bestaande stad. Groei kan ook plaatsvinden binnen de bestaande stad. Op deze manier hou je de hoogwaar-dige, natuurlijke omgeving in stand en blijf je een compacte stad. Daarnaast komt het ten goede aan de leefbaarheid. Want die wordt voor een groot deel bepaald door de aanwe-zige biodiversiteit.’’

De combinatie van stad en natuur is er een die we op niet veel plekken in Nederland zo

mooi zien. Het trekt mensen aan. ‘‘De karak-teristieke vergezichten en dorpen. Bijvoor-beeld bij het Zeijerveld. Je kunt er prachtig wandelen en eindeloos kijken. Ik ben daar trots op.’’

22

‘‘Een gezonde leefomgeving krijgen we alleen door optimaal gebruik te maken van de wijk-bewoners’’

Roeli Prikken | Directeur van BAG Neder-land

Roeli Prikken is ruim veertig jaar werkzaam in de zorg- en bedrijfssector, waarvan twintig jaar als directeur en eigenaar van het As-sense bedrijf Paramedics. Daarnaast ver-vult Prikken diverse nevenfuncties in de zorg. Momenteel is zij onder andere werk-zaam als coördinator bij het Centrum Leefstijl en Zorg (CLeZ). Prikken benadert gezond-heid in de breedste zin van het woord. ‘‘Ge-zondheid is veel meer dan alleen de fysieke

toestand van de mens. Het draait daarnaast om de psychologische, sociale en mentale as-pecten en om de kwaliteit van leven en zin-geving. Gezondheid moet echt in de breed-ste context gezien worden. Alleen dan kun-nen we een gezonde leefomgeving creëren.’’

Hoe dat precies in elkaar zit, weet Prikken haarfijn uit te leggen.

Kwetsbaren hebben minder kans op een ge-zonde leefstijl

Volgens Prikken is een gezonde leefstijl van levensbelang voor een vitale maatschappij.

‘‘Het gaat er daarbij niet alleen om of men-sen gezond gedrag vertonen, zoals gezond eten en veel bewegen. Het gaat er ook om dat de openbare ruimte op een dusdanige manier is ingericht dat het mensen uitnodigt óm te bewegen. Bijvoorbeeld door in iedere wijk voldoende groenvoorzieningen te reali-seren of door moeilijk begaanbare pa-den voor iedereen toegankelijk te maken,

‘‘Het gaat er daarbij niet alleen om of men-sen gezond gedrag vertonen, zoals gezond eten en veel bewegen. Het gaat er ook om dat de openbare ruimte op een dusdanige manier is ingericht dat het mensen uitnodigt óm te bewegen. Bijvoorbeeld door in iedere wijk voldoende groenvoorzieningen te reali-seren of door moeilijk begaanbare pa-den voor iedereen toegankelijk te maken,