• No results found

Micro niveau

Bijlage 5: Interviewguide Adviesbureau Witteveen+Bos

 Zelf voorstellen

 Geïnterviewde vragen iets over zichzelf te vertellen

 Inleiden interview: onderwerp, reden voor onderwerp, doel- en vraagstelling, uitleg onderzoeksmethode, noemen factoren conceptueel model

 Uitleg opbouw van interview

 Toestemming vragen om interview op te nemen

Fusie van de waterschappen

Waterschap Rivierenland bestaat in zijn huidige vorm sinds 2002 na een fusie van verschillende polderdistricten, waterschappen en hoogheemraadschappen. Ook andere waterschappen zijn in die periode gefuseerd.

 Wat zijn volgens u de belangrijkste redenen om tot fuseren over te gaan?

 Kunnen de fusies in relatie gezien worden met de ontwikkeling van het waterbeleid 21e eeuw?

 U bent zelf werkzaam geweest bij het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Deze zijn opgegaan in Rivierenland, toch?  In hoeverre werd hier al gewerkt (voor zij fuseerden) met het waterbeleid 21e eeuw?

Vaak hebben organisaties te maken met gewoonten en routines die zorgen voor weerstand bij verandering. Een aanpassing van de structuur van de waterschappen was in eerste instantie een aansporing van het Rijk.

 Is de fusie van Hoogheemraadschap Alblasserwaard/Vijfheerenlanden met Rivierenland in 2005 naar uw idee gemakkelijk verlopen?

 Waren er vanuit de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden punten van weerstand tegen de fusie?

 Hadden de gefuseerde waterschappen te maken met eigen werkwijzen die geleid hebben tot belemmering van beleidsverandering?

Deel 1: Omgevingsfactoren

Uitleg factoren van het conceptueel model:

Autonome ontwikkelingen

Focusmomenten

Materiele omgeving

Open netwerk structuur

Routines/gewoontes

Beschikbare middelen

Innovaties vanuit niches Materiele omgeving

 Denkt u dat een waterschap als Rivierenland, dat te maken heeft met drie grote rivieren, zich sneller aan zal passen aan WB21 dan een waterschap dat vanwege een heel andere positie in Nederland (in Drenthe e.d.) geen directe druk ervaart van wateroverlast van deze grote rivieren?

75

Focusmomenten

In de jaren ’90 tot 2005 hebben zich verschillende momenten voorgedaan waarbij de waterschappen te maken kreeg met wateroverlast van rivieren, extreme regenval of droogte. Deze focusmomenten worden in de waterbeheersplannen naar voren gebracht als oorzaak voor overgaan tot een nieuw denken.

Er zijn 6 focusmomenten geweest: 13. 1993: wateroverlast rivieren 14. 1994: extreme regenval 15. 1995: wateroverlast rivieren 16. 1998: extreme regenval 17. 2003: droogte 18. 2005: extreme regenval

 Is er een relatie tussen de focusmomenten en het fuseren van de kleinere waterschappen rond de eeuwwisseling?

 In hoeverre denkt u dat deze momenten van invloed zijn geweest op beleidsveranderingen bij de waterschappen?

Deel 2: Netwerk en regimefactoren Structuur van het waterschap

Samenwerkingsverbanden leiden tot een opener proces. En in een open proces zal meer mogelijkheid tot beleidsverandering zijn.

In 2002 stelt Rivierenland bijvoorbeeld dat er geïnvesteerd zal worden in een betere samenwerking met o.a. kennisinstituten als universiteiten (doel: kennis), verenigingen van agrarisch natuurbeheer en partijen die van belang zijn bij planvorming van ecologische verbindingen.

 Denkt u dat de vergroting van de waterschappen een positieve invloed hebben gehad op samenwerking met andere partijen?

 Is er een verschil in samenwerking met publieke partijen (zoals gemeente, provincie) en private partijen (universiteiten, adviesbureaus)?

Waterschap rivierenland vertelde mij dat zij een vrij autonome organisatie zijn, ze kunnen dus veel hun eigen gang gaan.

 In hoeverre hebben kleinere waterschappen die aansloten bij de fusie de ruimte gehad voor het inbrengen van alternatieven?

 Maakt het autonome karakter van de waterschappen het inbrengen van alternatieven (door externe partijen) voor verandering moeilijker?

In 2002 is vastgesteld dat het waterschap meer draagvlak wil creëren bij burgers en andere

doelgroepen. Hierbij is het doel het imago te verbeteren naar professioneel, pro-actief en openstaand voor samenwerking. Het middel dat hiervoor gebruikt wordt is communicatie.

 Is dit doel naar uw idee bereikt? (sprekend vanuit Witteveen+Bos)

 Waar blijkt dat uit?

76

Er zijn verschillende projecten die gelijk lopen met of voortkomen uit WB21. Deze kunnen een beleidsverandering bij de waterschappen stimuleren. Ik zal een paar projecten noemen. Kunt u dan per project aangeven hoe de waterschappen met deze projecten omgaan?

Cradle to cradle (=ontwerpen van effectieve, nieuwe, duurzame systemen)

Building with nature (=gezamenlijke planontwikkeling van meerdere actoren voor

duurzaamheid).

Horizon 2020 (=inovatie estafette in 2013 met als doel om partijen te verbinden oom zo tot

innovatieversnelling te komen, vanuit EU).

Thema’s: Smart cities, circular economy, Green transport.

Deltaprogramma: meerlaagse veiligheid (=reduceren kans op overstromingen door

duurzame inrichting)

Ecologische Hoofdstructuur

 Waar komen de initiatieven tot deze projecten vandaan?

 Welke projecten springen eruit als het gaat om nieuwe kennis en inzichten waar de waterschappen mee aan de slag willen?

 In hoeverre denkt u dat projecten als deze van invloed zijn op het beleid van de

waterschappen (in vergelijking met bijv. druk vanuit focusmomenten, de materiele omgeving, autonome ontwikkelingen in de samenleving en de structuur van een organisatie)?

 Zijn er projecten (geweest) die ik niet genoemd heb, maar die volgens u wel van belang zijn voor de ontwikkeling van de waterschappen?

Conclusie

Beleidsverandering is dus het gevolg van verschillende factoren: die van de directe omgeving, van focusmomenten, een open dan wel gesloten structuur van een organisatie en innoverende projecten.

 Welke van bovengenoemde factoren heeft volgens u de grootste rol gespeeld voor een beleids- en perspectiefwijziging voor de waterschappen (en welke factoren nauwelijks een rol)?

 Zijn er nog andere factoren die niet in dit interview naar voren zijn gekomen, maar die volgens u wel een rol gespeeld hebben?

Afronding

 Belangrijkste conclusies herhalen

 Vragen of geïnterviewde het hier mee eens is/nog iets wil toevoegen

 Bedanken voor het interview