• No results found

Macro niveau

4.2.2 Aanleidingen tot beleidsveranderingen

In paragraaf 4.2.1 zijn de belangrijkste beleidsveranderingen van waterschap Rivierenland behandeld. De belangrijkste bevindingen zijn voor het overzicht in figuur 11 gezet. In deze paragraaf zullen de aanleidingen voor beleidsverandering uitgelegd worden.

Belangrijkste beleidsveranderingen Rivierenland

Macro niveau  Veel invloed projecten gestuurd vanuit

Rijksniveau

 1993, 1995 en 1998 belangrijke focusmomenten, 2003 niet

Meso niveau  Netwerk gelijkwaardiger

 Meer samenwerking kennisinstituten, gemeenten, enz.

 Schaalvergroting

 Reorganisatie

 Meer professionaliteit, doelmatigheid en integraliteit

 Financieel krachtiger

 Veel nieuwe werkwijzen en routines

Micro niveau  Projecten vanuit niches worden

aangegrepen

Figuur 11: Opsomming van invloed van indicatoren op macro, meso en micro niveau voor waterschap Rivierenland. (Bron: auteur)

41

De schaalvergroting heeft blijvende gevolgen voor Rivierenland meegebracht. Het

waterschap moest vanaf dat moment gaan reorganiseren. Schaalvergroting was geen eigen keus, maar het nut ervan werd wel ingezien. Het waterschap heeft zich er vervolgens op aangepast en er bewust op gestuurd de hiërarchische structuur om te zetten naar een gelijkwaardiger structuur. De schaalvergroting kan daarom aangewezen als aanleiding om de cultuur binnen de organisatie te veranderen, professioneler te worden en financieel krachtiger te worden. Wel heeft de organisatie daarna doelbewust middelen (kennis, geld en regelgeving) ingezet om de structuur opener te maken.

Het waterschap geef aan dat de doelmatigheidsdiscussie in de Tweede Kamer en de discussie rondom bestaansrecht van het waterschap de belangrijkste redenen waren om tot fuseren over te gaan. Bij verkiezingen van het waterschap komt slechts 25% van de burgers hier naar toe. Dit leidt tot een steeds terugkerende discussie of de waterschappen nog wel moeten blijven bestaan. Rivierenland heeft daarom het idee dat zij continu moet bewijzen dat ze haar werk goed doet. Deze druk maakt ook dat de organisatie moet laten zien dat ze openstaat voor innoverende projecten en samenwerking met andere partijen, ook vanuit de doelmatigheidsdiscussie. Daarbij speelt ook dat waterschappen elkaar beïnvloeden: ze willen niet achterblijven en ook een volwaardige partner worden. Grote, structurele veranderingen van deze organisatie kunnen verklaard worden vanuit politieke trends op macro niveau. Druk vanuit het macro niveau (politieke cultuur en trends) is daarom erg belangrijk.

Een andere aanleiding voor Rivierenland om meer samen te gaan werken en participeren in innoverende projecten was om meer invloed te krijgen en gemeenschappelijk voordeel te creëren. De partners voor samenwerking komen veelal voort uit het feit dat zij veel

overeenkomsten vertonen met het systeem van Rivierenland. Zo is de samenwerking met de Hollandse Delta vrij natuurlijk, omdat ze overeenkomsten hebben in het watersysteem. Daarnaast zijn veel publieke partners vaste overlegpartners. Samenwerking met private partijen is minder natuurlijk. Voor het waterschap brengt dit meer risico’s mee (E. van Tuinen, persoonlijke communicatie, 7 juni 2013).

Tegelijkertijd met de doelmatigheids- en bestaansrechtdiscussie kwam steeds meer het besef bij dit waterschap op dat de hoge afvoeren van rivieren het gevolg waren van klimaatverandering. De komst van WB21 ziet Rivierenland daarom ook in relatie met haar fusie. Het waterschap zou grotere opgaven krijgen en de verwachting was dat de kleine waterschapjes hier niet sterk genoeg voor waren. De focusmomenten in 1993, 1995 en 1998 zijn erg belangrijk gebleken voor Rivierenland, omdat ze hebben geleid tot grote

veranderingen betreffende de werkwijzen van het waterschap. Daarnaast zorgen dit soort focusmomenten voor een maatschappelijke acceptatie om investeringen te doen en schuift de discussie van bestaansrecht (tijdelijk) naar de achtergrond. De wateroverlast in 1993 en 1995 waren voornamelijk belangrijk voor het risicobesef bij Rivierenland dat hun rivieren meer ruimte nodig hadden dan ze kregen. 1998 was juist belangrijk om nieuwe werknormen op te stellen (E. van Tuinen, persoonlijke communicatie, 7 juni 2013).

Tegenwoordig merkt de organisatie de gevolgen van de economische crisis. Haar financiële situatie is hierdoor aan het veranderen. Door minder financiële middelen is ze genoodzaakt weer anders te gaan denken. In het één na laatste waterplan komt naar voren dat het waterschap alles wil doen. Ze legt zowel de focus op: waterkwaliteit als -kwantiteit. Bij nieuwe plannen zal het waterschap een keus tussen moeten maken welke nadruk in welk

42

gebied komt te liggen. De economische crisis kan zelfs toegevoegd worden aan de focusmomenten (H. Roorda, persoonlijke communicatie, 21 juni 2013).

De ontwikkelingen in de materiële omgeving (urbane ontwikkeling en infrastructuur) blijken weinig invloed op het beleid te hebben gehad. Uiteindelijk worden deze plannen besloten door de algemene democratie en speelt het waterschap hier geen rol in. Wel is Rivierenland, mede dankzij de Watertoets, meer gaan participeren in de rol van water in het stedelijk gebied. De Watertoets is een belangrijk middel gebleken om meer invloed te krijgen en meer samen te werken met gemeenten.

Rivierenland heeft bij de reorganisatie wel te maken gehad met weerstand. Deze heeft beleidsverandering echter niet tegengewerkt. De organisatie had alleen iets meer tijd nodig om de medewerkers aan de veranderingen te laten wennen. De toegevoegde waterschapjes hadden andere denkwijzen, maar deze hebben geen belemmering gevormd voor het beleid, omdat ze van tevoren al samen om de tafel zijn gaan zitten voor een Integraal

Waterbeheersplan (2002-2006).

Bepaalde projecten is Rivierenland aangegaan omdat ze gestuurd werden vanuit het Rijk: de meerlaagse veiligheid en Ruimte voor de Rivier. Andere projecten, zoals Cradle to Cradle en Building with nature, kwamen op vanuit niches. In beide gevallen hebben deze projecten tot een beleidsverandering geleid. Ligging blijkt erg bepalend te zijn voor de projecten waar Rivierenland in participeren wil. Er wordt vooral gezocht naar regionale mogelijkheden, dus welke mogelijkheden hun beheersgebied biedt. De invloed van innoverende projecten worden echter minder significant gezien als aanleiding voor beleidsverandering dan de projecten die van bovenaf gestuurd zijn. De invloed is daarbij erg afhankelijk van de afdeling: de grootste veranderingen in de waterketen zijn in Rivierenland voortgekomen uit de Cradle to Cradle gedachte. Voor beleidsverandering in de waterkeringen waren juist de

43

4.3 Analyse waterschap Reest & Wieden

Nu een analyse is gemaakt van het beleid van waterschap Rivierenland, zal een analyse gemaakt worden van beleidsveranderingen bij waterschap Reest & Wieden. Deze analyse zal op een zelfde manier gebeuren. Na deze analyse worden de resultaten van beide casussen vergeleken in paragraaf 4.4.

4.3.1 Beleidsveranderingen Reest & Wieden 1990 tot heden