• No results found

102 Interview: Ds. C vraag 26.

103 Interview: Dhr. en mevr. H: vraag 10, interview: ds. B vraag 17. 104 Interview: Ds. B vraag 26.

3.2 Deelvraag 4

Nu er meer inzicht is verschaft in de problemen vóór, tijdens en na een echtscheiding, kan er worden onderzocht of en wanneer het wenselijk is om juridische instrumenten in te zetten. Gemakshalve zal ik alle beoogde juridische middelen langsgaan in een logische volgorde. Ik begin bij de verplichte

huwelijkscatechisatie omdat dit gericht is op de situatie vóór de echtscheiding (zie bijlage 1). Vervolgens behandel ik het huwelijksconvenant ingeval van

huwelijksproblemen. Daarna komt het echtscheidingsconvenant in de fase van een daadwerkelijke echtscheiding. Ik sluit deze deelvraag af met in welke fase van echtscheiding volgens deskundigen de gemeente meer zou moeten doen. 3.2.1 Huwelijkscatechisatie

In de fase dat er huwelijkscatechisatie wordt gegeven is er nog geen sprake van een huwelijk. In de theorie werd duidelijk dat aankomende echtparen tijdens een

dergelijke cursus leren wat een (christelijk) huwelijk inhoudt. De kerkenraad ziet namelijk toe op de voorbereiding van een christelijk huwelijk (zie paragraaf 2.2.2.1). In de praktijk is gebleken dat het toezien op verschillende manieren gebeurt. Beide predikanten vertellen dat zij stellen die voor een langere tijd verkering hebben bewust benaderen om te wijzen op de mogelijkheid om een huwelijkscursus te

volgen. De huwelijkscursus wordt gegeven door dhr. en mevr. H.105 Het stel bepaalt

dus zelf of ze die cursus willen volgen.106 Wat in ieder geval wel altijd plaatsvindt is

een huwelijksgesprek tussen de predikant en het stel.107

Om te onderzoeken of de verplichte huwelijkscatechisatie een gewenst juridisch middel is, is het van belang om erachter te komen wat professionals van dit plan vinden. Dhr. H zegt dat de vrijblijvendheid om huwelijkscatechisatie te volgen er wel af mag. Zowel dhr. als mevr. H zijn een voorstander van de voorgeschreven

huwelijkscatechisatie. De openheid rondom dit thema zal volgens mevr. H toenemen en het maakt ruimte voor erkenning en herkenning. De drempel om over

relatieproblemen te praten zal volgens hen dan ook verlagen.108 Zij wijzen verder op

het feit dat stellen bij kerk Mozaïek0318 ook verplicht een huwelijkstraject moeten doorlopen voordat zij kunnen trouwen. Er zijn dus al kerken die de verplichte

105 Interview: Dhr. en mevr. H vragen 1 en 21.

106 Interview: Ds. C vraag 34, interview: ds. B vraag 34. 107 Interview: Ds. C vraag 34, interview: ds. B vraag 36.

108 Interview: Dhr. en mevr. H vraag 19.

huwelijkscatechisatie hanteren om zo echtscheidingen te voorkomen.109

Voor mr. Van de P zou het ook niet meer dan logisch zijn dat predikanten zeker willen weten dat een stel goed voorbereid het huwelijk in gaat. Een zegen over een huwelijk mogen we volgens mr. Van de P niet te lichtvaardig opvatten. Er valt volgens haar veel te voorkomen door hier actief mee bezig te gaan. Zij is dus

eveneens een voorstander van dit idee.110 Het idee van een voorgeschreven

preventieve toerusting spreekt ook ds. B zeer aan. Hij is sowieso een sterk

voorstander van kadervorming.111 Ds. C echter vindt het verplicht stellen van

huwelijkscatechisatie net iets te ver gaan. Hij zou het wel dringend willen adviseren.112

3.2.2 Huwelijksconvenant

Het huwelijksconvenant is in de theorie niet uitvoerig aan bod gekomen. Dit heeft vooral te maken met het feit dat het een vrij nieuw concept is; dit blijkt ook in de praktijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mr. Van de P nog niet bekend was met het huwelijksconvenant. Op zich wel logisch vindt ze, aangezien het

huwelijksconvenant wordt opgesteld in de fase voordat ze naar haar toekomen.113

Ds. C en ds. B zijn bovendien ook niet bekend met het huwelijksconvenant.114

Dhr. en mevr. H zijn wel bekend met het huwelijksconvenant. Zij menen dat het huwelijksconvenant goed kan zijn om even rust te creëren en daarbij te werken aan jezelf. Wat zij wel zien is dat het toch soms een begin is van uit elkaar gaan. In die

zin is de drempel om weer naar elkaar toe te groeien ook hoger.115 V is ook bekend

met het huwelijksconvenant en meent dat het nuttig kan werken, mits er wat

algemene uitgangspunten worden vastgelegd.116

Hoewel zij er nog niet mee bekend was, vindt mr. Van de P het idee van een huwelijksconvenant zeer positief. Dat er tijdelijk afspraken worden gemaakt

109 Zie vorige noot.

110 Interview: Mr. Van de P vraag 27.

111 Interview: Ds. B vraag 35. 112 Interview: Ds. C vraag 35.

113 Interview: Mr. Van de P vraag 23.

114 Interview: Ds. C vraag 28, interview: ds. B vraag 28. 115 Interview: Dhr. en mevr. H vragen 15 en 16.

116 Interview: V vraag 22.

aangaande kerkelijke zaken kan volgens haar stabiel werken voor de kinderen. De

gemeente zou hier volgens haar best bij kunnen helpen.117 Ds. C sluit hierbij aan en

meent dat de gemeente best kan helpen bij het maken van goede afspraken.118 Ds.

B vraagt zich echter sterk af of dit wel een taak van de gemeente is. Hij maakt

namelijk zelf altijd een onderscheid tussen zijn professionaliteit en die van een ander.

Als gemeente zou hij dan meer willen aandringen op de houding van de partners.119

3.2.3 Echtscheidingsconvenant

De afspraken die worden gemaakt in het echtscheidingsconvenant lijken sterk op die van het huwelijksconvenant alleen dienen ze een ander doel. Waar het

huwelijksconvenant als doel heeft om partners weer met elkaar te verzoenen, heeft het echtscheidingsconvenant als doel om zo goed mogelijk uit elkaar te gaan. In deze paragraaf gebruik ik zowel de term ouderschapsplan als

echtscheidingsconvenant, daar het ouderschapsplan onderdeel is van het echtscheidingsconvenant (zie paragraaf 2.1.2.3 en figuur 1).

Ongeacht de bemoeienis van de kerk, blijkt dat er in de praktijk al wel degelijk afspraken worden gemaakt aangaande kerkelijke zaken. Zo komt de herhaling van

de doopbelofte voor.120 Verder is het voorgekomen dat ouders afspreken dat de

kinderen met de moeder of vader meegaan naar de kerk. Veel verder dan dit gaat

het meestal niet.121 Daarenboven speelt de leeftijd van de kinderen ook een grote rol

als het gaat om het opstellen van het ouderschapsplan; “over een kind van zeventien hoef je echt niet af te spreken welke sporten hij gaat doen”.122

Zowel mr. Van de P als V proberen het ouderschapsplan te zien als een levend document; het leven ontwikkelt zich namelijk steeds. Mede daarom vinden zij veel afspraken – ook rondom kerkelijke zaken – niet per definitie beter. Volgens V kunnen veel afspraken gaan knellen. Daarbij kunnen ouders, kinderen en kerken van

standpunten en ideeën veranderen. Afspraken in het ouderschapsplan moeten dus heel globaal zijn. Er kunnen echter situaties voorkomen waarbij het wel handiger is

117 Interview: Mr. Van de P vraag 24. 118 Interview: Ds. C vragen 29 en 38. 119 Interview: Ds. B vraag 29.

120 Interview: V vraag 20, interview: mr. Van de P vragen 19 en 20. 121 Interview: V vraag 18.

om meer af te spreken, vooral als een van de twee partners heel wisselend is en

snel op dingen terugkomt.123 Het lastige aan het ouderschapsplan vindt mr. Van de P

dat het gewoon niet verwezenlijkt waar men op hoopte.124

Als het gaat om de vraag of de gemeente hierin een rol moet spelen zijn er

verschillende opinies. Ds. C is net zoals bij het huwelijksconvenant eveneens positief over het maken van afspraken wanneer stellen gaan scheiden. Hij onderstreept zijn visie op 1 Corinthiërs 7 dat God Zijn verbondsgezin erbij wil houden (zie paragraaf 3.1.1.5). Dan zijn volgens hem dit soort afspraken rondom kerkgang en catechisatie juist heel belangrijk.125

Ds. B vindt het maken of voorstellen van zulke afspraken niet de taak van de

gemeente. Vooral als er sprake is van een ongeoorloofde echtscheiding krijgt hij het gevoel krijgen dat je als gemeente iets gaat faciliteren wat je niet wilt. Het zou dan eerder drempelverlagend dan drempelverhogend werken. Ds. B ziet de gemeente die afspraken dus niet zo snel aan scheidende echtparen aanbieden. Hij laat het

maken van afspraken dan ook liever over aan mediators en advocaten.126

Mr. Van de P is eveneens kritisch als het gaat om het echtscheidingsconvenant. Als de gemeente kerkelijke afspraken aan scheidende partners wil voorstellen moeten zij volgens mr. Van de P goed nadenken over hoe ze dat gaan brengen. Bijkomend probleem is dat deze afspraken volgens haar als intentieverklaring gelden. Mr. Van de P meent dat je niet kan zeggen: “mijn ex neemt mijn kind niet mee naar de kerk, ik vorder nakoming”. Daarom zou zij een suggestie om kerkelijke afspraken te maken

prima vinden, maar meer dan dat ook niet. 127 Bovendien moeten beide partners het

ermee eens zijn. Het mag dan ook niet zo zijn dat de een wordt afgeschilderd als niet

meewerkend; hierin schuilt volgens haar een groot gevaar.128

V meent dat het hier toch wel om een bijzondere situatie gaat omdat een claim zoals: “mijn ex neemt mijn kind niet mee naar de kerk” zou op zichzelf niet ongegrond zijn. Afspraken zijn immers afspraken. Toch beaamt hij de uitspraak van mr. Van de P

123 Interview: V vraag 21, interview: mr. Van de P vragen 19 en 22. 124 Interview: Mr. Van de P vraag 21.

125 Interview: Ds. C vragen 30 en 31. 126 Interview: Ds. B vragen 30, 31 en 40. 127 Interview: Mr. Van de P vraag 25. 128 Interview: Mr. Van de P vragen 24 en 25.

door te stellen dat dergelijke afspraken meer als intentieverklaring zouden gelden. Daarnaast hebben we in Nederland ook de vrijheid van godsdienst; ook om van godsdienst te veranderen, aldus V. 129 Hij betwijfelt het overigens ten zeerste of de

kerk adequaat genoeg is om bij te dragen aan het echtscheidingsconvenant. Volgens V is de taak van de kerk eerder geloof verkondingen, samen God eren en samen

psalmen zingen.130

3.2.4 Fases van hulp bieden

In de vorige paragrafen werd al een en ander duidelijk als het gaat om de

wenselijkheid om juridische instrumenten te gebruiken. Verschillende ervaringen en meningen zijn hierbij bepalend als het gaat om de mogelijke rol van de gemeente voor, tijdens en na een echtscheiding. In deze paragraaf wordt nog verder duidelijk in welke fase(s) de gemeente behoefte heeft om een rol te kunnen spelen bij

huwelijksproblemen en echtscheidingen. Moet er volgens de gemeente meer worden ingezet op de preventie? Of wellicht wel het helpen van echtparen tijdens

huwelijksproblemen of tijdens een echtscheiding? Het antwoord op deze vraag is zeker niet alleszeggend maar wel van cruciaal belang voor de beantwoording van mijn centrale vraag.

Ds. B vindt dat in elke fase wel meer mag worden gedaan. Volgens hem praten we er ook gewoon niet genoeg over en gaan we snel weer over tot de orde van de dag. Dus wat meer openheid in al die fases zou hij wel toejuichen. Zijn prioriteit ligt echter

wel om meer preventief te werken.131

Ds. C denkt ook dat er in elke fase moet worden ingezet. Toch vindt hij dat er meer mag worden gedaan wanneer er huwelijksproblemen zijn tussen echtparen. Maar dit vindt hij tegelijkertijd ook een valkuil: “want soms wordt alles gedaan om mensen bij elkaar te houden en als het niet lukt dan valt het uit je handen en dan kan er wel een gat vallen in de bearbeiding”. Verder blijft preventie van echtscheiding altijd wel echt

een taak van de gemeente.132

Zowel dhr. als mevr. H zijn het erover eens dat alles begint met voorkomen.

Preventie is volgens hen daarom ontzettend belangrijk. Die staat volgens mevr. H nu

129 Interview: V vraag 23.

130 Interview: V vragen 24 en 25. 131 Interview: Ds. B vraag 39. 132 Interview: Ds. C vragen 39 en 40.

op nul. Mensen moeten volgens haar bewust zijn en weten waar ze aan beginnen.133

Mr. Van de P vindt het lastig om één fase te benoemen waarin de gemeente meer zou moeten doen. Allereerst is het de preventie waar volgens haar een grote verantwoordelijkheid ligt voor de gemeente. De gemeente moet volgens haar een cultuur creëren waarin huwelijksproblemen meer bespreekbaar worden gemaakt. Het bespreekbaar maken is namelijk belangrijk voor de preventie. Ten tweede moet de gemeente ook een veilige basis zijn voor het kind. In de fase tijdens de echtscheiding moet de gemeente vooral goed nadenken over wat ze wel en niet moeten doen, dus heel erg voorzichtig zijn.134

3.2.5 Deelconclusie

De juridische instrumenten die in de theorie werden gepresenteerd zijn middels deze deelvraag in de praktijk nader onderzocht. In de praktijk blijkt dat scheidende

echtparen al wel degelijk kerkelijke afspraken opnemen in het

echtscheidingsconvenant. Hoewel het vaak in algemene termen gaat en meestal niet verder dan de doopbelofte en afspraken nopens de kerkgang. Dat de gemeente een rol zou moeten spelen bij het maken van dergelijke afspraken lijkt voorlopig niet aan te raden. Juristen mr. Van de P en V zijn hierover zeer kritisch. Ds. B vraagt zich af of dit wel een taak van de gemeente is.

Als het gaat om het huwelijksconvenant zijn de ondervraagden overwegend meer positief. De gemeente zou daar prima aan mee kunnen werken, temeer aangezien er in die fase nog geen juristen bij betrokken zijn. Vooral ds. C is te spreken over dit idee. Ds. B is minder positief aangezien hij een strikte scheiding maakt tussen zijn en iemand anders’ professionaliteit. Hij ziet het echter wel als zijn taak om de partners aan te sporen om een goede houding te hebben bij het maken van afspraken. Tenslotte geldt voor zowel het huwelijksconvenant als het echtscheidingsconvenant dat het meer een intentieverklaring is, dit maakt het vorderen van nakoming moeilijk. De voorgeschreven huwelijkscatechisatie wordt bij mijn onderzoek het meest positief beantwoord. Dhr. en mevr. H vinden dat die vrijblijvendheid er wel af mag. Ook mr. Van de P zou de verplichte huwelijkscatechisatie een goed idee vinden. Ds. B zou eveneens graag preventief willen werken en investeren in verplichte kadervorming.

133 Interview: Dhr. en mevr. H vraag 20. 134 Interview: Mr. Van de P vragen 30 en 31.

Ds. C zou de huwelijkscatechisatie alleen dringend adviseren.

3.3 Deelvraag 5

Bij de vorige deelvraag zijn de juridische instrumenten onderzocht. De focus is daarbij gelegd op de wenselijkheid van het gebruik daarvan. In deze laatste deelvraag zal het gaan over de haalbaarheid. Het is goed om dit te onderzoeken aangezien de wenselijkheid los staat van de haalbaarheid. Als iets wenselijk is betekent het immers nog niet dat het ook haalbaar is.

3.3.1 Haalbaarheid juridische instrumenten

Als het gaat om het huwelijksconvenant en het echtscheidingsconvenant meent ds. C dat het op dit moment wel haalbaar zou zijn om hierin een rol te kunnen spelen. Dat is anders wanneer er in de toekomst meer echtscheidingen zouden

voorkomen.135 Ds. B is het hiermee eens, hij doet daarbij een beroep op de

gemeente; er zitten namelijk veel mensen – ook advocaten - in de gemeente dus genoeg man- en vrouwkracht, aldus ds. B. Het zal volgens hem echter wel wat tijd in

beslag nemen.136

Over de haalbaarheid van de verplichte huwelijkscatechisatie kan niet veel worden gezegd aangezien die keuze niet bij de GKvV ligt maar bij de landelijke GKv (zie paragraaf 2.2.4.1). De gemeente heeft dus geen zicht op de haalbaarheid hiervan. Of het ontwikkelen van een huwelijkscatechisatie en het geven daarvan haalbaar is kan echter wel worden onderzocht.

Het ontwikkelen van een huwelijkscatechisatie zal dan ook geen probleem zijn. Op dit moment geven dhr. en mevr. H daar zelf invulling aan. Als er echter een nieuw en standaard huwelijkscursus moet worden ontwikkeld dan zou ds. C eerst

onderzoeken wat er al ontwikkeld is. Het kan volgens hem ook zo zijn dat de landelijke GKv een programma ontwikkelt wat elke plaatselijke GKv weer kan

gebruiken.137 Het daadwerkelijk geven van de huwelijkscatechisatie is voor dhr. en

mevr. H ook geen probleem. Wat zij wel opmerken is dat zij iets meer hulp vanuit de gemeente kunnen gebruiken. Vooral achter de mensen aanlopen en vragen of ze