• No results found

4. Het recht op leven in internationaal perspectief

4.2 Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind

Het IVRK is een internationaal verdrag dat als enige verdrag speciaal is gericht op de bescherming van kinderen. Het doel van het IVRK is het kind maximale levens- en ontplooiingskansen te geven.120 Alle rechten in het verdrag vormen een samenhangend geheel waarbij alle rechten even belangrijk worden geacht, dit wordt de ‘holistische werking’ genoemd.121

Er bestaat tussen de artikelen geen rangorde, maar het verdrag moet in het belang van het kind – zoals vastgelegd in artikel 3 IVRK – in zijn geheel

116 S. Mirgauz ‘Commentaar op Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden art. 2’ in: Sdu Commentaar EVRM §7.3.2 (zoals laatst online bijgewerkt: 25-03-2015). 117

De EU-landen Ierland en Malta kennen nog geen liberale abortuswetgeving. In deze landen is abortus slechts toegestaan als de gezondheid van de vrouw door de zwangerschap in gevaar komt. Ook in Polen wordt in vrijwel alle gevallen abortus verboden. Zie voor een overzicht van abortuswetgeving in Europa: IPPF European Network, Publication on Abortion Legislation in Europe, Brussel, januari 2012.

118

HR 16 juni 1995 ECLI:NL:HR:1995:ZC1757, NJ 1997, 131, conclusie A-G mr. Vranken, §19. 119 K. Cox e.a., ‘Internationale aspecten in de verschillende takken van het recht. Vormingsprogramma

2004-2005’. Gent: Larcier 2005, p. 100.

120

M.K. Jungschleger, ‘De onveilige baarmoeder’, AA 2002/5, p. 342.

121 J.H. de Graaf, ‘Rechten van het kind en ouderlijke verantwoordelijkheid, een inleiding’, in: J.H. de Graaf e.a., Rechten van het kind en ouderlijke verantwoordelijkheid, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2008, p. 21.

32 worden gelezen.122 Dit betekent dus dat alle artikelen uit het IVRK het belang van het kind moeten dienen. Artikel 3 IVRK waarborgt namelijk het recht dat het belang van het kind bij alle maatregelen die het kind betreffen de eerste overweging moet vormen. In artikel 3 lid 2 IVRK is de grondslag voor de kinderbescherming gelegen.123 De Staten verplichten zich in dit artikel het kind te beschermen en hem passende zorg te bieden door specifieke maatregelen en voorzieningen te treffen. Hierbij moeten de Staten wel rekening houden met de rechten en plichten van de ouders van het kind.

Tijdens de totstandkoming van het IVRK is uitvoerig gediscussieerd over de vraag of ongeboren kinderen eveneens onder de bescherming van het IVRK moeten vallen.124 In artikel 1 IVRK wordt ieder mens jonger dan achttien jaar als kind gedefinieerd, maar wordt de definiëring van het moment wanneer voor het eerst sprake is van een kind bewust vermeden.125 Sommige landen, zoals Argentinië gaan er vanuit dat het leven van het kind al begint bij de verwekking126, terwijl bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk het IVRK pas toepasselijk acht bij het levend geboren worden van het kind.127

Het IVRK bevat door politieke redenen geen bindende verplichtingen tot bescherming van het ongeboren kind, waardoor zoveel mogelijk landen het IVRK konden ratificeren, ongeacht hun opvattingen over het recht op leven en abortus.128 Het is aan de landen zelf overgelaten om te beslissen wanneer – bij de conceptie, pas bij de geboorte of hier tussenin – het recht op leven en ontwikkeling begint.129 Als compromis is in §9 van de

122 J.H. de Graaf, ‘Rechten van het kind en ouderlijke verantwoordelijkheid, een inleiding’, in: J.H. de Graaf e.a., Rechten van het kind en ouderlijke verantwoordelijkheid, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2008, p. 21.

123 M. Blaak e.a. ,’Handboek Internationaal Jeugdrecht’, Defence for Children: Leiden 2012 (digitale versie) p. 123.

124 M. Blaak e.a. ,’Handboek Internationaal Jeugdrecht’, Defence for Children: Leiden 2012 (digitale versie) p. 123; Kamerstukken II 1992/93, 22855, nr. 3, p. 13.

125

M. Blaak e.a. ,’Handboek Internationaal Jeugdrecht’, Defence for Children: Leiden 2012 (digitale versie) p. 176.

126 CRC/C/2/Rev.8 ‘Reservations, declarations and objections relating in the convention on the rights of the child’, p. 13.

127

CRC/C/2/Rev.8 ‘Reservations, declarations and objections relating in the convention on the rights of the child’, p. 17.

128 G. Ruitenberg, ‘De doorwerking van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind in de Nederlandse

Rechtspraak’, Amsterdam 2003: Vrije Universiteit, p. 57.

129 M. Blaak e.a., ‘Handboek Internationaal Jeugdrecht’, Defence for Children: Leiden 2012 (digitale versie) p. 176; CRC/C/2/Rev.8 ‘Reservations, declarations and objections relating in the convention on the rights of the child’, p. 85.

33 preambule opgenomen dat het kind zowel vóór als na zijn geboorte bijzondere

bescherming en zorg nodig heeft. Een vermelding in de preambule is echter niet bindend, maar is een hulpmiddel voor de interpretatie van de verdragsartikelen en voor het

verduidelijken van de doelen van het verdrag.130 Door het opnemen van de bescherming van het kind voor zijn geboorte in de preambule wordt aan de staten zelf de flexibiliteit gegeven om met oog op hun eigen nationale wetgeving te bepalen wat passend is voor de bescherming van het ongeboren kind.131 Met betrekking tot deze bescherming van het ongeboren kind is in de ‘Travaux Préparatoires’ opgenomen dat §9 van de preambule niet de verplichting oplegt om ook voor de geboorte van het kind rechtsbescherming te

verlenen.132 Op deze wijze wordt ruimte gecreëerd voor de verschillende opvattingen van de verdragsstaten.133 Het is dus aan de verdragspartijen zelf om eventuele

argumenten voor of tegen abortus aan de preambule te ontlenen134 en om te bepalen of het ongeboren kind onder de reikwijdte van het IVRK valt.135 De Nederlandse wetgever heeft bij de goedkeuringswet gesteld dat het verdrag geen recht op leven van het

ongeboren kind kent, maar dat het ongeboren kind wel bescherming krijgt op grond van de Nederlandse wet. Hierbij verwijst de wetgever naar de bescherming in artikel 1:2 BW en de Wafz. 136

Tevens erkennen de Staten – die het IVRK zonder voorbehoud hebben geratificeerd – op grond van artikel 6 IVRK dat ieder kind het inherente recht op leven heeft. Dit kernartikel van het IVRK legt het recht op leven en ontwikkeling van het kind vast. De overheid moet in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en ontwikkeling van het kind waarborgen.137 Ook artikel 6 IVRK bepaalt niet waar het startpunt van het recht

130 Art. 31 lid 2 Weens Verdragenverdrag; E.C.C. van Os & A.C. Hendriks, ‘Wie is de baas over de baarmoeder? Menselijke aspecten van de bescherming aan ongeborenen’. FJR 2010, 70.

131 S. Detrick, ‘A Commentary on the United Nations Convention on the Rights of the Child’, Den Haag: Kluwer 1999, p. 57.

132 D. Korf ‘The right of life. A guide to the implementation of article 2 of the European Convention On Human Rights’ Human rights handbooks, no. 8. Council of Europe, 2006, p. 2.

133 M.P. de Jong-de Kruijff, ‘Verdrag inzake de rechten van het kind, artikel 1’, in: SDU Commentaar

Jeugdrecht, §C (zoals laatst online bijgewerkt: 03-02-2015).

134 M. Blaak e.a., ‘Handboek Internationaal Jeugdrecht’, Defence for Children: Leiden 2012. (digitale versie) p. 31.

135

M.P. de Jong-de Kruijff, ‘Verdrag inzake de rechten van het kind, artikel 1’, in: SDU Commentaar

Jeugdrecht, §C (zoals laatst online bijgewerkt: 03-02-2015).

136 Kamerstukken II 1992/93, 22 855 (R1451), nr. 3, p. 13. 137 Art. 6 lid 2 IVRK.

34 op leven ligt.138 Het is niet duidelijk hoe de begrippen ‘overleven’ en ‘ontwikkeling’ moeten worden opgevat aangezien de interpretatie van deze begrippen aan de staten zelf is overgelaten, zodat in de verdragstekst geen aanwijzing kan worden gevonden voor het startpunt.139 Zoals uit de ‘Travaux Préparatoires’ is gebleken, geeft artikel 6 IVRK in combinatie met de preambule weliswaar geen recht op leven aan het ongeboren kind, maar zou Artikel 6 IVRK het kind wel recht op bescherming kunnen geven; zonder prenatale bescherming kan de verplichting om de mogelijkheden tot overleven en ontwikkeling te waarborgen niet worden nagekomen.140

Tenslotte is de Staat verplicht om passende pre- en postnatale gezondheidszorg voor de moeder te waarborgen, omdat het kind recht heeft op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid.141 Het opnemen van een bepaling over prenatale gezondheidszorg verplicht de Staat om het ongeboren kind te beschermen.142

4.2.1 Analyse

Expliciet valt het ongeboren kind niet onder de reikwijdte van het IVRK.143 De lidstaten konden vanwege de verschillende opvattingen over abortus geen overeenstemming bereiken. Toch kan het IVRK invloed hebben op de invulling van de nationale

wetgeving, omdat het verdrag de overheid verplicht om passende maatregelen te nemen om het kind te beschermen. Volgens Jungschleger gelden alle rechten die voortvloeien uit het IVRK ook in de prenatale fase, zodat de Staat op grond van artikel 3 lid 2 IVRK verplicht is tot prenatale kinderbescherming. Zij komt tot deze conclusie door de actieve rol van de Staat af te wegen tegen de algemene bekendheid dat schade aangericht voor de geboorte een grote invloed heeft op de gezondheid van het eenmaal geboren kind.144 Bij botsende belangen van de zwangere vrouw en het nog niet geboren kind moet een belangenafweging worden gemaakt. Er valt over te discussiëren in hoeverre deze

138

De Staten waren het erover eens de discussie over het moment waarop het leven begint niet weer te heropenen.

139 G. Ruitenberg, ‘De doorwerking van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind in de

Nederlandse Rechtspraak’, Amsterdam: Vrije Universiteit 2003, p. 57.

140

M.K. Jungschleger, ‘De onveilige baarmoeder’, AA 2002/5, p. 342. 141Art. 24 lid 2 sub d IVRK.

142 G. Van Bueren, ‘The International Law on the Rights of the Child’, Den Haag: Kluwer Law International 1998, p. 306.

143 M. Blaak e.a., ‘Handboek Internationaal Jeugdrecht’, Defence for Children: Leiden 2012. (digitale versie) p. 110.

35 afweging in het belang van het ongeboren kind moet uitvallen. De kinderrechter Enkelaar is bijvoorbeeld van mening dat bij een opgelegde ondertoezichtstelling, de GI voor de belangen van het ongeboren kind moet kiezen.145

Artikel 6 IVRK biedt de Nederlandse wetgever wellicht een aanknopingspunt om het ongeboren kind te beschermen. Dit artikel biedt meer bescherming dan andere

mensenrechtenverdragen146 die gaan over het recht op leven doordat artikel 6 lid 2 IVRK juist een positieve verplichting voor de overheid inhoudt om in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de ontwikkeling van het kind te waarborgen.147 Deze bescherming wordt echter weer afgezwakt doordat er wordt gesproken van de niet nader gemotiveerde term ‘in de ruimst mogelijke mate’.

Gelet op de hierboven besproken discussie kan dus niet met zekerheid worden vastgesteld dat het ongeboren kind via het IVRK wordt beschermd. Hierdoor kan het IVRK dus geen oplossing bieden voor de leemte in de Nederlandse wetgeving.

145 A.C. Enkelaar, A.M.I. van der Does, ‘Ouderlijke (on)verantwoordelijkheid, al voor de geboorte’, in: J.H. de Graaf e.a., Rechten van het kind en ouderlijke verantwoordelijkheid, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2008, p. 175.

146

Zoals de klassieke gronden neergelegd in art. 3 UVRM, art. 6 IVBPR en art. 2 EVRM waarbij de overheid zich in beginsel juist moest onthouden van inmenging.

147 M. Blaak e.a., ‘Handboek Internationaal Jeugdrecht’, Defence for Children: Leiden 2012 (digitale versie) p. 176.

36