• No results found

interactionele handelingen mediator en deelnemer na een (in)complete probleempresentatie

In document “nou, en dat is het probleem.” (pagina 32-38)

verschillende interactionele vormen kan aannemen. Hiervoor zijn de handelingen van beide partijen geanalyseerd en besproken, maar hoofdzakelijk is gekeken hoe de deelnemer zijn probleempresentatie compleet maakt of juist aangeeft dat deze nog niet compleet is. Wat de interactionele handelingen zijn van de mediator bij elk van de drie vormen en wat hiervan de interactionele gevolgen zijn op het gedrag van de deelnemer, komt aan bod in deze paragraaf.

In de afsluiting van de DU’s waar de eerste vorm te zien is, begint de mediator met een nieuwe interactionele activiteit, een formulation: de mediator vat de probleempresentatie van de deelnemer samen en geeft hiermee aan dat hij de probleempresentatie als compleet beschouwt. Een formulation vraagt om een tweede paardeel: bevestiging of afwijzing (Gafaranga & Britten, 2004). In de gevallen waar de mediator een formulation begint, levert de deelnemer dit tweede paardeel in de vorm van een bevestiging. Fragment 15 is daar een voorbeeld van:

fragment 15 0406-3 (M: mediator, T: Thea)

94 T: hH kom gewoon even langs ((haalt schouders lichtjes op)) [vertel gewoon je verhaal 95 M: [ja ((knikt))

96 T: en doe niet zo raar. 97 (0,7)

98 M: oke 99 (0,7) 100 M: oke 101 T: [jah

102 M: [hHh als ik het kort samenvat 103 eh nou

104 hè jullie wonen naast mekaar, 105 e::h

106 hH en en je erkent wat er inderdaad ja een brief binnen is gekomen over schade 107 T: ja

108 M: hH en wat je eigenlijk in jouw verhaal wat me opvalt is het meest wat je steekt is dat eh

Met de twee pre-shift-items (r.98 en 100) doet de mediator in dit fragment een voorstel tot sprekerswisseling. De stilte die hij tussen beide items (r.99) laat vallen, biedt Thea mogelijk nog de kans iets toe te voegen aan haar DU. Als ze die kans niet benut, blijkt het voor de mediator zeker te zijn dat de DU hier is afgesloten en dat hij de beurt kan nemen. Thea stemt hiermee in; met “jah” gaat ze akkoord met het voorstel van de mediator en ook geeft ze hiermee nog eens aan dat haar DU ten einde is. De mediator begint dan een nieuwe interactionele activiteit, namelijk een formulation: hij vat samen wat de deelnemer tot dan toe heeft verteld (Gafaranga & Britten, 2004). Hij laat hiermee niet alleen zien dat hij de probleempresentatie van Thea heeft begrepen, maar ook werkt zijn handeling topic-afsluitend (Gafaranga & Britten, 2004). Het beginnen van een interactionele activiteit, als een formulation, vraagt om een tweede paardeel: bevestiging of afwijzing. In het verloop is te zien dat Thea dit tweede paardeel levert (r.107). Met “ja” stemt ze in met de samenvatting tot dan toe; ze produceert een preferred second pair part (Schegloff, 2007), waarop de mediator zijn handeling kan voortzetten.

In de afsluiting van de DU’s waar de tweede vorm te zien is, benut de mediator een eventuele plaats voor beurtovername niet, ondanks aanwijzingen van de deelnemer die wijzen op completie van de probleempresentatie. De mediator doet dit met een non-verbale uiting (knikken bij een mogelijk voltooiingspunt) en/of met een minimale respons (continueerder). Het (interactionele) gevolg hiervan is dat de deelnemer zijn DU uitbreidt door uitingen te herhalen, maar ook met nieuwe informatie. Dit gaat gepaard met prosodische middelen die het einde van de DU projecteren (accenten leggen op bepaalde lettergrepen, verzachten van volume, dalende intonatie, een stilte en/of een non-verbale uiting). De deelnemer probeert hiermee de beurt alsnog vrij te geven en dus de completie te verstevigen. Onderstaande fragmenten zijn hier voorbeelden van:

fragment 16 0506-2 (M: mediator, P: Piet)

79 P: maar <e:hm hHh eh ik heb al e:h een koper eh op ’t huis> e:h >voor et huis kunne vinde< en die die wil graag eh 80 die wil kope,

81 M: hmhm

82 P: hHh en zij eh ligt nou dwars eh ze wil nie, ((mediator kijkt bij deze opmerking weg)) 83 (0,5)

84 P: ze wil nieteh eruit, 85 (1,0)

86 M: o:ke.

87 P: en e:h en ja dat dat eh begrijp ik wel,

88 zullen misschien wat emoties enzo, eh hè e:[::h 89 M: [hm 90 P: natuurlijk van >alles en nog wat gedaan< 91 M: hmhm

Op basis van de (tweemaal) stijgende intonatie voor een pauze in de regels 82-83, zou de DU hier compleet kunnen zijn. De mediator lijkt dit ook zo op te vatten; ze wendt haar blik af van de spreker en daarmee kan ze duidelijk maken dat ze niet langer beschikbaar is als luisteraar, maar zelf de volgende spreker wil worden (Duncan in: Mazeland, 2003). Maar uit het verloop blijkt dat met de uiting in regel 82 de DU nog niet was afgesloten. Na de korte pauze herhaalt Piet namelijk deels zijn uiting uit regel 82 (“ze wil nieteh”) en vervolgens maakt hij de uiting ook syntactisch compleet (“eruit”). Het accent op de laatste lettergreep in combinatie met een stijgende intonatie voor een pauze wijst er op dat Piet hier zijn beurt vrijgeeft en zijn DU hier nu wèl afsluit, maar de mediator behandelt het niet als zodanig. De minimale respons die de mediator zacht uitspreekt (r.86) fungeert hier eerder als ontvangstbevestiging en niet zozeer als een pre-shift-item. Vervolgens breidt Piet zijn DU uit; dit keer herhaalt hij niet een vorige uiting, maar hij uit zijn begrip ten opzichte van zijn zus Ineke (dit doet hij eerder in het gesprek nog niet (zie bijlage, gesprek 2)). In dit fragment is dus zowel de tweede als derde vorm te zien; mediator en deelnemer komen hier niet meteen samen tot een afsluiting, maar komen in een onderhandeling terecht waarin deelnemers terugkeren naar een beurt tot beurt-interactie en samen moeten bepalen wanneer de DU (als) compleet (te behandelen) is.

Een paar uitingen verder is te zien dat mediator en deelnemer nog steeds, in een beurt tot beurt-interactie, samen overeen moeten komen over de completie van Piet’s probleempresentatie, zie fragment 17. Te zien is dat de handelingen van de mediator er opnieuw toe leiden dat Piet zijn DU uitbreidt met herhalingen en met nieuwe informatie.

fragment 17 0506-2 (M: mediator, P: Piet)

94 P: gewoon klaar zijn< en ik heb gewoon geen tijd ((Piet maakt handgebaren bij klemtonen id zin,

95 mediator knikt))

96 (1,0)

97 P: ik moet- weer weg, en ik wil dat gewoon rond hebben. ((mediator knikt)) 98 hH ik ga niet ik >kan niet heel de tijd< terugkome

99 M: hm=

100 P: =is echt een ontzettend eind kost me ook (zoveel) tijd en geld en e:hm 101 (.)

102 ja ze:: ze moet gewoon een beetje mee gaan werken.

103 dat is eh hè dat we dan >heb ik ieder geval< het huis verkocht hè dat zou al pfff 104 (1,5) ((Piet leunt achterover, mediator knikt))

105 hHh ben ik al heel blij mee nou als dat gelukt is. 106 M: jah=

107 P: =j[a

108 ₁M: [dus u du e-eve:h eveh eh als ik u goed begrijp, dan zegt u van nou ik ehm >wil< het snel 109 geregeld hebben= ((mediator wisselt blikken met P en I))

110 ₂P: =ja

111 ₃M: de nala:tenschap

Zoals eerder duidelijk is gemaakt (zie §4.1.2, fragment 4) maakt Piet met de uiting in regel 97 zijn DU compleet. De non-verbale uiting van de mediator in regel 98 laat echter zien dat ze het niet als zodanig behandelt. Knikken heeft hier de functie van backchannel feedback zoals “ja”, “hm”. Het helpt om de voortgang in het gesprek te houden (Padilha & Carletta, 2003). Piet breidt dan zijn DU (opnieuw) uit in regel 100; hij herhaalt hier z’n uiting uit regel 94 (“..en ik heb gewoon geen tijd”). Na tweemaal een mogelijk voltooiingspunt (r.102 en r.103) neemt de mediator de beurt niet over, ondanks het verzachtende volume aan het einde van de uiting in regel 102 en de pauze na de uiting in regel 103 (zie fragment 4). Piet voegt dan weer een nieuwe beurtopbouweenheid toe. Met een verandering in handelingstype (van informerend naar evaluerend) en een non-verbale uiting markeert hij hier duidelijk het einde van zijn probleempresentatie. De mediator vat dit ook als zodanig op; ze behandelt de DU als compleet. Dat is te zien aan een specifiek sequentietype in de regels 108-111: sequence-closing sequence (Schegloff, 2007). Te zien is een aangrenzend paar waarin de mediator (de luisteraar) naar een afsluiting toewerkt met een formulation in het eerste paardeel (samenvatten) (Gafaranga & Britten, 2004). Piet stemt daarmee in in het tweede paardeel (r.110) en daarmee komen mediator en deelnemer uiteindelijk samen tot de completie van de probleempresentatie van Piet (vorm 1). Het fragment laat zien dat de mediator een completie van een uiting (in bijvoorbeeld r.97 of r.102) niet (meteen) ziet als een completie van de handelingseenheid, terwijl dit mogelijk wel het geval is.

De derde vorm is slechts te zien in een probleempresentatie. De mediator behandelt dan de DU van deelnemer als compleet door zichzelf te selecteren als spreker na een mogelijk voltooiingspunt en binnen een aanwezige transitieruimte. De deelnemer laat vervolgens blijken dat zijn probleempresentatie nog niet compleet is/was door een nieuwe beurt te beginnen op het moment dat de mediator zichzelf tot spreker heeft gemaakt op een mogelijk voltooiingspunt (possible completion onset). Hij breidt zijn DU uit met herhalingen en nieuwe informatie (een evaluatie). Hij toont daarmee aan dat de probleempresentatie nog niet (als) compleet (te behandelen) is/was.

fragment 18 0506-1 (M: mediator, K: Karel A: Annet)

212 K: en jij zegt van ja

213 weet je wel zij wil gewoon. 214 M: ik [wil eigenlijk

215 K: [ze wil gewoon moderniseren 216 hH nou wat wat de moderniseren,

217 wat dat in gaat houwe, (me) is da-dat waarschijnlijk twintig van de veertig d’r uit moeten dan. 218 (.) ((mediator richt zich tot Annet))

219 M: pie[t ((mediator kijkt naar Annet))

220 K: [en daar kan ik niet- daar kan ik NIET- [NIET mee leven. ((slaat met vingers op de tafel)) 221 A: [nou nee nee nee nee:

222 M: ik wou even met u tweeën [terug naar piet want piet= 223 A: [jah

224 A: =is de eigenaar mijn [vader

In regel 214 behandelt de mediator de uiting van Karel in regel 213 als een complete TCU, op basis van de prosodie, als een plek voor beurtovername; ze selecteert zichzelf tot spreker. Uit de analyse in §4.1.2 (fragment 7) is gebleken dat Karel hier zijn DU nog niet afsluit; hij begint een nieuwe beurtopbouweenheid waarin hij een deel van z’n uiting uit regel 213 herhaalt. Hier is dus vorm 3 te zien. Het verloop maakt duidelijk dat mediator en deelnemer samen moeten afstemmen waar de probleempresentatie vervolgens wèl compleet is. Karel voegt nieuwe informatie toe en de uiting in regel 217 lijkt het volgende mogelijke voltooiingspunt te zijn (zie fragment 14). Na dit mogelijke voltooiingspunt neemt de mediator de beurt over (r.219). Vervolgens begint Karel een nieuwe beurtopbouweenheid in regel 220, net op het moment dat de mediator zich tot spreker heeft gemaakt. Dat wijst erop dat zijn probleempresentatie met de uiting in regel 217 blijkbaar nog niet compleet was, ondanks de syntactische en prosodische completie van de uiting (zie fragment 14). Opnieuw is hier dus vorm 3 te zien. Karel evalueert vervolgens in de uiting van regel 220 hetgeen hij eerder heeft benoemd; een aanwijzing voor completie (zie ook §4.1.1). Met een non-verbale uiting en samen met de prosodie lijkt Karel hier uiteindelijk aan te geven dat zijn probleempresentatie compleet is en de TCU in regel 220 als TRP benut kan worden. De mediator benut die plaats voor beurtovername en Karel lijkt hiermee in te stemmen (geen nieuwe beurtopbouweenheid) waarmee uiteindelijk vorm 1 is te zien: mediator en de deelnemer zijn het, na een onderhandeling, eens geworden dat de probleempresentatie compleet is. Zoals eerder is gezegd, laat dit fragment goed zien dat een mediator een mogelijke completie van een uiting (bv. in r.217) kan zien als een completie van de

handelingseenheid, terwijl dit niet het geval is. Deelnemers moeten vervolgens terugkeren naar een beurt tot beurt-interactie en samen bepalen waar de DU wèl compleet is.

In document “nou, en dat is het probleem.” (pagina 32-38)