• No results found

4-1. Keuze van de locatie

!

Mogelijk is een speciale installatie nodig, wanneer er benzine of vluchtige vloeistoffen aanwezig zijn - zie het Amerikaanse NEC Article 511 (National Electrical Code) of het Canadese CEC hoofdstuk 20 (Canadian Electrical Code) en equivalente Europese voorschriften.

1 Werkschakelaar

Plaats het apparaat in de buurt van een juiste netaansluiting.

Luchtstroom

1

460 mm (18 in.)

460 mm (18 in.)

246 381-A / 956172131_1-A

OM-265 270 Page 13

4-2. Aansluitklemmen voor de laskabels en kabelafmetingen bepalen*

OPGELET − De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de totale lengte van beide laskabels. Als bijvoorbeeld de stroombron 30 meter van het laswerkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de 60 m-kolom voor het bepalen van de kabel doorsnede.

Laskabeldikte** en totale lengte van de kabel (koper) in de lasstroomkring Niet langer dan***

30 m (100 ft) of minder 45 m (150 ft) 60 m (200 ft) 70 m (250 ft) 90 m (300 ft) 105 m

10 - 100% inschakelduur mm2 (AWG)

100 20 (4) 20 (4) 20 (4) 30 (3) 35 (2) 50 (1) 60 (1/0) 60 (1/0)

150 30 (3) 30 (3) 35 (2) 50 (1) 60 (1/0) 70 (2/0) 95 (3/0) 95 (3/0)

200 30 (3) 35 (2) 50 (1) 60 (1/0) 70 (2/0) 95 (3/0) 120 (4/0) 120 (4/0)

* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel die één maat dikker is.

** De laskabeldikte is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 circular mils per ampère.

*** Raadpleeg voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids een vertegenwoordiger van de leverancier.

Milaan Ref. S-0007-L 2015-02

4-3. Klemmen lasuitgangen

!

Schakel de elektrische voeding uit vóór aansluiting op de klemmen van de lasuitgangen.

!

Gebruik geen versleten, beschadigde, te dunne of herstelde kabels.

1 Positieve (+) klem lasuitgang 2 Negatieve (−) klem lasuitgang

.

Zie voor aansluitingen van de klemmen van de lasuitgangen hoofdstuk 4-5 tot en met 4-7 voor typische aansluitprocessen.

output term1 2015−02

1 2

4-4. Informatie over de 14-pens stekkerdoos

A J

aansluiting Pen* Functie van de pennen

15 VOLT CD

ACTIVERING LASSPANNING

A Inschakelregeling +15 V DC.

B Door een verbinding met contact A te maken, wordt er een 15 V/DC spanning naar de inschakelregeling gestuurd en zorgt dat er uitgangsspanning is.

REGELING AFSTANDS-DOOR BEDIENING

C Uitgangsspanning naar afstandsbediening:

+10 V DC.

D Gemeenschappelijke nulleiding van de afstandsbediening.

E 0 tot +10 V DC inkomend stuursignaal vanaf de afstandsbediening.

STROOM

A/V

SPANNING

F Stroomterugkoppeling; +1 volt DC per 100 ampère.

H Spanningsterugkoppeling +1volt DC per 10 Volt uitgangsspanning.

GND G +15 V/DC GND

CHASSIS K Massa van behuizing.

.

Als een handafstandsbediening zoals de RHC-14 wordt aangesloten op de 14-pens contrastekker, dan moet een stroomwaarde boven het minimum worden ingesteld op de afstandsbediening voordat het paneel of de schakelaar op de afstandsbediening wordt in geschakeld.

Als u dit nalaat, wordt de stroomsterkte geregeld door de paneelregeling en functioneert de afstandsbediening niet.

* De overige contactpunten worden niet gebruikt.

OM-265 270 Page 14

4-5. Aansluitingen voor TIG Lift-Arc DCEN / Lift-Arc DC EN (gelijkstroom elektrode negatief)

!

Schakel het apparaat uit voordat u de aansluitingen maakt.

1 Positieve (+) lasuitgang 2 Werkstukkabel

Sluit de werkstukkabel aan op de positieve lasuitgang.

3 Negatieve (-) lasuitgang 4 Elektrodehouder

Sluit de TIG toorts aan op de negatieve lasuitgang.

5 14-pens stekker voor afstandsbediening

Benodigde gereedschappen:

21 mm (11/16, 1-1/8 in.) 1

2

3

4 5

4-6. Gasaansluitingen

2

1 3

5 4

21 mm (11/16, 1-1/8 in.)

1 Verwijder de kap, ga aan de zijkant van de kraan staan en draai het een stukje open. De gasstroom blaast stof en vuil uit de kraan.

Draai de kraan weer dicht.

2 Drukregelaar/gasstromingsmeter Installeer deze zodanig dat de voorzijde verticaal zit.

3 Stroming afstellen

De nominale gasstroom is 7,1 liter per minuut.

Zorg ervoor dat de stromingsregelaar dicht staat als u de gasfles open draait om te voorkomen dat de gasstromingsmeter beschadigd raakt.

4 Fitting gas-in

Sluit de slang aan vanaf het reduceerventiel naar de ingaande gasfitting. De fitting heeft 5/8-18 rechtsdraaiend schroefdraad.

5 Fitting gas-uit

Sluit de beschermgasslang van de toorts aan op de uitgaande gasfitting. De fitting heeft 3/8-19 BSPP rechtsdraaiend schroefdraad.

Benodigde gereedschappen:

OM-265 270 Page 15

4-7. Uitgaande lasaansluitingen voor beklede elektrode DCEP (elektrode positief)

!

Schakel het apparaat uit voordat u de aansluitingen maakt.

1 Negatieve (-) lasuitgang 2 Werkstukkabel

Sluit de werkstukkabel aan op de negatieve lasuitgang.

3 Positieve (+) lasuitgang 4 Elektrodehouder

Sluit de elektrodehouder aan op de positieve lasuitgang.

3 1

4 2

4-8. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud

.

De voedingsspanning mag niet meer dan 10% afwijken van de in de tabel vermelde spanning.

Het niet opvolgen van deze elektrische adviezen kan leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen gelden voor een specifiek circuit ontworpen voor het nominale uitgangsvermogen en inschakelduur van de lasstroombron.

In specifieke circuits staat het Amerikaanse voorschrift de National Electrical Code (NEC) toe om lagere waardes voor stekkerdozen en geleiders te gebruiken dan de waarde van de circuitbeveiliging. Alle onderdelen van het circuit moeten op elkaar zijn afgestemd.

Zie de NEC−artikelen 210.21, 630.11 en 630.12.

Voedingsspanning (V)

Driefasen, 40% inschakelduur 380-440 +/- 10%

Stroomopname (A) bij nominaal uitgangsvermogen 15 - 17

Max. aanbevolen standaard zekering in ampères 1

Trage zekeringen 2 20

Normale zekeringen 3 25

Min. draaddikten voedingskabel in mm2 (AWG) 4 2,5 mm2 (14)

Max. aanbevolen lengte voedingskabelin meters (voet) 45 (149)

Min. draaddikte aarddraad in AWG (10 AWG = 6 mm2) 4 2,5 mm2 (14)

Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2014 (met inbegrip van artikel 630)

1 Als er een automatische zekering wordt gebruikt in plaats van een smeltzekering, gebruik dan een automatische zekering met een tijd/stroomkromme die vergelijkbaar is met de aanbevolen smeltzekering.

2 De “trage” zekeringen zijn van klasse UL “RK5”. Zie UL 248.

3 De “normale” zekeringen zijn van klasse UL “K5” (t/m 60 A), en UL “H” (65 A en meer).

4 De kabel gegevens in dit hoofdstuk geven de doorsnede aan van de geleider (m.u.v. flexibel snoer of kabel) tussen de zekeringkast en de apparatuur conform NEC Tabel 310.15(B)(16). Als er een flexibel snoer of kabel wordt gebruikt, moet de minimumdoorsnede van de geleider mogelijk groter zijn.

Zie NEC-tabel 400.5(A) voor de vereisten bij een snoer of kabel.

OM-265 270 Page 16

4-9. Driefasen ingangsvermogen aansluiten

input2 2012−05 − 956172131_1-A

L1 2

1

L2 L3

3

3 4

5 6

7

Benodigde gereedschappen:

= GND/PE aarding

OM-265 270 Page 17

!

De installatie moet voldoen aan al-le nationaal-le en lokaal-le regels en voor-schriften - alleen daartoe bevoegde personen mogen deze installatie uit-voeren.

!

Ontkoppel en vergrendel/schakel uit de netvoeding voordat u de voedingskabel aansluit. Volg de gang-bare procedures voor wat betreft de installatie en het verwijderen van ver-grendel/uitschakelapparaten.

!

Sluit altijd eerst de groene of groenge-le draad aan op een massa- kgroenge-lem en nooit op een netaansluitklem.

Kijk op het label op het apparaat voor de stroomvereisten en controleer de aansluitspanning die op de werkplek beschikbaar is.

Voor drie-fase 1 Voedingskabel.

2 Werkschakelaar

(getekend in de UIT-stand) 3 Groene of groengele aarddraad 4 Aarde-aansluitklem van de

werkschakelaar

5 Ingaande draden (L1, L2 en L3) 6 Fase-aansluitklemmen van de

werkschakelaar

Sluit eerst de groene of groengele aarddraad aan op de aardklem van de werkschakelaar.

Sluit vervolgens de drie fasedraden L1, L2 en L3 aan op de daarvoor bestemde klemmen van de werkschakelaar.

7 Maximale stroombeveiliging

Bepaal het type en de maat van de maximale stroombeveiliging aan de hand van hoofdstuk 4-8 (afgebeeld: gezekerde werkschakelaar).

Sluit en vergrendel de behuizing van de werkschakelaar. Volg de vastgelegde vergrendelingsprocedures om het apparaat in gebruik te nemen.

input2 2012−05

4-9. Aansluiten op driefasenvoeding (vervolg)

4-10. Aansluiten op een motoraangedreven 400 volt driefasengenerator

De installatie moet voldoen aan alle nationale en lokale regels en voorschriften – alleen daartoe bevoegde personen mogen deze installatie uitvoeren.

.

Gebruik een 400 volt stekker die past in het stopcontact van de generator. Bevestig die stekker aan de lasstroombron volgens de instructies van de fabrikant van de stekker.

Eisen aan de generator

• De generator moet voldoende stroom kunnen leveren (zie hoofdstuk 4-8).

• De frequentie moet tussen 50 en 60 Hz liggen.

OPGELET − Bij het starten van de generator moet de lasstroombron uitgeschakeld zijn. Schakel de lasstroombron pas in als de generator voldoende op toeren gekomen is.

OM-265 270 Page 18