• No results found

2. Inburgering en burgerschap in Vlaanderen

3.2. Inloopteam als een ontmoetingsplaats

De Mobil is een ontmoetingsplaats waar kinderen kunnen spelen en ouders elkaar kunnen ontmoeten en gesprekken aangaan met elkaar over onder andere de opvoeding van hun kind. Hieronder worden het doel en de betekenis van een ontmoetingsplaats besproken en de visies van verschillende auteurs op dergelijke ruimte worden weergegeven.

Een ontmoetingsplaats is een ruimte waar informele contacten tussen ouders kunnen plaatsvinden, waar sociale netwerken ontstaan en waar mensen elkaar (opnieuw) kunnen vinden (Noens & Ramaekers, 2011). De ouders kunnen hun sociale netwerk uitbreiden en komen los uit hun isolement. Ze kunnen er onder andere gesprekken met elkaar voeren en hun twijfels en onzekerheden over de opvoeding van hun kind met elkaar delen (Noens & Ramaekers, 2011). We zien vaak in steden dat ouders kleine netwerken hebben, soms erg lange tijd met hun kinderen alleen doorbrengen, wat ze als onaangenaam of stressvol ervaren (Van der Mespel, 2011).

De Ontmoetingsplaatsen voor Kinderen en Ouders spelen in op de vraag naar gemeenschapsvorming over socio-economische of etnisch-culturele grenzen heen die in steden het meest aan de orde is. De ervaring in de kinderopvang wijst uit dat jonge kinderen een uitstekend sociaal bindmiddel zijn. (Van der Mespel, 2011, p.6)

Een ontmoetingsplaats onderscheidt zich van andere vormen van opvoedingsondersteuning omdat de nadruk hier niet gelegd wordt op het aanleren van opvoedingsvaardigheden of het intensief bezig zijn met de stimulering van de opvoeding (Noens & Ramaekers, 2011). Vandenborre (2014) merkt hierbij op dat een ontmoetingsplaats geen ruimte is voor een psychopedagogische of medische omkadering en de daarbij horende ontmoetingen tussen de ouder en de deskundige over het kind. Een ontmoetingsplaats heeft niet de bedoeling om ouders allerlei opvoedingstips mee te geven. De medewerkers hebben ook geen pasklaar antwoord wanneer ouders opvoedingsvragen hebben. Het doel is dus niet om de opvoeders te vertellen hoe ze correct moeten opvoeden. Dat wordt overgelaten aan de ouders (EXPOO, 2010). Het is een vorm van opvoedingsondersteuning waarbij sociale steun centraal staat. Hiermee wordt bedoeld dat ouders andere ouders vrijblijvend kunnen ontmoeten of met hun kind kunnen spelen. De ontmoetingsplaats probeert hierbij zo laagdrempelig mogelijk te werken (Vandenbroeck et al., 2007 geciteerd in Noens & Ramaekers, 2011). De sociale

45 cohesie wordt er bevorderd, omdat ouders hun twijfels en onzekerheden over de opvoeding kunnen delen met elkaar. Verder is het ook goed voor de ontwikkeling van kinderen omdat ze er onder andere nieuw speelgoed kunnen ontdekken en leren samenspelen met andere kinderen. Hun sociale vaardigheden worden op die manier verder ontwikkeld (Vandebroeck et al., 2007 geciteerd in Noens & Ramaekers, 2011).

Er zijn twee belangrijke werkingsprincipes van een ontmoetingsruimte, namelijk dat het opvoeden gezien wordt als een gedeelde verantwoordelijkheid en dat er een soort vrije confrontatie is (Vandenbroeck et al., 2007; Vandebroeck & Geens, 2010 geciteerd in Noens & Ramaekers, 2011). Niet alleen de ouders maar ook de samenleving zijn verantwoordelijk voor opvoeden. Daarom spreekt men over een gedeelde verantwoordelijkheid in een gedeelde ruimte. In dat kader wordt een ontmoetingsplaats gezien als een overgangsgebied tussen het private en publieke domein. Hier wordt later dieper op ingegaan (Noens & Ramaekers, 2011).

Het tweede principe is de vrije confrontatie, waarbij ouders geconfronteerd worden met andere opvoedingswaarden en –stijlen (EXPOO, 2010; Van Der Mespel, 2011). Ouders krijgen een aanbod van mogelijkheden, waarbij ze vrij zijn om hier al dan niet informatie uit mee te nemen en zo de opvoeding van hun eigen kinderen vorm te geven (EXPOO, 2010). Het zet de ouders aan om na te denken over hun opvoedingsstijl (Vandenborre, 2007 geciteerd in Noens & Ramaekers, 2011). Omdat het een gedeelde ruimte is, impliceert dit een relationeel burgerschap (Vandenbroeck, 2008). Bij het actieve burgerschap, zoals reeds gezien, ligt de klemtoon op het individu, waarbij problemen ook toegewezen worden aan individuen. Bij het relationele burgerschap hebben ouders hun eigen opvatting over goed opvoeden. Ze gaan daarover ook met elkaar in gesprek.

Buysse (2008) merkt op dat niet de ontwikkeling centraal staat, maar wel de ontmoetingen tussen de ouders. Eén van de factoren waardoor individuen zich verbonden voelen, is de opvoeding. Ontmoetingsruimtes geven mee vorm aan deze onderlinge verbondenheid (Vandenbroeck et al., 2009).

Vandenborre (2014) ziet het als een plaats van zowel gelijkheid als verschil. Hij ziet het als een ontmoeting tussen gelijken, waar verschillen aan het licht kunnen komen. Hij vindt het woord plaats niet goed gekozen omdat dit nogal bepalend is. Als alternatief stelt hij het woord ruimte voor omdat dit ruimer is. Ruimte houdt enerzijds de concrete ruimte in met de omgevings- en architecturale kenmerken, maar anderzijds roept het begrippen op zoals “tijd-en-ruimte, betekenisruimte, tussenruimte, transitionele ruimte” (Vandenborre, 2014, p. 33). Buysse meent ook dat het belangrijk is de openheid te beklemtonen, door niet vast te leggen welke ruimte het precies is (2008). Vandenborre waarschuwt voor het geven van een naam aan of het benoemen van een

46

ontmoetingsplaats (2014). Zodra er een naam gegeven wordt aan iets, wordt dit in een vakje geduwd. De creatie en de inhoud van de ruimte worden bepaald door de gebruikers zelf. Deze zijn hier verantwoordelijk voor. Daarom is het belangrijk dat in een ontmoetingsplaats het opzet sober wordt gehouden, waarbij er slechts een minimum aan doelstellingen vooropgesteld wordt. Een ontmoetingsplaats kan zo gezien worden als een poëtische ruimte, waar de gebruikers zelf betekenis aan geven (Vandenborre, 2014). “Onthalen in een ontmoetingsplaats houdt de continue arbeid in van verschillende mensen om in een intersubjectieve ruimte te construeren als een weefsel van sociale en communicatieve uitwisselingen” (Vandenborre, 2014, p. 33). Het politieke komt hier ook terug in de opvoeding omdat de ouders met anderen spreken over wat goed opvoeden is en dat samen nagaan. Onderzoeken heeft iets mee van onderhandelen, waarbij ze allen een standpunt innemen over wat zij denken dat goed opvoeden inhoudt. Ze dragen hierbij de verantwoordelijkheid voor het oude wat is in de wereld, en het nieuwe wat met het kind toekomt. Ze krijgen de mogelijkheid om hun standpunt telkens opnieuw te vernieuwen (Arendt, 1961).

Noens & Ramaekers duiden ook op het belang van deze “onbegrensde ruimte” (Noens & Ramaekers, 2011). Onbegrensd wordt hier niet opgevat als iets materieels, maar in immateriële zin.

Een onbegrensde ruimte is in deze zin een ruimte waarbinnen niet al op voorhand bepaald is welke soort van ontmoetingen kan plaatsvinden tussen ouders onderling, tussen ouders en kinderen, tussen ouders en eventuele anderen, enz. Het is een ruimte waarbinnen er voldoende openheid is zodat ouders de ruimte zelf en wat er binnen die ruimte kan gebeuren mee vorm kunnen geven. (Noens & Ramaekers, 2011, p. 10)

Volgens Vandenbroeck et al. (2007, 2009b geciteerd in Ramaekers, 2010) is een ontmoetingsplaats gesitueerd tussen de publieke en private sfeer een overgangsplaats tussen het private en publieke domein.

… the meeting place is not a private place. Every parent who comes by with his or her child is acting there under the gaze of others. This is not a panoptic, disciplining gaze, because it is reciprocal, open and non-hierarchical. But it is nonetheless a place in which parents expose themselves, leading to supplemental reflection on one’s own actions. However, the meeting place is not a public place either, like a school for instance: there is no curriculum that is being imposed from outside and each parent is absolutely free to come by and go, and to participate or not in whatever activity. (Vandenbroeck et. al., 2007 geciteerd in Ramaekers, 2010, p.5)

De drie medewerkers nemen hier niet de rol van professionals aan die hun expertise overbrengen op de ouders, maar zijn eerder amateurs met een ethics-based houding. Deze houding veronderstelt een onwetendheid inzake het goede opvoeden en het openstellen naar de ouders, waarbij ze vertrekken vanuit hun belangen (Masschelein & Simons, 2008).

47 Het gevaar is dat een ontmoetingsplaats een begrensde ruimte wordt. Noens & Ramaekers (2011) noemen het een “bepaalde gemeenschap waarin men weet wat goed opvoeden is, waarin een bepaald weten over opvoeding normerend is” (p. 11). Belangrijk is dat er een ruimte gecreëerd wordt, waarbinnen ontmoeten kan plaats vinden, zonder dat er hier een norm heerst over wat het juiste handelen inhoudt. Noens & Ramaekers verwoorden het als volgt: “dat ontmoeten vormend kan zijn, betekent niet dat ouders door de gemeenschap gevormd worden, maar dat ze deze gemeenschap mee vorm geven” (2011, p.11).

Een ontmoetingsplaats is geen vooraf vastliggende, bepaalde gemeenschap. De gemeenschap krijgt hier vorm in het ontmoeten zelf (Ramaekers, 2010). Ouders moeten zelf bepalen wat belangrijk is, waarbij op deze manier het opvoeden teruggegeven wordt aan de ouders. De uitdaging ligt hier om dit ontmoeten niet opnieuw te proberen laten inpassen in het dominante discours. Ramaekers vindt het belangrijk de uitdaging te blijven aangaan om de eigenheid van de ontmoetingsplaatsen te behouden en ze te plaatsen naast het dominante discours (2010). “Het gevaar bestaat immers dat de essentiële principes, zoals tijd en ruimte van en voor kinderen en ouders onder druk komen te staan door de ‘drang’ om de praktijk in vooropgestelde doelenstellingen en modellen te gieten” (Noens & Ramaekers, 2011 geciteerd in Van Der Mespel, p. 55).

Zoals reeds besproken is er in De Mobil een geefwinkel, die we ook zien als een ontmoetingsplaats op zich.

Er is geen onderscheid tussen rechthebbenden en rechtelozen, niet tussen werklozen en werkenden, niet tussen zij die het nodig hebben en zij die best zonder kunnen, niet tussen aanbieder en vrager. De geefwinkel werkt op basis van gelijkwaardigheid. Niets is er te koop, alles is er te geef. Niet is er gratis, alles heeft er de waarde van een geschenk. (Hens, 2015, p. 251)

De geefwinkel kan een plaats van ontmoeting worden. Ouders komen er elkaar tegen en praten er over hun kinderen. Naast een ontmoetingsplaats is het ook een ruimte van empathie en betrokkenheid. Er is geen hiërarchie want iedereen staat gelijke voet. Mensen die zaken komen halen of mensen die spullen droppen, staan op dezelfde hoogte. Het is een plaats waar sommige ouders onwennig worden omdat ze spullen echt gratis kunnen meenemen. Er is sociale controle van iedereen en de zinnetjes: “Ga je echt alles meenemen, heb je dit allemaal nodig?” zijn eerder vragen van bekommernis dan dat ze betuttelend of paternalistisch.bedoeld zijn. De vragen kunnen van iedereen komen, niet enkel van de organisatoren. “Het zijn vragen die het bewustzijn van mensen over hun eigen gedrag prikkelen” (Hens, 2015, p. 248-249). Een geefwinkel is, naast een ontmoetingsplaats, een ruimte waar betrokkenheid en empathie kunnen ontstaan en waar mensen geconfronteerd worden met hun eigen gedrag (Hens, 2015).

48