• No results found

2. Inburgering en burgerschap in Vlaanderen

3.3. Gemeenschapsvorming in ontmoetingsplaatsen en burgerschapspraktijken

Een ontmoetingsplaats staat open voor alle ouders of opvoedingsverantwoordelijken (EXPOO, 2010). Er wordt niet gekozen of op voorhand bepaald wie de plaats zal delen. Personen met verschillende visies en opvoedingsstijlen komen in dezelfde ruimte te zitten.

Wanneer mensen samen op een bus zitten, kiezen ze er ook niet zelf voor met wie ze dit zullen doen. Er is sprake van convivialiteit, bijvoorbeeld als mensen op een drukke bus zitten. Dat wordt getypeerd door “elkaar z’n ding laten doen en de weigering om over elk punt dat zich aandient heibel te maken” (Blommaert, 2013 geciteerd in Moris & Spijkers, 2015). We zien dat er tussen mensen met diverse culturele achtergronden soms kortstondig hulp wordt geboden. Een voorbeeld is het helpen van personen met een kinderwagen. Deze ontmoetingen blijven pragmatisch van aard (Moris & Spijkers, 2015). Wanneer voorbijgegaan wordt aan deze omgangsvormen, kunnen er burgerschapspraktijken ontstaan. In de ontmoetingsplaatsen gaat men voorbij aan deze convivialiteit. Men wil hier een plek zijn die mensen uit hun sociaal isolement haalt en hen confronteert met diversiteit. Men vertrekt vanuit het idee dat de nood voor sociale interactie universeel is en dat er plaatsen nodig zijn die een gevoel van een gemeenschap kunnen creëren (Vandenbroeck & Geens, 2010).

Een ontmoetingsplaats wil een plaats zijn waar een gevoel van gezamenlijkheid heerst over zowel de socio-economische en etnisch-culturele grenzen heen (EXPOO, n.d.). Aan de ene kant wil het een plaats zijn waar ouders zich verbonden en erkend voelen met anderen die ze zien als gelijken, bijvoorbeeld het ouder zijn, kinderen van dezelfde leeftijd hebben of dezelfde taal spreken. Aan de andere kant is het ook een plek waar ze geconfronteerd worden met diversiteit, bijvoorbeeld door niet dezelfde taal te spreken of door niet dezelfde opvoedingsstijl te hebben. Ze moeten de grenzen van hun eigen gemeenschap overstijgen en zo bruggen bouwen naar anderen (EXPOO, n.d). Door deze verbondenheid en de confrontatie met diversiteit, kan hun zelfbewustzijn groeien, waarbij ze leren nadenken over wie ze zijn in relatie tot anderen (Vandenbroeck & Geens, 2010).

Vandenbroeck & Geens spreken over gemeenschapsvorming in een ontmoetingsplaats. Er is een menselijke nood aan sociaal contact en het zich verbonden voelen met anderen zonder dat dit noodzakelijk moet gericht zijn op lange termijn verbindingen. Ramaekers (2010 geciteerd in Vandenbroeck & Geens, 2010, p.34) schrijft: “It is in the very encounter that the community takes place”. De gemeenschap wordt hier gevormd door de ontmoetingen die er plaats vinden tussen de mensen. Deze gemeenschapsvormende ontmoetingen gebeuren tussen diverse groepen (Vandenbroeck & Geens, 2010).

49 Het erbij horen wordt ook ‘belonging’ genoemd, waaronder de gevoelens vallen die de ouders ervaren wanneer ze erbij horen, de verbondenheid die ze tonen met de plaats en het feit dat ze door die verbondenheid tot een gemeenschap behoren (Vandenbroeck & Geens, 2010). Socialisering in een ontmoetingsplaats heeft dus geen ontwikkelingspsychologische betekenis, maar wel een sociaal- pedagogische inhoud. Het duidt op de relatie tussen het individu en de gemeenschap (Vandenbroeck et al., 2007). De ouders vragen zich of hoe ze iemand willen zijn en tegelijk ook kunnen behoren tot de gemeenschap. Deze ontmoetingen kunnen een antwoord zijn op de toenemende individualisering en de aantasting van de sociale netwerken (EXPOO, 2010).

In een ontmoetingsplaats kunnen mensen dus het gevoel krijgen dat ze bij een gemeenschap horen, wat betekent dat een ontmoetingsplaats een burgerschapspraktijk kan veronderstellen (Vandenbroeck & Geens, 2010). Burgerschap is hier een praktijk die vorm krijgt in de relaties en niet de praktijk waarbij men een reeks eigenschappen moet aanleren (Lawy & Biesta, 2006 geciteerd in Vandenbroeck & Geens, 2010). Men gaat uit van het idee dat een individu niet kan functioneren als hij/zij niet in interactie staat met anderen. Zonder het sociale aspect kan een individu niet fungeren Dit soort burgerschap noemt men het relationele burgerschap, waarbij socialisering centraal staat. Socialisering verwijst hier naar de relatie tussen het individu en de gemeenschap. Het idee van het relationele burgerschap is dat autonomie altijd gepaard gaat met verbondenheid en we moeten erkennen dat we allemaal afhankelijk zijn van elkaar. Het idee van burgerschap is een belangrijke inspiratiebron voor een ontmoetingsplaats. “Het is binnen die verbondenheid dat we vorm geven aan de existentiële vraag naar onze identiteit: wie ben ik in relatie tot anderen en wat is mijn plaats in deze wereld. Het antwoord op deze vraag is nooit af en is continu in beweging (Vandenbroeck et al., 2009 geciteerd in Van Der Mespel, 2011, p. 50). Ouders komen samen in een ontmoetingsplaats en leren er inzien dat ze niet alleen zijn met hun onzekerheden. Ze treden er binnen met hun hele manier van zijn en hun bestaande onzekerheden.

Individuen kunnen hun identiteit enkel vormen in relatie tot anderen. Individuen verenigen zich in groepen en gemeenschappen. Deze verbanden zorgen voor de vorming van de individuele identiteit. Het is dus geen statisch maar een dynamisch concept, dat gevormd wordt en veranderbaar is en nooit volledig of stabiel kan zijn.

Het moet opgevat worden als een min of meer geïntegreerde symbolische structuur die een tijdsdimensie kent (verleden, heden en toekomst) en individuen belangrijke competenties levert om continuïteit en consistentie in hun leven te verzekeren. Een identiteit is zingevend en maakt het mogelijk om te functioneren in bepaalde sociale velden. De kijk op zichzelf en de kijk op anderen is een instrument in het alledaagse leven. (Jacobs & Maier, 2000, p. 4)

50

Identiteit heeft een sociale dimensie, die niet volledig los kan gezien worden van de individuele identiteit. De sociale dimensie van identiteit komt voort uit de relaties tussen mensen en de verbintenissen die ze onderling aangaan (Jacobs & Maier,2000).

De Mobil is een ruimte die openstaat voor alle ouders of opvoedingsverantwoordelijken. Het kan een ruimte zijn die leidt tot ontmoetingen tussen ouders met diverse achtergronden, waarbij er een gemeenschap gevormd kan worden waar mensen zich deel van voelen. Het kan een plek zijn waar relationeel burgerschap plaatsvindt en allerhande burgerschapspraktijken vorm krijgen in de relaties met anderen. Het wil zo een plek bieden voor alle ouders waar ze zich welkom kunnen voelen, uit hun sociaal isolement kunnen treden en verbonden kunnen zijn met anderen. Het wil ook een ruimte zijn die gevormd wordt door de ontmoetingen tussen de mensen waar iedereen als gelijk beschouwd wordt en waar men leert omgaan met diversiteit.

We kunnen dus een duidelijke spanning onderscheiden tussen de werkingsprincipes van Inburgering enerzijds en De Mobil anderzijds.

Waar het inburgeringstraject duidelijk een verschil maakt tussen burgers en geen-burgers wordt in De Mobil iedereen als gelijke gezien en leert men omgaan met diversiteit. Burgerschap in inburgering houdt een bepaald concept van een burger in. Het burgerschap wordt aangeleerd via een reeks eigenschappen die men zich moet eigen maken terwijl in De Mobil burgerschap gecreëerd wordt door relaties. Burgerschap wordt hier niet op voorhand ingevuld. Nieuwkomers moeten zich inburgeren door individueel zich een reeks competenties eigen te maken. Er is dus in de literatuurstudie een duidelijke spanning op te merken tussen de werkingsprincipes van Inburgering en De Mobil. In De Mobil gaat het meer om “kansen helpen creëren, vaardigheden her-ontdekken, een aanbod doen waarin ze als groep in solidariteit vooruit kunnen, eerder dan als individu aangesproken en verantwoordelijk gesteld te worden” (Jaarverslag De Mobil, 2013).

51