• No results found

1. Burgerschap en verwante concepten

1.5. Hedendaags verhaal van burgerschap

1.5.2. Burgerschap als splijtzwam met als alternatief de relationele burger

De nadruk op nationaal burgerschap functioneert eerder als splijtzwam dan als bindmiddel. Het wij- gevoel, dus de verbondenheid met elkaar, is op nationaal vlak heel snel uitsluitend en politiserend (Hurenkamp & Tonkens, 2008). Het zal in de plaats van binden eerder het probleem versterken. Burgerschap zorgt hier voor de afscheiding van bepaalde groepen. Bij de traditionele benaderingen wordt burgerschap ingevuld als een exclusieve status die als basis dient voor de uitsluiting van de burgers en uitsluiting van wie niet als burger erkend wordt (De Visscher, 2008). De verantwoordelijkheid wordt bij de burgers gelegd, die competenties moeten ontwikkelen. Het

21 burgerschap wordt dus veelal ingevuld als een individueel leerproces. Een alternatief voor deze benadering is de inclusieve benadering, waarbij burgerschap gezien wordt als een continu leerproces en als een relationele praktijk. De Visscher spreekt hier over burgerzijn in plaats van burgerschap. “Alle leden van de samenleving worden beschouwd als burgers, ongeacht hun sociale, culturele, politieke of legale status” (De Visscher, 2008, p. 188).

Op de invulling van de actieve, participerende burger wordt heel wat kritiek geuit. Bouverne-De Bie & Visscher (2008) menen dat er op deze manier een onderscheid wordt gemaakt tussen de participanten en de non-participanten. De participanten zijn hier de mondige, zelfstandige burgers, die hun stem laten horen en de non-participanten, de anderen, die deze vaardigheden niet beheersen. Individuen worden hier herleid tot het al dan niet participant zijn. Het feit dat een individu niet participeert, wordt hier gezien als zijn eigen schuld.

Een alternatief voor dit actieve burgerschap is het relationeel burgerschap (Vandenbroeck, Boonaert, Van der Mespel, & De Brabandere, 2007; Lawy & Biesta, 2006; Pols, 2006). Relationeel burgerschap gaat over het samenleven. “It’s about “living” together with others. The proposed self is a social self: to exist it must relate to others. Relations make the citizen more or less integrated” (Pols, 2006, p. 94).

Burger zijn is hier verbonden zijn met anderen, in tegenstelling tot een autonome, zelfstandige burger. De idee is dat elke persoon beschikt over verschillende mogelijkheden en kwaliteiten en dat deze verschillende manieren waarop mensen in de samenleving functioneren, erkenning moeten krijgen. Er moeten verschillende dimensies erkend worden van burger zijn (Pols, 2006; Bouverne-De Bie & De Visscher, 2008).

Relationeel burgerschap vertrekt van het idee dat identiteit gevormd wordt in interactie met anderen. Een voorwaarde om te kunnen bestaan, is dat men in relatie kan treden met anderen, want de mens is een sociaal wezen. Mensen hebben anderen nodig om hun identiteit te kunnen vormen. Burgerschap is hier een leerproces in het leren omgaan met diversiteit, waarbij verschillen tussen mensen als belangrijk worden gezien en gewaardeerd worden (Bouverne-De Bie & Visscher, 2008). Er is geen bepaalde aanpak om burger te zijn en relaties aan te gaan en er zijn vele mogelijke perspectieven op de werkelijkheid. Relationeel burgerschap is het leren omgaan met een diverse wereld. Dat handelen kan niet vastgelegd worden met gedefinieerde doelstellingen, want deze worden voortdurend blootgesteld aan het sociale leven (Pols, 2006; Bouverne-De Bie, 2005; Bouverne-De Bie & De Visscher, 2008). Burgerschap is geen vast gegeven, maar krijgt in relatie met anderen vorm. Het is als een onderhandeld burgerschap (Pols, 2006).

22

Vandenbroeck, Boonaert, Van der Mespel, & De Brabandere beschouwen het relationeel burgerschap als alternatief voor het actief burgerschap (2007). In tegenstelling tot zelfredzaamheid, autonomie en empowerment, staat hier het idee centraal dat iedereen afhankelijk is van elkaar en dat deze onafhankelijkheid onlosmakelijk verbonden is aan ons menselijk bestaan. Burgerschap wordt hier gezien als de relaties tussen individuen en niet als iets wat een individu kan hebben (Vandebroeck et al., 2007).

The concept of relational citizenship does not necessarily ask for the construction of new models or new interventions for individuals, but for reflective questions about living together and how this living together is shaped, what dialogical spaces are facilitated and how interdependency is performed. (Vandenbroeck et al., 2007)

Bij het relationele burgerschap (Pols, 2006), gelden reflexieve vormen van activering. Hier wordt de mens gezien als gesitueerd en gebonden in een context. Reflexieve benadering ziet het activeren tot burgerschap in een heel brede context, zowel op sociaal, politiek en economisch vlak. Er moet geluisterd worden naar de eigen verhalen en de ervaringen van de mensen, ook al druist dit in tegen de voorwaarden van de samenleving. Centraal bij de reflexieve benadering is het voortdurend onderhandelen met elkaar met een open einde. Er moet gekeken worden naar het individu op zich en naar zijn/haar specifieke situatie (Weil, Wildemeersch, & Jansen, 2005).

Pols heeft het relationele burgerschap heel mooi aangetoond met een passend voorbeeld waarin ze een situatie schetst van de manier waarop een verzorgende de ziekenhuiskamer binnenkomt om de mensen te wassen. De kamer wordt hier beschouwd als een open ruimte, waar niet meteen bepaalde voorgeschreven handelingen en idealen centraal staan. Volgens Pols is het een ruimte waar er nieuwe handelingen en gesprekken kunnen ontstaan tussen de mensen. Niet het handelen van zelfstandige individuen, maar de wederzijdse betrokkenheid staat hier centraal. “Het is wat Pols (2006) een ruimte noemt waar bestaande normen en posities terug kunnen worden losgewrikt en de komst van een nieuwe toekomst niet wordt verhinderd” (geciteerd in Vandenabeele et al., 2011, p. 9). Individuen worden hier niet meteen in een vakje geduwd en vastgepind op een bepaalde positie. De relationele burger kan gelinkt worden aan de burgerschapsvorming van burgerschap-als-praktijk, dat reeds besproken werd (Lawy & Biesta, 2006). Hierbij aansluitend kunnen we een plaats ook vanuit een relationele invalshoek zien. Deze heeft het het essentiële kenmerk van nabijheid. “Nabijheid en betrokkenheid maakt van plaats een bouwsteen voor solidariteit en gemeenschapsvorming hier en nu” (Jans, 2014, p. 9). Amin (2004 geciteerd in Jans, 2014) beschrijft de relationele benadering van een plaats. We kijken niet naar burgerschap binnen de context van een natie als een status die gedefinieerd wordt. We kijken ernaar vanuit de praktijk. “Burgerschap valt niet langer samen met het formeel lidmaatschap van een politieke gemeenschap die de

23 inwoners van een territoriaal bepaalde plaats voorziet van gedeelde waarden, identiteit en rechten” (Jans, 2014, p. 9). We kijken naar burgerschap met de interpersoonlijke praktijken. Mensen met een verschillende achtergrond komen samen op een plaats. Er worden zo verschillende betekenissen en identiteiten aan die ene plaats toegeschreven en op die manier geeft ze mee vorm aan de identiteit van de bewoners en gebruikers. Ook verbindt deze ruimte verschillende plaatsen met elkaar. Hier vinden we het informele leren van burgerschap. We vinden hier momenten van burgerschapsleren, omdat deze mensen onder elkaar gaan praten en discussiëren over bepaalde kwesties die van belang zijn voor hen (Jans, 2014).

In het volgende stuk worden inburgering en burgerschap in Vlaanderen onderzocht, waarbij ook het bijhorende inburgeringstraject besproken wordt. Er wordt gekeken naar het soort van burgerschap dat men vooropstelt en op welke manier men er vorm aan geeft. De hierboven besproken concepten komen in het volgende deel ook aan bod, gericht op inburgering.

24