• No results found

1 Inleiding 1.1 Aanleiding

In Nederland zijn tal van visvijvers aanwezig waarin visverenigingen actief zijn. Helaas kampen veel visvijvers met dezelfde problemen: slechte visvangsten, verzwakte vissen en vissterftes.

De afname van de voedselrijkdom en het daarmee steeds helder wordende water wordt gezien als één van de oorzaken (Laak & van Eck, 2011). Een andere oorzaak is de vaak aanwezige dikke baggerlaag, die jaarlijks zorgt voor een sterke zuurstofonttrekking en voor ophopingen van schadelijke gassen uit de bodem, wat kan leiden tot vissterfte. Zeker wanneer de vissen in slechte conditie zijn is de kans op sterfte groter (Zoetemeyer & Lucas, 2007). Ook speelt de aalscholver een grote rol. Een kolonie aalscholvers kan de visstand in een water jaarlijks uitdunnen met tientallen kilogrammen per hectare. In sommige gevallen, voornamelijk in kleinere afgesloten wateren, kan dit zelfs veel meer zijn en kunnen wateren vrijwel worden leeggevist (Laak & Aarts, 2008). Binnen dit onderzoek wordt de aalscholverproblematiek verder buiten beschouwing gelaten.

Hengelsportverenigingen zijn voor het bestaan afhankelijk van hun leden. Sportvissers willen graag vis vangen en sluiten zich daarom aan bij een vereniging. Om in de behoeften van de leden te kunnen voorzien zien hengelsportverenigingen zich genoodzaakt om jaarlijks vis uit te zetten om zo de visstand op peil te houden. Het resultaat hiervan kan zijn dat de aanwezige biomassa vis hoger is dan de draagkracht van de vijver. De draagkracht is de maximale hoeveelheid biomassa dat kan voorkomen in een bepaalde omgeving onder de heersende omstandigheden. Door een visbestand boven de draagkracht van de visvijver en een beperkt voedselaanbod nemen de vangsten en conditie juist af (Zoetemeyer & Lucas, 2007). Om de hoeveelheid vis in een water langdurig op een hoger peil te krijgen zal de draagkracht van het water kunstmatig moeten worden verhoogd.

Sportvisserij Nederland initieert en participeert in onderzoeken naar visstandbeheer en verbetering van de sportvisserijmogelijkheden. Onderdeel van het beheer van wateren is te zorgen voor een ecologisch gezond viswater en een gezonde, gevarieerde visstand

(beleidsplan Sportvisserij Nederland, 2010-2015). Omdat veel visvijvers in Nederland met de beschreven problemen kampen, heeft Sportvisserij Nederland dit project “mengen en beluchten van visvijvers” opgezet. Het doel van het project is om de draagkracht kunstmatig te verhogen om zo de hoeveelheid vis in een water langdurig op een hoger peil te krijgen.

Het idee van Sportvisserij Nederland is om stroming en zuurstof in het water te brengen met behulp van pompen. Dit idee is afkomstig uit de visteelt. De vijvers in de visteelt zitten vele malen boven hun natuurlijke draagkracht. Door de toepassing van een (biologische) filter, doorstroming en beluchting en verhoging van het voedselaanbod wordt de draagkracht kunstmatig op een hoog peil gehouden. Het toepassen van een (biologische) filter in visvijvers is lastig, maar stroming en zuurstof in het water brengen lijkt haalbaar. Beweging en beluchting van water zijn cruciaal voor de verbetering van waterkwaliteit, dragen bij aan de biologische afbraak van organische stoffen in het water en bodem en bestrijden vissterfte door

zuurstofgebrek. Ook ophopingen van schadelijk gassen worden voorkomen (auga, 2014). Het mengen en beluchten van het water wordt in dit rapport ook wel vitaliseren genoemd oftewel

“gezonder maken”.

Door alleen het vitaliseren van het water wordt de draagkracht nog niet verhoogd, ook zal het voedselaanbod omhoog moeten worden gebracht door bij te voeren (Zoetemeyer & Lucas, 2007).

In hoofdstuk 2 ‘Achtergronden’ wordt dieper ingegaan op het begrip draagkracht en de rol van stroming, zuurstof en voedsel daarin.

2

Vanuit binnen- en buitenlandse onderzoeken is al het nodige bekend over de effectiviteit van beluchting in diepe wateren (Leslie et al, 1986; Robinson, 2009). Menging en/of beluchting van diepe visvijvers wordt beschreven als middel om de milieuomstandigheden voor vis en de visstand te verbeteren (van Emmerik & Verspui 2012). Dit wordt gebaseerd op het feit dat menging de vorming van een spronglaag tegengaat en zorgt voor een goede

zuurstof-huishouding tot de bodem. Het mengen van diepe plassen wordt in verschillende wateren ook toegepast door waterschappen ter bestrijding van de overlast van blauwalgen (den

Oudendammer et al, 2011).

Over de toepassing van meng- en beluchtingsinstallaties op ondiepe wateren is tot nu toe weinig bekend. Daarom is het project ”Mengen en beluchten” opgezet, waarbij eerst onderzoek wordt gedaan naar de korte termijn effecten van de toegepaste meng- en beluchtinginstallaties.

Op basis van de resultaten die hieruit voortkomen, zal een vervolgonderzoek worden opgezet.

De focus binnen dit onderzoek ligt dan ook op het effect van de pompen. Op de resultaten van het bijvoeren wordt niet ingegaan, wel is hier rekening met gehouden bij het analyseren van de resultaten.

In het project participeren de volgende instanties en visverenigingen: Auga, HZ University of Applied Sciences, Sportvisacademie Gorinchem, HSV ’t Stekelbaarsje, HSV ’t Voorntje en de Philips Hengelsport Vereniging.

HSV ’t Stekelbaarsje in Hoogblokland

Figuur 1.1: De betrokken instanties en visverenigingen binnen het project.

3

1.2 Vraagstelling

In dit rapport staat de volgende hoofdvraag centraal:

Wat zijn de temporele en ruimtelijke effecten op de waterbeweging en zuurstofdistributie van het mengen en beluchten door inzet van pompen in visvijvers en wat is daarvan het effect op de vis?

De deelvragen die hieruit voortkomen zijn:

 Tot hoever reikt de invloed op de waterbeweging door de pompen en in hoeverre wordt dat bepaald door de geometrie en diepteprofielen van de vijver?

 Hoe lang na het in/uitschakelen van de pomp is het effect hiervan zichtbaar (temporele effect op de waterbeweging)?

 Wat is de invloed van de twee verschillende pompen op de ruimtelijke verdeling van de zuurstofconcentraties?

 Hoe lang na het in/uitschakelen van de pomp is het effect hiervan zichtbaar (temporele variatie in O2 concentratie over diepte)?

 Wat is de invloed van de pompen op de vis (visvangsten en conditie)?

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 zijn de achtergronden behandeld, waarin het begrip “draagkracht” en de relatie met stroming, zuurstof en voedsel is beschreven. Aan het eind van dit hoofdstuk is op basis van de gevonden literatuur een schema opgesteld waarin de mogelijke positieve effecten zijn verwerkt. In hoofdstuk 3 komt de beschrijving van de pilotlocaties uitgebreid aan bod. In hoofdstuk 4 is de onderzoeksopzet beschreven. In hoofdstuk 5 is het effect op de stroming, zuurstofgehaltes, visvangsten en conditie getoond aan de hand van de resultaten. De resultaten worden onderbouwd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 is de conclusie van dit rapport gegeven, door de hoofd- en deelvragen te beantwoorden. In hoofdstuk 8 zijn op basis van de resultaten en gesignaleerde knelpunten aanbevelingen gedaan voor het vervolgonderzoek.

Figuur 1.2: Schematische weergave van de rol van de AirFlow 110F/Flow 75F binnen dit project en de hieraan gekoppelde deelvragen.

4