• No results found

4. RESULTATEN

4.2 Tweede analyse – per sector

4.2.15 Universiteiten en UMC’s

De sector Universiteiten en Universitair Medisch Centra (UMC) bestaat uit Wageningen UR en de Universiteit Maastricht. Beide ondernemingen hebben geen materialiteitsmatrix opgenomen.

Wageningen UR heeft wel een beleid ten aanzien van duurzaamheid beschreven, alsmede een stakeholderdialoog.62 Universiteit Maastricht heeft alleen globaal de stakeholderdialoog beschreven.63 Wel geven beide ondernemingen de mogelijkheid aan stakeholders tot het geven van feedback (aspect F). Voor een visuele weergave van de resultaten van de inhoudsanalyse die in deze paragraaf zijn besproken, zie figuur 20.

59 Louis Dreyfus, http://www.louisdreyfus.com.

60 Corporate Responsibility Report Nidera 2013, p. 13, http://www.nidera.com/default.aspx?partid=380.

61 Maatschappelijk Betrokken Ondernemen Dutch Flower Group, http://dfg.nl/media/46455/jaarverslag2013_dfg_mbo.pdf.

62 Wageningen UR Jaarverslag 2013, http://www.wageningenur.nl/nl/Over-Wageningen-UR.htm.

63 Hoofdjaarverslag Universiteit Maastricht 2013,

http://www.maastrichtuniversity.nl/web/Main1/OverDeUM/OnzeOrganisatie/FeitenCijfers3/UMJaarverslag2013.htm.

0   25   50   75   100   125   150  

EADS   Louis  Dreyfus  

A   B   C   D   E   F  

0   25   50   75   100   125   150  

Nidera  B.V.  

Dutch  Flower  Group  B.V.  

A   B   C   D   E   F  

Figuur 20 Resultaten inhoudsanalyse Universiteit Maastricht en Wageningen UR 4.2.16 Pharma

Arseus en Pharming maken deel uit van de sector Pharma. Beide ondernemingen hebben geen materialiteitsmatrix opgenomen. Beide ondernemingen hebben ook geen duurzaamheidsverslag gepubliceerd en hebben daardoor een nul score.64

4.2.17 Algemene opmerkingen en best practices

In de meeste verslagen wordt keurig een materialiteitsmatrix opgenomen, maar wat vaak niet wordt gedaan, is een verwijzing naar waar deze materiële onderwerpen in het verslag worden besproken.

Bedrijven die wel goed verwijzen naar de materialiteitsmatrix en naar de plaats waar deze onderwerpen worden besproken, zijn Koninklijke BAM Groep en NS (zie figuur 21 en 22). In beide verslagen is een tabel opgenomen, waarin per materieel onderwerp wordt verwezen naar de plek in het verslag waar dit materiële onderwerp wordt besproken.

Figuur 21 Materialiteitsmatrix incl. verwijzingen per onderwerp in het verslag (Jaarverslag NS 2013).

Figuur 22 Verwijzingen in het verslag per materieel onderwerp (Sustainability Report 2013 BAM Groep).

64 Arseus (http://www.arseus-lab.nl) en Pharming (http://www.pharming.com).

0   25   50   75   100   125   150  

Wageningen  UR   Universiteit  Maastricht  

A   B   C   D   E   F  

4.3 Derde analyse - regressie

In deze paragraaf wordt de regressie analyse, zoals die staat vermeld in paragraaf 3.5, beschreven en geanalyseerd. Voordat ik begin met het uitwerken van de regressie analyse, zet ik de score, die de door mij beoordeelde ondernemingen hebben behaald op de inhoudsanalyse af tegen de score, die de respectievelijke ondernemingen hebben behaald op de TB 2014. Deze vergelijking is visueel weergegeven in figuur 23.

In deze grafiek is de relatieve score van mijn inhoudsanalyse (punten resp. onderneming inhoudsanalyse / 150) afgezet tegen de relatieve score van de TB (punten resp. onderneming TB / 200).

Figuur 23 Relatieve score inhoudsanalyse en relatieve score TB

In paragraaf 3.5 heb ik een econometrisch model beschreven dat de relatie tussen de afhankelijke variabele, de totaalscore die is behaald op de door mij uitgevoerde inhoudsanalyse en enkele onafhankelijke variabelen zoals: de grootte van de onderneming, totaalscore volgens de TB, wel of geen assurance report bij het duurzaamheidsverslag, wel of geen beursnotering en het aantal pagina’s

0%   10%   20%   30%   40%   50%   60%   70%   80%   90%   100%  

van het duurzaamheidsverslag in kaart brengt. In tabel 3 zijn de beschrijvende statistieken weergegeven van de hiervoor benoemde variabelen en in bijlage 3 zijn de correlaties tussen de hiervoor benoemde variabelen weergegeven.

Tabel 3 Beschrijvende statistieken variabelen: TotaalscoreInhoudsanalyse, Grootte, TotalScoreTB, AssuranceReport, Beursnotering en AantalPagina’s

Vanuit de legitimatietheorie wordt beargumenteerd, dat het voortbestaan van organisaties afhankelijk is van de mate waarin organisaties handelen binnen de ‘grenzen’ en ‘normen’ van de samenleving (Deegan, 2002). Hierbij geldt dat meer zichtbare ondernemingen, die bijvoorbeeld veel media aandacht krijgen, meer zullen rapporteren over milieu gerelateerde zaken (Brown en Deegan, 1998).

Dowling en Pfeffer (1975) beargumenteren verder, dat grotere organisaties zichtbaarder zullen zijn en daardoor de kans groter is dat deze grotere organisaties meer legitimerend verdrag vertonen. Om dit meetbaar te maken heb ik als ‘legitimerend gedrag’ de scores op mijn inhoudsanalyse als proxy gebruikt (afhankelijke variabele). Hoe hoger de score, hoe beter de organisatie rapporteert over haar meest materiële onderwerpen. Uit de regressie analyse (zie tabel 4) blijkt een significante positieve relatie (0.852) te bestaan tussen de grootte van de organisatie en de score op de inhoudsanalyse. Dit impliceert dat bedrijven die groter zijn, ook meer legitimerend verdrag vertonen. Voor de andere variabelen is er geen significante relatie gevonden.

Tabel 4 Uitkomsten regressie analyse

5. CONCLUSIE

De beantwoording van de hoofdvraag “Hoe worden de als meest materieel erkende onderwerpen door ondernemingen werkelijk verantwoord in het duurzaamheidsverslag” wordt gestructureerd beantwoord in dit hoofdstuk middels de twee deelvragen die zijn besproken in paragraaf 1.2.

5.1 Eerste deelvraag

De eerste deelvraag luidt: “Wanneer is niet-financiële informatie materieel?”. Materialiteit is een begrip dat steeds meer aandacht krijgt in de context van MVO en niet-financiële informatie (Zadek en Merne, 2003; Lydenberg et al., 2010; Eccles et al., 2014). Dit is ook niet raar, als je bedenkt dat een enorme hoeveelheid aan niet-financiële informatie wordt gerapporteerd door ondernemingen. Als gevolg hiervan wordt beargumenteerd dat er een zeker materialiteitsfocus dient te zijn, die op maat wordt gemaakt per onderneming en eventueel per sector bij de totstandkoming van duurzaamheidsverslagen (Eccles et al. 2012). De dialoog die de onderneming voert met de relevante stakeholders, vormt de basis voor de materialiteitsexcercitie. Uit deze materialiteitsexcercitie wordt, in het ideale geval, een materialiteitsmatrix opgesteld. Deze materialiteitsmatrix kan worden ingezet als basis voor het verslag. De definitie van materialiteit voor niet-financiële informatie is:

“Material Aspects are those, that reflect the organization’s significant economic, environmental and social impacts; or substantively influence the assessments and decisions of stakeholders.” (GRI, 2013a, p. 7).

Vanuit deze definitie van materialiteit, welke visueel is weergegeven in de materialiteitsmatrix per onderneming, heb ik de drie meest belangrijke materiële onderwerpen geselecteerd en vervolgens beoordeeld.

5.2 Tweede deelvraag

Nadat bekend is wanneer niet-financiële informatie materieel is, kan een antwoord worden gezocht voor de tweede deelvraag: “Welke informatie mag minimaal worden verwacht over de als meest materieel erkende onderwerpen?”. Om deze vraag te beantwoorden, heb ik een beoordelingsmodel ontwikkeld, waarmee ik een inhoudsanalyse heb uitgevoerd op de duurzaamheidsverslagen van de door mij geselecteerde ondernemingen.

5.3 Beantwoording hoofdvraag

Dit onderzoek heeft een exploratief karakter en wil daarmee antwoord geven op de volgende onderzoeksvraag: “Hoe worden de als materieel erkende onderwerpen door ondernemingen werkelijk verantwoord in het duurzaamheidsverslag?”. In de vorige twee paragrafen is respectievelijk de definitie van materialiteit gegeven voor niet-financiële informatie, welke wordt gebruikt in duurzaamheidsverslagen en welke informatie minimaal mag worden verwacht in duurzaamheidsverslagen van de als materieel erkende onderwerpen. In de volgende drie sub paragrafen wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag middels drie analyses.

5.3.1 Conclusies eerste analyse - aspecten

De eerste analyse heeft betrekking op de zes aspecten van het RAFI raamwerk. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies van de eerste analyse beschreven. Aspect A (Specific Policies) gaat over specifiek beleid van de onderneming ten aanzien van materiële onderwerpen. Materialiteit wordt een steeds belangrijker onderdeel van duurzaamheidsverslagen en gaat bepalend werken voor de inrichting van het duurzaamheidsverslag. Het is hierdoor van belang dat bij de formulering van het beleid specifieke verantwoordelijkheden, taken, tijd en middelen worden toegewezen aan deze

specifieke materiële onderwerpen. En niet alleen aan het thema MVO in zijn algemeenheid. Deze concreetheid is van essentieel belang om de bedrijven verantwoordelijk te kunnen houden voor hun MVO beleid. Uit mijn onderzoek blijkt dat specifieke verantwoordelijkheden, taken, toegewezen tijd en middelen, concrete acties en uitdagingen en obstakels niet concreet worden gelinkt met de materiële onderwerpen. Het MVO beleid van de beoordeelde ondernemingen wordt vaak te algemeen beschreven. Hierdoor is niet te herleiden, wie precies van de onderneming verantwoordelijk is voor het behalen van de doelstellingen op de materiële onderwerpen.

Het tweede aspect, de stakeholderdialoog (aspect B), wordt over het algemeen goed beschreven. In de stakeholderdialoog zijn vaak duidelijk de relevante stakeholders te herleiden die ook worden beïnvloed door de meest belangrijke materiële onderwerpen. De stakeholderdialoog welke uitmondt in een materialiteitsmatrix, kan worden ingezet als basis voor het duurzaamheidsverslag (GRI, 2013a).

De connectie tussen de stakeholderdialoog en de materialiteitsmatrix is vaak duidelijk terug te zien in de verslagen.

Bij het derde aspect (Assessing) wordt inzicht gegeven in de verschillende externe factoren, risico’s en kansen, die (kunnen) spelen bij het materiële onderwerp (beschreven door middel van case studies).

Hier valt op dat er veel verschil bestaat tussen de verschillende sectoren. De sectoren media, vastgoed, retail, overig, handelsmaatschappij, universiteiten en UMC’s en pharma scoren een stuk minder goed op dit aspect dan de sectoren energie, olie en gas, dienstverlening, bouw en maritiem, banken en verzekeraars, transport, voedsel en drank, industriële goederen, technologie en consumentenproducten.

Het vijfde aspect (Tracking) gaat in op de kwantificering en specificering van resultaten, die betrekking hebben op het materiële onderwerp. Hier is zeker nog ruimte voor verbetering. Helemaal als het gaat om de connectie tussen de meest materiële onderwerpen en meetbare prestatie indicatoren.

De analyse van het vierde en zesde aspect leveren geen noemenswaardige conclusies op.

5.3.2 Conclusies tweede analyse - sectoren

De tweede analyse is een beschrijving van de resultaten van de inhoudsanalyse per onderneming per sector. Er bestaan grote verschillen tussen de sectoren. Sectoren die veel punten scoren in de inhoudsanalyse zijn: energie, olie en gas, dienstverlening, bouw en maritiem, banken en verzekeraars, transport, voedsel en drank, industriële goederen, technologie en consumentenproducten. Sectoren, die beduidend minder scoren zijn: media, vastgoed, retail, overig, handelsmaatschappij, universiteiten en UMC’s en pharma.

5.3.3 Conclusies derde analyse – regressie

De derde en laatste analyse is een regressie analyse. Hierbij wordt de relatie tussen de afhankelijke variabele, de totaalscore die is behaald op de door mij uitgevoerde inhoudsanalyse, en enkele onafhankelijke variabelen zoals: de grootte van de onderneming, totaalscore volgens de TB, wel of geen assurance report bij het duurzaamheidsverslag, wel of geen beursnotering en het aantal pagina’s van het duurzaamheidsverslag in kaart gebracht. De enige significante (positieve) relatie wordt gevonden tussen de grootte van de onderneming en de score op de inhoudsanalyse. Dit is consistent met de legitimatietheorie en impliceert dat bedrijven die groter zijn, ook meer legitimerend verdrag vertonen. Voor de andere variabelen zijn geen significante relaties gevonden.

Verklarende woordenlijst

Duurzaamheid (Sustainability). “…humanity has the ability to make developments sustainable to ensure that it meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs” (Commissie Brundtland, 1987, p. 8).

Duurzaamheidsverslagen. Verslagen die informatie rapporteren “vanuit de perspectieven ‘poeple, planet en profit’ (Triple P) gekoppeld aan een ontwikkelingsperspectief en de bijbehorende governance structuur: duurzaamheid. Triple P is een door John Elkington (1997) geïntroduceerd principe, waarbij de prestaties van ondernemingen op het gebied van de mens (sociale omgeving en werknemers), het milieu en het financiële terrein in balans worden gemeten en gerapporteerd. De laatste jaren wordt – als gevolg van de voortdurende dialoog over dit fenomeen – ook gesproken over niet-financiële informatie.” (De Waard, 2011, p. 4).

Inhoudsgerichte criteria. Onderneming en bedrijfsprofiel, beleid en resultaten en management aanpak (TB, 2014, p. 43).

Kwaliteitsgerichte criteria. Relevantie, duidelijkheid, betrouwbaarheid, responsiviteit en samenhang (TB, 2014, p. 43).

Relevante informatie. Informatie is relevant als het iets zegt over de economische, milieu en sociale impact, die de onderneming heeft op haar omgeving. En als de informatie, of het weglaten daarvan, substantieel invloed heeft op de boordeling en de keuzes, die de stakeholders maken op grond van de gepubliceerde informatie.

Stakeholders. Een afzonderlijk te identificeren individu of groep, die invloed heeft op de organisatiedoelstellingen en/of wie kan worden beïnvloed door organisatiedoelstellingen (Freeman en Reed, 1983, p. 91).

Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). (1) Het bewust richten van de ondernemingsactiviteiten op waarde creatie in drie dimensies – poeple, planet, profit – en daarmee op de bijdrage aan de maatschappelijke welvaart op de lange termijn; (2) een relatie met de verschillende belanghebbenden onderhouden op basis van doorzichtigheid en dialoog, waarbij antwoord wordt gegeven op gerechtvaardigde vragen uit de maatschappij.65

Materiële onderwerpen. Materiële onderwerpen zijn de onderwerpen, die het meest relevant zijn voor een specifieke onderneming en die derhalve in aanmerking komen om opgenomen te worden in de maatschappelijke verslaggeving. Een onderwerp is relevanter – en dus meer materieel – wanneer de onderneming significante impact heeft op dit gebied. Onderwerpen die tegemoet komen aan een sterke informatiebehoefte van belanghebbenden en die bepalend kunnen zijn voor de beslissingen en afwegingen, die belanghebbenden maken ten aanzien van de onderneming, moeten ook als materiële onderwerpen worden beschouwd.66

Materialiteitsmatrix. Grafische weergave, waarmee de organisatie inzicht geeft in het relatieve belang van maatschappelijke onderwerpen voor zowel belanghebbenden, als de onderneming en waaruit blijkt welke onderwerpen de onderneming beschouwt, als zijnde het meest materieel.67

65 Definitie afkomstig van Sociaal-Economische Raad (SER) 2014 (geciteerd uit beleidsnota ‘MVO loont’).

66 Definitie afkomstig van Criteria TB 2014.

67 ibid.

Referenties

Baarda, D.B. en Goede, M.P.M. de. 2006. Basisboek methoden en technieken: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.

Beck, C.A., Campbell, D., Shrives, P.J. 2010. Content analysis in environmental reporting research:

Enrichment and rehearsal of the method in a Britisch-German context. The British Accounting Review, 42: 207-222.

Brammer, S en Pavelin, S. 2006. Voluntary environmental disclosures by large UK companies.

Journal of Business Finance & Accounting, 33(7&8): 1168-1188.

Brown, N. and Deegan, C. 1998. The public disclosure of environmental performance information – a dual test of media agenda setting theory and legitimacy theory. Accounting and Business Research, 29(1): 21-41.

Brundtland Commissie. (1987). Our Common Future. World Commission on Environment and Development. Oxford: Oxford University Press.

Business and Human Rights Resource Centre. 2014. Reporting en Assurance Framework Initiative.

http://business-humanrights.org/en/business-and-human-rights-reporting-and-assurance-frameworks-initiative-rafi#project, geraadpleegd op 11 november 2014.

Blumberg, B., Cooper, D.R. en Schindler, P.S. 2011. Business research methods. New York:

McGraw-Hill Education.

Clarkson, P.M., Yue, L., Richardson, G.D. en Vasvari, F.P. 2008. Revisiting the relationship between environmental performance and environmental disclosure: An empirical analysis. Accounting, Organizations and Society, 33: 303-327.

Dye, R. 1985. Disclosure of Nonproprietary Information. Journal of Accounting Research, 23(1):

123-145.

Deegan, C. 2002. The legitimising effect of social and environmental disclosures – A theoretical foundation. Accounting, Auditing & Accountability Journal, 15(3): 282-311.

Donaldson, T. en Preston, L.H. 1995. The stakeholder theory of the corporation: Concepts evidence and implications. The Academy of Management Review. 20(1): 65-91.

Deloitte. 2014. Integrated reporting in the Netherlands: The journey continues and is gaining traction and pace! http://www2.deloitte.com/content/dam/Deloitte/nl/Documents/audit/deloitte-nl-audit-integrated-reporting-in-the-netherlands.pdf, geraadpleegd op 29 januari 2015.

Eccles, R., Krzus, M., Rogers, J., en Serafeim, G. 2012. The need for sector-specific materiality and sustainability reporting standards. Journal of Applied Corporate Finance, 24:2, 65-71.

Eccles, R., Krzus, M en Ribot, S. 2015. The Integrated Reporting Movement: Meaning, Momentum, Motives, and Materiality, Hoboken: John Wiley & Sons Inc.

Edgley, C. 2014. A genealogy of accounting materiality. Critical Perspectives on Accounting, 25:

255-271.

Elkington, J. 1997. Cannibals with forks – The triple bottom line of 21st century business, Capstone Publishing Limited, hoofdstuk 1 en 7.

Ernst & Young. 2009. Keep the Balance Steady: Survey of the quality of sustainability reports 2007.

Feenstra, D. 2012. Ontwikkelingen in het leesbaarheidsonderzoek van narratieve accountingteksten.

Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 86(6): 222-234.

Freeman, R.E. 1984. Strategic Management: A Stakeholder Approach. Boston: Pitman

Freeman, E.R. en Reed, D.L. 1983. Stockholders and stakeholders: A new perspective on corporate governance. California Management Review, 25(3): 88-106.

GRI. 2013a. G4 sustainability reporting guidelines: Reporting principles and standard disclosure.

Global Reporting Initiative.

GRI. 2013b. G4 Sustainability reporting guidelines: Implementation manual. Global Reporting Initiative.

GRI, 2013c. Carrots and sticks: Sustainable reporting policies worldwide – today’s best practices,

tomorrow’s trends. Global Reporting Initiative.

https://www.globalreporting.org/resourcelibrary/carrots-and-sticks.pdf, geraadpleegd op 28 januari 2015.

GRI, 2013d, Sustainability topics for sectors: What do stakeholders want to know? Global Rerporting Initiative. https://www.globalreporting.org/resourcelibrary/sustainability-topics.pdf, geraadpleegd op 30 januari 2015.

IIRC. 2013. The international <IR> framework. http://www.theiirc.org/wp-content/uploads/2013/12/13-12-08-THE-INTERNATIONAL-IR-FRAMEWORK-2-1.pdf,

geraadpleegd op 29 januari 2015.

KPMG. 2013. The KPMG Survey of Corporate Responsibility Reporting 2013.

https://www.kpmg.com/Global/en/IssuesAndInsights/ArticlesPublications/corporate-responsibility/Documents/corporate-responsibility-reporting-survey-2013-exec-summary.pdf, geraadpleegd op 29 januari 2015.

Lindblom, C.K. 1994. The implications of organizational legitimacy for corporate social performance and disclosure. Paper presented at the Critical Perspectives on Accounting Conference, New York, NY.

Lydenberg, S., Rogers, J. en Wood, D. 2010. From transparency to performance: Industry-based sustainability reporting on key issues. The Hauser Center for Nonprofit Organizations, Initiative for Responsible Investment.

Neu, D, Warsame, H. en Pedwell, K. 1998. Managing public impressions: Environmental disclosures in annual reports. Accounting, Organizations, and Society, 23(3): 265-282.

Patten, D.M. 1991. Exposure, legitimacy, and social disclosure. Journal of Accounting and Public Policy, 10(4): 297-308.

Principles for Responsible Investment. 2014. Report on progress 2014.

http://www.unpri.org/viewer/?file=wp-content/uploads/2014_report_on_progress.pdf, geraadpleegd op 1 november 2014.

Slack, N., Chambers, S., Johnston, R., en Betts, A. 2009. Operation and process management (2e editie). London: Prentice Hall.

Sociaal-Economische Raad. 2000. De winst van waarden.

http://www.ser.nl/~/media/db_adviezen/2000_2009/2000/b19054.ashx, geraadpleegd op 30 oktober 2014.

Svenson, O. 1981. Are we all less risky and more skillful than our fellow drivers?. Acta Psychologica, 47: 143-148.

TB. 2014. De Kristal 2014.

http://TB.nl/sites/default/files/fotos/Brochure_Transparantie_Benchmark_NL_def.pdf, geraadpleegd op 30 november 2014.

Vendelø, M.T. 1998. Narrating Corporate Reputation: Becoming Legitimate Through Storytelling.

International Studies of Management and Organization, 28(3): 120-137.

Verrecchia, R., E. 1983. Descretionary disclosure. Journal of Accounting and Economics, 179-194.

De Waard, 2011. Als de vos de passie preekt… De rol van de accountant bij duurzaamheidsverslaggeving. Groningen: Grafimedia, Facilitair Bedrijf Rijksuniversiteit Groningen.

Wester, F. 2006. Inhoudsanalyse: Theorie en praktijk. Deventer: Kluwer.

Zadek, S. en Merme, M. 2003. Redefining materiality: practice and public policy for effective corporate reporting, AccountAbility. ISBN 1901-693-14-7.

Bijlage 1 Beoordelingsmodel

A. Wordt er een algemeen beleid geformuleerd aangaande dit materiële onderwerp? [Specific

Policies]

1 Binnen de beschrijving van het proces van sturing en beheersing geeft de onderneming een specifieke toelichting op de wijze waarop het management sturing geeft aan het geïdentificeerde materiële onderwerp (afgeleid van TB18).

0 = Geen toelichting

2 = Er wordt een algemene toelichting gegeven op ten minste twee van onderstaande punten.

4 = Er wordt een toelichting gegeven op ten minste drie van onderstaande punten.

· functie aan wie eindverantwoordelijkheid is toebedeeld

· taken en verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken afdelingen

· toegewezen tijd en middelen

· concrete acties die genomen zijn of worden

· uitdagingen en obstakels waarmee het management is of wordt geconfronteerd

2 In de verslaggeving wordt toegelicht hoe medewerkers van de onderneming (met een lagere rang in de onderneming dan het management) op de hoogte worden gesteld van de implicaties en significantie van het, onder vraag 1 genoemde beleid, ten aanzien van hun werk.

0 =

Er wordt geen toelichting gegeven.

2 = Er wordt een algemene toelichting gegeven

4 = Er wordt een toelichting gegeven hoe medewerkers op de hoogte worden gesteld van het ondernemingsbeleid ten aanzien van dit specifieke risico.

B. Wordt er beschreven hoe de onderneming specifieke stakeholders betrekt bij het in kaart brengen van de risico's? [Stakeholder Engagement]

3 De onderneming maakt duidelijk hoe zij belanghebbenden betrekt bij het beleid en de activiteiten van de onderneming ten aanzien van het materiële onderwerp en hoe zij rekening houdt met hun gerechtvaardigde belangen en verwachtingen (afgeleid van TB33).

0 = Geen toelichting.

1 = Er wordt een algemene toelichting gegeven.

2 = Er wordt een specifieke toelichting gegeven die voldoet aan ten minste twee van onderstaande aspecten.

4 = Er wordt een specifieke toelichting gegeven die voldoet aan ten minste vier van onderstaande aspecten.

· identificatie en selectie van belanghebbenden

· de wijze waarop een dialoog is gevoerd

· de frequentie van de dialoog met belanghebbenden per type of groep

· de belangrijkste bespreekpunten per type of groep

· de uitkomsten van de dialoog per type of groep

_+ 2 Er wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop de uitkomsten van de dialoog met belanghebbenden zijn gebruikt door de onderneming en welk effect dit heeft gehad op het beleid en de activiteiten van de onderneming aangaande dit materiële onderwerp.

_+ 2 Uit de verslaggeving blijkt de betrokkenheid van het hoogste bestuurslichaam bij de dialoog met belanghebbenden.

_+ 2 Uit de verslaggeving blijkt dat de dialoog met belanghebbenden is gevoerd in relatie tot de

_+ 2 Uit de verslaggeving blijkt dat de dialoog met belanghebbenden is gevoerd in relatie tot de