• No results found

Inhoudelijke overwegingen milieu

5.1 Toetsing voorwaarden Wabo

De aanvraag heeft betrekking op het veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e van de Wabo. In het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) zijn voor een groot aantal activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, rechtstreeks werkende, algemene regels opgenomen.

De inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd, is aangemerkt als een inrichting

waarvoor vergunningplicht (type C inrichting) geldt. Binnen de gevraagde verandering vinden geen activiteiten plaats die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit.

5.1.1 Toetsing gevolgen milieu

Bij onze beslissing op de aanvraag hebben wij:

 de aspecten genoemd in artikel 2.14 eerste lid onder a van de Wabo betrokken;

 met de aspecten genoemd in artikel 2.14 eerste lid onder b van de Wabo rekening gehouden;

 de aspecten genoemd in artikel 2.14 eerste lid onder c van de Wabo in acht genomen.

In de onderstaande hoofdstukken lichten wij dit nader toe, waarbij wij ons beperken tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn

5.2 Algemene overwegingen 5.2.1 Algemeen

In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast.

Vanaf januari 2013 moet bij het bepalen van BBT rekening worden gehouden met BBT-conclusies en bij ministeriele regeling aangewezen informatiedocumenten over BBT.

BBT-conclusies is een document met de conclusies over BBT, vastgesteld overeenkomstig artikel 13, vijfde en zevende lid van de Richtlijn industriële emissies (RIE). Het vijfde lid verwijst naar BBT-conclusies vastgesteld na 6 januari 2011 onder het regime van de RIE.

Het zevende lid verwijst naar de bestaande BREFs. Het hoofdstuk uit deze BREF’s waarin de BBT-maatregelen (BAT hoofdstuk) zijn opgenomen, geldt als BBT-conclusies, totdat nieuwe BBT-conclusies zijn vastgesteld.

BBT-conclusies worden door de Europese commissie vastgesteld en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (een uitvoeringsbesluit van de Europese commissie dat gericht is tot de lidstaten). Zij worden daarom niet meer apart aangewezen in de Regeling omgevingsrecht.

5.2.2 Concrete bepaling beste beschikbare technieken

Binnen de inrichting worden één of meer van de activiteiten uit bijlage 1 van de Richtlijn industriële emissies (RIE) uitgevoerd en wel de volgende 4.2 onder d “Chemische installaties voor de fabricage van anorganisch-chemische basisproducten van zouten”. De

vergunningaanvraag heeft betrekking op een IPPC-installatie. Er moet worden voldaan aan de BBT-conclusies voor de hoofdactiviteit en aan andere relevante BBT-conclusies.

Op grond van de bijlage van de Regeling omgevingsrecht moet voor het bepalen van BBT voor de installaties en processen binnen de inrichting aanvullend een toetsing plaatsvinden aan relevante aangewezen informatiedocumenten over BBT.

Uit jurisprudentie met betrekking tot het bepalen van BBT bij het toetsten aan

BBT-conclusies bij vergunningverlening is gebleken dat het bevoegd gezag bij het toetsten aan BBT-conclusies de actualiteit hiervan moet nagaan ten aanzien van de ontwikkelingen van BBT die sinds het vaststellen van de BBT-conclusies hebben plaatsgevonden. Bronnen voor ontwikkelingen ten aanzien van BBT zijn onder andere de drafts van herziene BREFs.

Bij het bepalen van de BBT hebben we rekening gehouden met de volgende van toepassing zijnde BBT-conclusies: BREF anorganische fijnchemicaliën (SIC)

5.2.3 Conclusies BBT

De gewijzigde installatie voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan BBT. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf.

Wij zijn van oordeel dat de ingediende gegevens voldoende informatie bevatten voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving.

5.3 Bodem

De nieuwe installatie zal op dezelfde locatie worden gebouwd als op de oude installatie.

Feralco B.V. is een inrichting met een IPPC-installatie waardoor de bodem gerelateerde aspecten in hoofdstuk 2 van het Activiteitenbesluit zijn geregeld. In de aanvraag is, conform de NRB 2012, een toets aan de Bodem Risico Check List (BRCL) opgenomen. De

procesactiviteit is onderdeel van een gesloten proces (§ 4.1 Gesloten proces of bewerking).

De nieuwe scrubbers worden opgesteld op een vloeistof kerende vloer. Er wordt een combinatie van voorzieningen en maatregelen getroffen zoals genoemd in CVM II van tabel 4.1 uit de NRB 2012. Er is dan ook sprake van een verwaarloosbaar bodemrisico

5.4 Geluid

Uit de aanvraag blijkt dat de twee scrubbers en bijhorende pompen, opgesteld binnen een gebouw, worden vervangen. Op basis van de aangeleverde gegevens van de nieuwe installaties is niet te verwachten dat de aangevraagde wijzigingen een significante invloed hebben op de geluidemissie van de inrichting als geheel. De inrichting zal wat geluid betreft ook na het doorvoeren van de wijzigingen kunnen blijven voldoen aan de vigerende

geluidsvoorschriften.

5.5 Lucht

5.5.1 Algemeen beleid

Het algemeen luchtbeleid is gericht op het voorkomen dan wel zo veel mogelijk beperken van emissies naar de lucht door het toepassen van de beste beschikbare technieken (BBT) en het voldoen aan de luchtkwaliteitseisen van bijlage 2 van de Wet milieubeheer.

Per 1 januari 2016 is de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) vervallen en is het

normatieve deel van de NeR opgenomen in het Activiteitenbesluit (hoofdstuk 2, afdeling 2.3).

Luchtemissies voor inrichtingen worden in beginsel gereguleerd door de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Zo bevat Afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit regels voor stoffen met een minimalisatieverplichting, emissiegrenswaarden, geur en monitoring. Voorts bevat het Activiteitenbesluit in Afdeling 2.11 en de hoofdstukken 3 en 5 (lucht)regels voor specifieke activiteiten, zoals bijvoorbeeld stookinstallaties. Deze eisen zijn rechtsreeks geldend en daarom niet in deze vergunning opgenomen.

Het Activiteitenbesluit biedt de mogelijkheid om in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden bij maatwerkvoorschrift af te wijken van de algemene regels.

Feralco B.V. is echter een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort. Indien en voor zover voor luchtemissies van IPPC-installaties BBT-conclusies zijn vastgesteld, gelden de algemene regels van Afdeling 2.3 echter niet (met uitzondering van de

minimalisatieverplichting voor zeer zorgwekkende stoffen). Voor deze luchtemissies worden alsdan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden die aansluiten bij de BBT-conclusies. In deze veranderingsvergunning wordt specifiek ingegaan op de luchtemissies afkomstig van de scrubbers (zoals onderstaand is gemotiveerd).Voor inrichtingen met IPPC-installaties geldt dat als er emissiegrenswaarden kunnen worden afgeleid uit van toepassing zijnde BREF-documenten, dit is in de vergunning opgenomen.

Daarnaast kunnen wij op grond van artikel 2:31 lid 2 sub b Wabo ambtshalve voorschriften wijzigen voor zover dit in het belang van de bescherming van het milieu is. Onder het wijzigen van voorschriften wordt verstaan: wijzigen, aanvullen of intrekken van voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden of alsnog verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning (artikel 1.1 lid 1 Wabo). Wij achten het in het bescherming van het milieu noodzakelijk dat er meerdere voorschriften worden toegevoegd aan de

revisievergunning van 16 januari 2010. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

5.5.2 Scrubbers (centrale gaswassers)

De emissies die verwerkt worden via de scrubbers wijzigen niet met de onderhavige aanvraag. In de vergunning van 16 januari 2010 zijn geen voorschriften opgenomen met betrekking tot de emissie van zoutzuur, hierna HCL genoemd, afkomstig van de scrubbers.

In de overweging van de revisievergunning wordt hierover aangegeven dat de gereinigde restemissie minder dan 2 mg/Nm3 bedraagt bij een emissievracht van 40 gram per uur.

Omdat de grensmassastroom voor zoutzuur niet werd overschreden is er destijds geen emissie-eis voor de scrubbers opgenomen. Deze grensmassastroom was gebaseerd op de grensmassastroom van stofcategorie gA.3 (150 g/hr) zoals aangegeven in de toenmalig Nederlandse emissie Richtlijn (NeR). De stofklasse voor HCL is opnieuw geclassificeerd.

HCL valt nu onder de stofcategorie gA.2 zoals aangegeven in tabel 2.5 uit het

Activiteitenbesluit. Hierin is aangegeven dat de grensmassastroom voor de stofcategorie gA.2 15 gr/uur bedraagt.

In de BREF anorganische fijnchemie is een BAT (AEL) opgenomen voor de emissie van HCL. In BAT 5.9 van de BREF SIC is voor de emissie van HCL de range 3 – 10 mg/Nm3 opgenomen. Uit bijlage 4 “Meetrapport emissiemeting scrubber”, zoals aangeven in tabel 2 van deze vergunning, blijkt dat gemeten emissiewaarden voor HCL binnen de range vallen.

De gemeten waarden fluctueren van 0,9 tot en met 3,6 mg/ Nm3 HCL. Zoals aangegeven is in paragraaf 3.6 van dit besluit zal in hoofdstuk 2 van dit besluit ter plaatse van het

emissiepunt van de scrubber een emissie-eis voor HCL van 5 mg/Nm3 worden opgenomen.

Dit voorschrift wordt verbonden aan de revisievergunning van 16 januari 2010 met het kenmerk 1091/wm09004.

5.5.3 Controleregime

Met betrekking tot het veranderen van de opgenomen emissieconcentratie verandert ook het controle regime. Ondanks dat artikel 2.5 en artikel 2.6 van het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn wordt voor het controleregime aangesloten bij tabel 2.8 van het

Activiteitenbesluit. In de BBT-conclusies zijn geen monitoringseisen vastgesteld. Daarom wordt het onderwerp monitoring in de vergunning opgenomen waarbij wij aansluiting zoeken bij de inzichten zoals verwoordt in tabel 2.8 van het Activiteitenbesluit.

Het controleregime is gebaseerd op de grootte van de storingsfactor. Uit het controleregime kan volgen dat het bedrijf metingen moet uitvoeren. Mogelijke frequenties van metingen zijn éénmalig, periodiek of continu. Betreffende de procesemissies kan controle plaatsvinden aan de hand van emissierelevante parameters (ERP’s cat. A of ERP’s cat. B). Dit is in het

onderhavige besluit van toepassing op de emissies van de scrubbers. In de voorschriften hebben wij eisen gesteld aan de ERP’s en dient het daarop gebaseerde controleplan ter goedkeuring aan ons te worden voorgelegd.

In de vergunning zijn daarom extra voorschriften opgenomen, die worden verbonden aan de revisievergunning van 16 januari 2010 met kenmerk 1091/wm09004 om de mogelijke

controlevormen voor natte gasreiniging te overleggen.

5.5.4 Eindconclusie aspect lucht

De toepassing van een scrubber is BBT voor de verwijdering van zoutzuur. Doordat HCL in een andere stofklasse is geclassificeerd en zodoende de grensmassastroom voor HCL is gewijzigd is er nu sprake van een relevante emissie. Zodoende hebben wij de voorschriften van de revisievergunning van 16 januari 2010, met kenmerk 1091/wm09004, gewijzigd zoals bedoeld in artikel 2.31 lid 2 sub b Wabo met betrekking tot de emissie van HCL.

5.6 Overige aspecten

De aanvrager heeft voldoende aannemelijk gemaakt, dat er voor de overige milieuaspecten geen toename zal zijn van de milieubelasting.

5.7 Toetsing milieueffectrapportage

Er hoeft bij deze aanvraag geen milieueffectrapport (MER) te worden ingediend. De reden hiervoor is dat de in de aanvraag beschreven veranderingen niet zijn vermeld in de eerste kolom van onderdeel C en/of onderdeel D van de bijlage bij het Besluit

milieueffectrapportage (besluit m.e.r.).

5.8 Conclusie

Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het wijzigen van een inrichting zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In deze beschikking zijn de voor deze activiteit aanvullende voorschriften opgenomen dan wel verbonden aan de

revisievergunning.