• No results found

4 Kennisbehoefte uitvoering Vogel en Habitatrichtlijn

4.2 Te beschermen natuurwaarden

4.2.2 Informatievoorziening ten dienste van de gebiedsbescherming

Op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn hoeft bij de bescherming van gebieden alleen rekening te worden gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Deze hangen samen met de soorten en habitats waarvoor de speciale beschermingszone is aangewezen, de zogeheten ‘kwalificerende’ soorten en habitats. Informatie over de kwalificerende vogelsoorten in de gebieden die zijn aangewezen als speciale beschermingszone Vogelrichtlijn is te vinden in de aanwijzingsbesluiten van het ministerie van LNV. In totaal zijn 79 speciale beschermingszones Vogelrichtlijn aangewezen. Alleen van de 49 gebieden die in maart 2000 zijn aangewezen, zijn de aanwijzingsbesluiten te vinden op internet: www.minlnv.nl/vogelrichtlijn. Van de 30 gebieden, die al eerder zijn aangewezen, is op het internet buiten de naam en de globale ligging van het gebied geen aanvullende informatie te vinden. In veel gevallen betreft het hier (staats)natuurmonumenten, die op een later tijdstip tevens zijn aangewezen als speciale beschermingszone Vogelrichtlijn (Ministerie van LNV, 2000). Op de site van LNV is geen enkele directe verwijzing te vinden naar plekken waar deze informatie wel te vinden is. Deze informatie treffen we wel verstopt in andere documenten op het internet aan.

In de 49 aanwijzingsbesluiten die op internet staan, is de volgende informatie opgenomen (LNV 2000):

• De namen van de betrokken gemeenten.

• De gebiedsbeschrijving en de begrenzing: waar ligt het gebied, hoe ziet het landschap eruit en wat voor soort leefgebied is het (broed-, rui-, overwinterings-, foerageergebied of rustplaats). Er wordt verwezen naar een bij de aanwijzing behorende kaart. Deze is niet beschikbaar op internet en er wordt niet verwezen naar andere vindplaatsen.

• De Vogelkundige waarden: kwalificerende vogelsoorten. Hierbij is ook aan- gegeven waarvoor deze soorten het gebied gebruiken: broeden, rusten, ruien, foerageren, overwinteren etc.

• Andere relevante vogelsoorten.

• Plaatselijke omstandigheden: aanduiding van broed-, rust-, foerageerplaatsen etc.

• Overige vogelsoorten: een opsomming van andere vogelsoorten die ook in het gebied voorkomen.

• Beleid en beheer: welke beleidsnota’s (rijk en provincie) voor het gebied gelden. Wie zijn de grondeigenaren en wat voor beheer wordt er gevoerd.

• De gebruiksfuncties van het gebied: wat vinden er voor activiteiten plaats (kort en niet volledig).

• De rechtsgevolgen van de aanwijzing als speciale beschermingszone.

In een bijlage zijn ten slotte biotoopbeschrijvingen opgenomen van de kwalificerende vogelsoorten en de andere relevante vogelsoorten. Opvallend is dat in de aanwijzingsbesluiten niet expliciet wordt aangegeven wat de ‘instandhoudingsdoel- stellingen39 zijn van het gebied’.

Informatie over de 141 gebieden die Nederland tot nu toe bij de Europese Commissie aangemeld als speciale beschermingszone Habitatrichtlijn is te vinden op www.minlnv.nl/natura2000. Van de aangemelde gebieden zijn kaarten beschikbaar, waarop in tegenstelling tot de vogelrichtlijngebieden de exacte begrenzing wel terug is te vinden.

39 De instandhoudingsdoelstellingen voor een gebied worden vastgesteld aan de hand van de verstrekte informatie op het standaardgegevensformulier van de Commissie (Beschikking 97/266/EG d.d. 18-12-1996: Publicatieblad L107 van 24-4-1997) Op basis van deze formulieren wordt de Natura-2000 databank ontwikkeld. Deze databank zal volgens de informatie in het Publicatieblad vooral ten dienste staan van de Commissie en daarnaast gebruikt worden voor uitwisseling van gegevens over soorten en habitats van communautair belang.

De informatie bestaat uit: een kaart met de naam, de ligging en de oppervlakte van het gebied en ecologische informatie over vogelsoorten, habitats en dier- en plantensoorten en hun representativiteit. Daarnaast moet er ook informatie worden gegeven over activiteiten binnen en buiten het gebied die van invloed kunnen zijn op de kwalificerende soorten en habitats. Op basis hiervan moet de lidstaat instandhoudingsdoelstellingen vaststellen. De doelstelling van uitgevoerde of voorgenomen beheers en inrichtingsmaatregelen moeten als onderdeel van de instandhoudingdoel-stellingen worden betrokken. Als een type habitat of soort in verwaarloosbare mate aanwezig is moet deze niet in de instandhoudingsdoelstellingen worden betrokken. Verder wordt de lidstaten verzocht informatie te geven over andere belangrijke dier- en plantensoorten die niet in bijlage II worden genoemd. Deze informatie is voor de instandhoudingsdoelstellingen echter niet relevant. Deze soorten moeten dus niet worden betrokken in de passende beoordeling.

80 Alterra-rapport 862 Verder is per gebied in tabelvorm aangegeven:

• voor welke habitattypen en/of soorten het een belangrijk gebied is;

• voor welke habitattypen en/of soorten het verder is aangemeld;

• of het een prioritaire soort of habitat betreft40 (zie ook bijlage 3). Op de internetsite is verder informatie te vinden over de:

• verantwoording van de gebruikte selectiemethode (verantwoordingsdocument);

• aangemelde gebieden met een uitleg van de begrenzingsmethodiek (gebieden- document);

• geselecteerde habitattypen en soorten, met een aanduiding waar deze voorkomen en wat het oordeel van de Europese Commissie hierover is (lijstdocument);

• betrokken gemeenten;

• grensoverschrijdende speciale beschermingszones (zones die in België of Duitsland doorlopen);

• juridische bescherming van de gebieden.

Voor informatie over de ligging, begrenzing, kwalificerende natuurwaarden en instandhoudingsdoelstellingen van een speciale beschermingszone zijn gemeenten en andere partijen afhankelijk van het ministerie van LNV.

Wanneer we kijken naar de betrouwbaarheid van de informatie spelen twee aspecten een rol: de validiteit en de volledigheid. We mogen aannemen dat de verstrekte informatie over de kwalificerende natuurwaarden juist is. De informatie is echter niet volledig. Met name de informatie over de kwalificerende natuurwaarden in de aangewezen beschermingszones Habitatrichtlijn valt op door haar beknoptheid. Deze informatie is waarschijnlijk onvoldoende om op basis daarvan uitvoering te geven aan de vereiste voorbescherming.

Om een uitspraak te doen over de bruikbaarheid van de informatie, moeten we de directe toepasbaarheid, de actualiteit en de vorm van de informatie beoordelen. Voor de beoordeling van de toepasbaarheid is van belang in hoeverre de verstrekte informatie direct bruikbaar is voor gemeenten.

De verstrekte informatie is nogal ecologisch van toon. Onduidelijk is bijvoorbeeld wat wordt bedoeld met ‘andere relevante vogelsoorten’ en ‘overige vogelsoorten’ in de aanwijzingsbesluiten van de speciale beschermingszones Vogelrichtlijn.

40 Prioritaire typen natuurlijke habitats zijn habitats die gevaar lopen te verdwijnen. De EG draagt op het punt van instandhouding een bijzondere verantwoordelijkheid, omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied op het grondgebied van de lidstaten ligt. Prioritaire soorten zijn bedreigde soorten waarvoor de EG bijzondere verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied op het grondgebied van de lidstaten ligt. Wanneer prioritaire habitats of soorten in het geding komen door plannen of projecten, dan kunnen deze plannen of projecten bij ontstentenis van alternatieven alleen doorgaan wanneer er sprake is van belang voor de menselijke gezondheid, openbare veiligheid of voor het milieu gunstige effecten (artikel 6 lid 4). Redenen van economische of sociale aard mogen hierbij geen rol spelen. De Vogelrichtlijn onderscheidt geen prioritaire soorten.

Opvallend is ook dat er niet wordt aangesloten op de terminologie die binnen de Vogel- en Habitatrichtlijn wordt gebruikt. Zo wordt in de aanwijzingsbesluiten niet expliciet vermeld wat de instandhoudingsdoelstellingen zijn. Ook wordt in de verstrekte informatie nergens duidelijk dat bij een kwalificerende habitat altijd ‘typische soorten’ horen en bij een kwalificerende soort altijd een habitat (leefgebied). Om de verstrekte informatie te kunnen toepassen is veel impliciete kennis van de ecologie vereist. Deze kennis is niet aanwezig bij gemeenten. De verstrekte informatie is actueel en zal waarschijnlijk niet snel verouderen. De wijze waarop de informatie wordt gepresenteerd, via internet (voor zover aanwezig), draagt bij aan de bruikbaarheid.

De beschikbaarheid van de informatie laat te wensen over. Van 30 aangewezen speciale beschermingszones Vogelrichtlijn zijn de aanwijzingsbesluiten niet op internet beschikbaar. Een heldere verwijzing naar waar deze informatie wel te vinden is, ontbreekt of is verstopt tussen andere informatie. De informatie moet in het bezit zijn van het ministerie van LNV, maar ze is (nog) niet toegankelijk voor derden. Op de zogeheten standaardgegevensformulieren is veel informatie over de gebieden aangeleverd aan de Europese Commissie. Deze informatie zou zelfs in een databank zijn opgenomen. Er moet dus meer informatie zijn, dan er op dit moment voor derden beschikbaar is. Verder valt op dat de site meer aanbodgericht dan vraaggericht is opgezet. LNV geeft informatie zonder zich af te vragen met welke vragen een gebruiker de site benadert. Niet alle gebruikers hebben de tijd om de gepresenteerde documenten helemaal door te lezen op bruikbare informatie.

In tabel 5 is de situatie ten aanzien van de informatievoorziening over de gebiedsbescherming samengevat.

Tabel 5 Informatievoorziening ten dienste van de gebviedsbescherming Betrouwbaarheid • De informatie is valide.

• De informatie is niet volledig.

Bruikbaarheid • De informatie kan niet direct door gemeenten worden toegepast, hiervoor is

veel impliciete ecologische kennis vereist. Bovendien sluit de gebruikte terminologie niet aan bij de terminologie die in de Vogel- en Habitatrichtlijn worden gebruikt.

• De informatie is actueel en zal waarschijnlijk niet snel verouderen. • De vorm van presenteren via internet draagt bij aan de bruikbaarheid. Beschikbaarheid • Een deel van de ontbrekende informatie moet beschikbaar zijn bij LNV, maar

is niet toegankelijk voor derden of zit verstopt achter voor de gebruiker nietszeggende titels.

• In de wijze van presenteren wordt weinig rekening gehouden met de vragen van de gebruikers (meer aanbod dan vraaggestuurd).

Kosten • De verstrekte informatie is gratis.

Afhankelijkheid • Gemeenten en andere partijen zijn voor deze informatie afhankelijk van het

ministerie van LNV.

82 Alterra-rapport 862