• No results found

Informatieverplichtingen en de inhoud van de pakketreisovereenkomst

Hoofdstuk 4: Vergelijking huidig recht met nieuwe Richtlijn

4.2 Informatieverplichtingen en de inhoud van de pakketreisovereenkomst

pakketreisovereenkomst

Ingevolge artikel 5 van de nieuwe Richtlijn wordt er wederom vereist dat de organisator op een duidelijke en begrijpelijke wijze, de informatie en voornaamste kenmerken van de reisdiensten, schriftelijk dient te verstrekken aan de reiziger.98 Hoewel het op het eerste oog lijkt dat de te verstrekken informatie gelijk is aan de huidige regeling, blijkt uit de analyse (die is opgenomen in bijlage 2), dat de nieuwe Richtlijn meer kenmerken omvat die onder de te verstrekken informatie vallen. Alle onderwerpen ten aanzien waarvan de reisorganisator

96

Richtlijn (EU) 2015/2302, considerans nr. 7.

97

Richtlijn (EU) 2015/2302, considerans nr. 10.

98

Zie Richtlijn (EU) 2015/2302, artikel 5 lid 1 voor de precontractuele informatieplicht en artikel 7 leden 1 en 2 voor de informatieplicht die geldt nadat de pakketreis is gesloten en waaraan moet zijn voldaan voor het begin van de pakketreis.

onder het huidige recht99 een informatieplicht heeft, zijn ook terug te vinden in de nieuwe Richtlijn. De nieuwe Richtlijn biedt echter extra onderwerpen, ten aanzien waarvan de informatieplicht van de reisorganisator ook zal strekken. Gedacht kan worden aan onder andere het verplicht verstrekken van informatie over de omstandigheid of een reis geschikt is voor mensen met een beperkte mobiliteit.100

Uit de Richtlijn vloeit verder voort dat de informatie die verstrekt dient te worden, onderdeel gaat uitmaken van de pakketreisovereenkomst en dat indien de organisator een wijziging wil kunnen aanbrengen (in de precontractuele informatie), dit vooraf moet zijn overeengekomen.101 Dit komt niet overeen met de bepaling zoals het huidige recht dit kent: artikel 7:505 BW bepaalt immers dat de reisorganisator de reisovereenkomst mag wijzigen, indien er sprake is van een gewichtige omstandigheid en er in de overeenkomst is bedongen dat wijzigen is toegestaan. Voor wijziging van de reisovereenkomst door de reisorganisator, onder de nieuwe Richtlijn, is een ‘gewichtige omstandigheid’ niet meer voorgeschreven. Dit betekent echter niet direct dat de reiziger benadeeld wordt, want beide partijen dienen voor het opnemen van het wijzigingsbeding in de pakketreisovereenkomst, daarmee expliciet in te stemmen.102 Voorts ‘krijgt’ de reiziger hier ook iets voor terug: de reisorganisator die nalaat volledig aan zijn informatieplicht te voldoen, mag vergoedingen, toeslagen en andere extra kosten niet meer afwentelen op de reiziger.103

Behalve de precontractuele informatieplicht, rust er op de reisorganisator ook een informatieplicht die strekt tot het verstrekken van een kopie of een bevestiging van de overeenkomst, via een duurzame gegevensdrager.104 De kopie of bevestiging dient de volledige inhoud van de overeenkomst weer te geven, inclusief extra informatie, waarvan een overzicht is te vinden in artikel 7 lid 2 van de nieuwe Richtlijn. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld het verstrekken van informatie ten aanzien van bijzondere wensen van de reiziger waarop de reisorganisator is ingegaan. Hoewel de huidige regeling ook al een

99

Artikel 7:501 lid 1 BW verwijst naar algemene maatregel van bestuur: verwezen wordt naar het Gegevensbesluit georganiseerde reizen.

100

Voor meer verschillen wordt verwezen naar bijlage 2, behandeling van artikelen 5 tot en met 8.

101

Richtlijn (EU) 2015/2302, artikel 6 lid 1.

102

Richtlijn (EU) 2015/2302, considerans nr. 26.

103

Richtlijn (EU) 2015/2302, artikel 6 lid 2.

104

informatieplicht kent ten aanzien van het verschaffen van informatie voordat de pakketreis aanvangt, is de informatieplicht die uit de nieuwe Richtlijn voortvloeit, een stuk uitgebreider.105 Dit leidt er niet direct toe, dat de bescherming van de reiziger er op vooruitgaat, maar het heeft wel tot gevolg dat de reisovereenkomst sneller aan de verwachtingen van de reiziger zal voldoen, simpelweg omdat deze zijn verwachtingen beter kan afstemmen op de inhoud van de reisovereenkomst.

Indien er problemen ontstaan en de reiziger een beroep doet op het niet (voldoende) naleven van de informatievoorschriften door de handelaar, dan brengt artikel 8 van de nieuwe Richtlijn met zich mee, dat de bewijslast dat er wel is voldaan aan de informatieplichten, op de reisorganisator komt te rusten. Een dergelijke bepaling, was nog niet terug te vinden in titel 7.7A BW.

4.3 Wijziging van de pakketreisovereenkomst voor het begin van de

pakketreis

4.3.1 Overdracht van de pakketreisovereenkomst aan een andere reiziger

Ingevolge artikel 9 van de nieuwe Richtlijn kan een pakketreisovereenkomst worden overgedragen aan een persoon die voldoet aan alle voorwaarden, die voor die overeenkomst gelden. De overdracht van de reisovereenkomst dient aan de reisorganisator te worden medegedeeld via een duurzame gegevensdrager. Onder de huidige regeling is het ook toegestaan, om als reiziger de reis over te dragen aan een ander persoon, zolang deze voldoet aan alle voorwaarden die voor die overeenkomst gelden. Artikel 7:506 lid 2 BW schrijft voor dat de overdracht pas plaatsvindt door een daarop gerichte overeenkomst met de derde en een schriftelijke mededeling aan de reisorganisator. Hoewel het niet letterlijk uit de tekst van artikel 9 van de Richtlijn voortvloeit, lijkt het erop dat nadat de bepalingen zijn geïmplementeerd, zowel de overdragende als de verkrijgende reiziger de mededeling kunnen doen.106 De Richtlijn zou daarmee dan meer keuzevrijheid bieden ten aanzien van het doen van de mededeling.

105

Zie bijlage 2, behandeling artikel 7 van de Richtlijn.

106

Richtlijn (EU) 2015/2302, artikel 9 lid 1 spreekt namelijk slechts van: ‘reizigers die binnen een redelijke termijn…’, waarmee de Richtlijngever lijkt aan te geven dat het niet uitmaakt welke reiziger (overdragende of verkrijgende reiziger) de mededeling doet, zolang de mededeling maar gedaan wordt.

4.3.2 Prijswijzigingen

Uit artikel 10 van de nieuwe Richtlijn vloeit voort dat in een pakketreisovereenkomst bedongen kan worden, dat de hoogte van de reissom verhoogd kan worden. Het is slechts mogelijk om de prijzen te verhogen, indien er sprake is van een verandering in onder andere de toegenomen kostprijs van brandstof, stijging van de belastingen die worden geheven zoals toeristenbelastingen, of een verandering in de wisselkoersen die voor de pakketreis van belang zijn.107 Het bedingen van de mogelijkheid tot het verhogen van de prijzen, heeft ook direct tot gevolg, dat er bedongen dient te worden dat daar tegenover een prijsverlaging staat, waarbij dezelfde voorwaarden als uitgangspunt worden genomen, als bij de verhoging van de prijzen.108 Een voorbeeld maakt het misschien iets duidelijker: indien de reisorganisator zich genoodzaakt ziet om de reissom te verhogen als gevolg van stijgende brandstofkosten, dan brengt dit met zich mee, dat indien de brandstofkosten weer dalen, de reissom ook weer verlaagd dient te worden. Dit is een afwijkende bepaling ten opzichte van het huidige recht in artikel 7:505 lid 3 BW. Dit artikel voorziet namelijk alleen in de mogelijkheid om de reissom te verhogen in verband met bijvoorbeeld de vervoerskosten, brandstofkosten, verschuldigde heffingen en toepasselijke wisselkoersen. Er wordt daar dus niet gesproken over de mogelijkheid om de reissom te verlagen. De nieuwe Richtlijn komt hierbij de reiziger tegemoet, waardoor deze niet slechts een prijsverhoging hoeft te dulden, maar ook kan rekenen op een prijsverlaging (indien de hiervoor aangehaalde veranderingen zich voordoen).

Naar aanleiding van het bovenstaande, lijkt het er misschien op dat de reisorganisator ongelimiteerd de reissom zou mogen verhogen, zolang hij ook heeft bedongen dat de reissom onder dezelfde voorwaarden verlaagd mag worden. Niets is minder waar. Artikel 11 van de nieuwe Richtlijn bepaalt dat het niet mogelijk is om zonder rechtsgevolg de pakketreisovereenkomst met meer dan 8% te verhogen. Is er sprake van omstandigheden waardoor de reisorganisator dat wel wil, dan brengt dat met zich mee dat de reiziger een keuzevrijheid wordt geboden: de reiziger kan ervoor kiezen om de wijziging te aanvaarden, maar kan er ook voor kiezen om de overeenkomst te beëindigen, zonder dat hij een beëindigingsvergoeding hoeft te betalen.109 De richtlijngever heeft hier als het ware een ‘plafond’ ingesteld, waarmee wordt bewerkstelligd dat de reisorganisator niet de reissom

107

Richtlijn (EU) 2015/2302, artikel 10 leden 1 en 4.

108

Richtlijn (EU) 2015/2302, artikel 10 leden 1 en 4.

109

ongelimiteerd mag blijven verhogen, zonder dat er een uitweg wordt geboden aan de reiziger. De reiziger hoeft een verhoging van meer dan 8% niet te dulden en mag er voor kiezen om de overeenkomst kosteloos te beëindigen. Het huidige recht maakt het voor de reisorganisator ook mogelijk om de reissom te verhogen in verband met een verandering van de vervoerskosten, verschuldigde heffingen of toepasselijke wisselkoersen.110 Een ‘plafond’ ten aanzien van de verhoging wordt in het huidige recht niet erkend. De reiziger is wel bevoegd om een stijging van de reissom af te wijzen, maar kan vervolgens zelf weinig actie ondernemen: de reisorganisator kan de reisovereenkomst opzeggen, als gevolg waarvan de reiziger recht heeft op teruggave of kwijtschelding van de reissom.111 De reisorganisator dient daarnaast de door de reiziger geleden vermogensschade te vergoeden, alsmede een bedrag te betalen voor het derven van het reisgenot.112 Hoewel de regeling gunstig in de oren klinkt, is het maar de vraag of de reiziger hier blij van wordt: het als gevolg van de stijging van de reissom zelf opzeggen van de reisovereenkomst, kan de reiziger namelijk niet, daar het opzeggen wordt voorbehouden aan de reisorganisator. Mijns inziens lijkt de Richtlijn hier een gunstigere regeling en meer duidelijkheid te bieden voor de reiziger.

4.3.3 Beëindiging van de pakketreisovereenkomst en recht van herroeping

De reiziger heeft aldus de bevoegdheid om in het geval dat de reisorganisator de reissom met meer dan 8% wil verhogen, de overeenkomst te beëindigen. De reiziger heeft echter ingevolge artikel 12 van de Richtlijn te allen tijde de bevoegdheid om de overeenkomst te beëindigen. Indien de oorzaak van het beëindigen van de overeenkomst niet is gelegen in onvermijdbare en buitengewone omstandigheden, dan kan de reisorganisator de reiziger verplichten tot het betalen van een beëindigingsvergoeding. De huidige regeling hieromtrent is te vinden in artikel 7:503 BW. Daaruit vloeit voort dat de reiziger de overeenkomst kan opzeggen, waarbij hij gehouden is de schade te vergoeden die de organisator lijdt als gevolg van de opzegging. Onder de nieuwe Richtlijn dient er een beëindigingsvergoeding aan de reisorganisator betaald te worden, terwijl er onder de huidige regeling de schade vergoed dient te worden die de reisorganisator lijdt. Mijns inziens is een beëindigingsvergoeding een gunstiger alternatief, omdat al vooraf een bedrag of een percentage kan worden afgesproken, dat betaald moet worden in het geval de overeenkomst opgezegd wordt. Het vergoeden van de

110

Zie artikel 7:505 lid 3 BW.

111

Zie artikel 7:505 lid 4 BW.

112

schade leidt tot onzekerheid over de hoogte van het bedrag dat betaald zal moeten worden, indien de reisovereenkomst daadwerkelijk wordt opgezegd.

4.4 Uitvoering van de pakketreis

4.4.1 Non-conformiteit

De Richtlijn verplicht de reisorganisator tot de uitvoering van de reisovereenkomst overeenkomstig de verwachtingen van de reiziger.113 In de nationale bepalingen mogen de lidstaten regels stellen dat het voorgaande ook geldt voor de doorverkoper.114 De reisorganisator dient, indien er sprake is van non-conformiteit, deze binnen een redelijke termijn te verhelpen. Laat de reisorganisator dit na, dan heeft de reiziger de mogelijkheid de non-conformiteit zelf op te lossen. De reiziger kan de gemaakte kosten dan terugvorderen van de reisorganisator.115 Als de non-conformiteit bestaat uit een aanzienlijk deel van de diensten, dat niet wordt of kan worden verricht zoals is overeengekomen, dan biedt de organisator kosteloos alternatieve arrangementen aan, van gelijkwaardige of hogere kwaliteit.116 Daarnaast heeft de reiziger ingevolge artikel 14 van de nieuwe Richtlijn, het recht op een passende prijsverlaging voor de periode waarin er sprake was van non-conformiteit en recht op een passende schadevergoeding, voor alle schade die wordt opgelopen als gevolg van de non-conformiteit.

Het huidige recht voorziet in artikel 7:507 BW slechts in een schadevergoedingsmogelijkheid, indien de reis niet verloopt overeenkomstig de verwachtingen. Dit betekent dat de Richtlijn dus meer oplossingen biedt dan de huidige regeling. De reiziger kan de non-conformiteit zelf proberen op te lossen (en de kosten verhalen op de reisorganisator), de reisorganisator kan een geschikt alternatief aanbieden, gedurende de non-conformiteit bestaat er een recht op prijsverlaging en er is een mogelijkheid van een schadevergoeding. Ook in het geval er sprake is van non-conformiteit, biedt de Richtlijn meer mogelijkheden en komt de reiziger meer bescherming toe.

113

Richtlijn 2015/2302, artikel 13 lid 1.

114

Richtlijn 2015/2302, artikel 13 lid 1, tweede alinea.

115

Richtlijn 2015/2302, artikel 13 lid 4.

116

4.4.2 Bijstand

Indien de reiziger een pakketreis heeft geboekt, die vervolgens niet verloopt overeenkomstig de verwachtingen die hij op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht hebben, dan kan hij rekenen op hulp en bijstand van de reisorganisator.117 Ligt de oorzaak bij de reisorganisator, dan is deze verplicht om (gratis) hulp en bijstand te bieden. Voor zover de oorzaak van de non-conformiteit is gelegen bij de reiziger, is de reisorganisator slechts verplicht tot het bieden van hulp en bijstand, voor zover dat redelijkerwijs van hem gevergd kan worden.118

In artikel 16 van de nieuwe Richtlijn wordt bepaald dat de reisorganisator verplicht is bijstand te bieden, indien de reiziger in moeilijkheden verkeerd, waarbij gedacht moet worden aan onvermijdbare en buitengewone omstandigheden. Dit leidt ertoe dat de bepaling in titel 7.7A BW uitgebreider is dan de bepaling uit de nieuwe Richtlijn. Onder het huidige recht dient de reisorganisator hulp en bijstand te bieden indien de reis niet verloopt overeenkomstig de verwachtingen, terwijl onder de nieuwe Richtlijn, echt sprake dient te zijn van moeilijkheden. Hoewel het vervelend is als een reis niet voldoet aan de verwachtingen, hoeft dit niet gelijk te betekenen dat er sprake is van moeilijkheden. Het huidige recht biedt aldus meer mogelijkheden tot het bieden van hulp en bijstand.

4.5 Bescherming bij insolventie

Artikelen 17 en 18 van de nieuwe Richtlijn moeten ervoor zorgen dat er in iedere lidstaat een doeltreffende bescherming van reizigers wordt bewerkstelligd, indien er sprake is van een insolvente reisorganisator. Iedere reisorganisator dient zekerheid te stellen voor de terugbetaling van betaalde bedragen voor zover de desbetreffende diensten als gevolg van de insolventie, niet kunnen worden verricht en voor het verzorgen van de terugreis van reizigers.

In het huidige recht dient de reisorganisator alle maatregelen te nemen, die nodig zijn om te verzekeren dat er voldoende zorg wordt gedragen voor overneming van zijn verplichtingen door een ander of door terugbetaling van de (al betaalde) reissom.119 Indien de reiziger al op de plaats van bestemming is, dan dient de reisorganisator zorg te dragen voor de terugreis. De

117

Zie artikel 7:507 lid 3 BW.

118

Artikel 7:507 lid 3 BW.

119

reisorganisator dient voorgenoemde maatregelen openbaar te maken, door ze te vermelden in een algemeen verkrijgbare prospectus of andere publicatie, indien zijn verplichtingen jegens de reiziger niet of niet verder kunnen worden nagekomen.120

Het verschil tussen deze twee regelingen, is eigenlijk gelegen in het vereiste dat de reisorganisator de maatregelen die nodig zijn, om te verzekeren dat er voldoende zorg wordt gedragen voor overneming van de verplichtingen door een ander of door terugbetaling van de reissom, openbaar dient te maken. Dit leidt er niet direct toe dat de bescherming van de reiziger wordt aangetast.

4.6

Gekoppelde reisarrangementen

Het gekoppeld reisarrangement is een nieuwe categorie die in de nieuwe Richtlijn is opgenomen. In het huidige recht wordt er geen rekening gehouden met het gekoppeld reisarrangement: reizigers die een dergelijke reisovereenkomst zijn aangegaan, vallen buiten de reikwijdte van titel 7.7A BW. Deze groep reizigers geniet niet de bescherming die de huidige regeling biedt aan de reizigers die een pakketreis hebben gekocht. Door de introductie van het gekoppeld reisarrangement in de nieuwe Richtlijn, ontstaat er een extra categorie aan reizigers, die kan genieten van enige bescherming die de nieuwe Richtlijn zal gaan bieden. Deze bescherming moet echter niet worden overdreven: de bescherming die de Richtlijn zal gaan bieden aan de reizigers met een gekoppeld reisarrangement, zal slechts bestaan uit bescherming in het geval de handelaar die het gekoppeld reisarrangement heeft gefaciliteerd, insolvent is geraakt.121 Hoewel lijkt alsof de reiziger met een gekoppeld reisarrangement weinig toekomt, moet in het achterhoofd gehouden worden dat de reiziger die onder het huidig recht een dergelijke reisovereenkomst is aangegaan, helemaal geen bescherming geniet. Het is dus een stap in de goede richting en leidt ertoe dat deze verandering leidt tot een beter bescherming van de reiziger.