• No results found

Indeling volgens bereidingsvormen .1 Vloeibare geneesmiddelen

In document Verpleegkundige interventies (pagina 26-30)

2 DE INDELING VAN GENEESMIDDELEN

2.4 Indeling volgens bereidingsvormen .1 Vloeibare geneesmiddelen

Vloeibare geneesmiddelen voor inwendig gebruik.

Siroop:

oplossing van suiker (gewoonlijk 2/3) in water waaraan actieve geneesmiddelen worden toegevoegd.

Mixtuur:

heldere oplossing in siroop of water van een of meerdere actieve bestanddelen.

Suspensie (schudmixtuur):

onoplosbare stoffen die in gelijkmatige verdeling worden gehouden waardoor die een troebel uitzicht hebben en ook opnieuw bezinken bij langdurig staan.

Bv. in de vorm van poeder in zakjes: één dosis (zakje) oplossen in een vloeistof, onmiddellijk voor toediening;

Emulsie:

suspensie van fijne vetdeeltjes in een vloeibaar milieu (meestal water).

Ampul:

glazen flesje dat na het vullen opnieuw dichtgesmolten is;

bevat vloeibare geneesmiddelen voor orale inname of voor inspuitingen.

Spuitampul:

voorgevulde injectiespuit, die na eenmalig gebruik wordt weggegooid.

─ Kant-en-klare injectiespuit met steriele injectievloeistof en correcte injectienaald

─ Of afgeleverd onder de vorm van een pakket: injectiespuit gevuld met solvent, flacon met poeder, optreknaald en injectienaald.

Flacon:

glazen flesje na het vullen afgesloten met rubberen dop en metalen afdekplaatje; bevat een vloeistof of een poeder voor inspuitingen

─ Indien flacon met poeder, is meestal het solvent bijgeleverd onder de vorm van een ampul. Zo niet, check de bijsluiter van het geneesmiddel voor de juiste keuze van het oplosmiddel.

Mix-O-Vial:

het poeder en de oplosvloeistof bevinden zich in één flacon en zijn van elkaar gescheiden door een rubberen dop;

druk uitgeoefend op de afsluitdop duwt deze “binnen”-dop weg en poeder en vloeistof zullen zich mengen.

Gelyofiliseerde stoffen:

worden verkregen door vriesdrogen waarbij door sterke afkoeling het oplosmiddel volledig verdampt en de biologisch actieve stof een poreuze poeder vormt.

Voordelen: langer houdbaar en gemakkelijk oplosbaar (zeer hydrofiel).

Druppels:

vloeistof waarbij het actieve bestanddeel veelal in sterke concentratie aanwezig is (accuraat tellen).

Vloeibare geneesmiddelen voor uitwendig gebruik

Collyrium: oogdruppels.

Collutorium: mondspoelmiddel (bv. Listerine®, Dentio®, Corsodyl®, Hextril®)

Gargarisma: gorgeldrank.

Lotio: oorspronkelijk middel gebruikt bij het uitwassen van wonden en reinigen van de huid. (bv. Diprosone®)

Spray: vloeistof die bv. op de huid of in de mondholte onder druk verneveld wordt.

Neusdruppels

Oordruppels

2.4.2 Vaste en halfvaste bereidingsvormen

Vaste en halfvaste bereidingsvormen voor inwendig gebruik

Pillen: magistrale bereiding met ronde bolvorm en een minimum gewicht van 100 mg. (niet meer in gebruik).

Granules: zeer kleine pilletjes (± 50 mg).

Ouwels of cachetten:

ronde in elkaar schuivende doosjes uit ouweldeeg die gebruikt worden om slecht smakende geneesmiddelen te “verpakken”. Lossen onmiddellijk op in water, speeksel of maagsap.

Capsules of gelules:

kokertjes gemaakt uit gelatine waarin een poedervormig geneesmiddel zit. Ook hier komt het geneesmiddel vrij in de maag; indien men dat wil voorkomen dan zit er een extra isolatielaag rond de capsule (‘enteric coated’ of ‘gekeratiniseerd’).

Dragees:

bevatten het geneesmiddel in hun kern en zijn omringd door een laag suiker (vaak ovaal van vorm). Ook hier wordt keratinisering toegepast.

Poeders:

afzonderlijk in papiertje verpakte dosissen van een poedervormig middel.

Samengeperste tabletten of comprimés:

actieve middelen, gemengd met bulkstoffen,

worden samengeperst om het volume te beperken.

Binnen deze farmaceutische vorm bestaan verschillende specialiteiten, met verschillende gebruikswijzen als gevolg.

Bijvoorbeeld:

− Filmomhulde en omhulde tabletten:

tabletten zonder gewijzigde afgifte, die het doorslikken vergemakkelijken. Bij filmomhulde tabletten is een dunne polymeerfilm aanwezig, bij omhulde tabletten een dikkere coating met suiker of was.

− Maagsapresistente tablet:

tablet met bescherming tegen afbraak in het maagsap

− Tablet met verlengde afgifte:

het actieve bestanddeel van het geneesmiddel wordt trager vrijgegeven dan normaal. (Ook bij sommige dragees en capsules). Men beoogt een

vertraagde opname en een verlengde werking. Verschillende

fabricageprocédés worden gebruikt om ‘depot’, ‘retard’, ‘durette’ of ‘long acting’ (LA) te verkrijgen.

− Tablet met gereguleerde afgifte:

een meer algemenere aanduiding die wordt gebruikt voor een verandering in snelheid, plaats of tijdstip van het actieve bestanddeel.

− Deelbare tabletten:

vertonen een breuklijn. Dit impliceert niet altijd een exacte halvering van de dosis. Sommige tabletten zijn bv. enkel deelbaar om de inname te

vergemakkelijken. Er zijn apparaatjes in de handel om het delen van de tabletten te vergemakkelijken.

Tablet splitter

− Oplosbare tablet:

tablet valt in water uiteen met vorming van een oplossing. Kan meestal ook gewoon worden ingeslikt.

− Bruistablet:

moet wel steeds opgelost worden!

− Dispergeerbare tablet:

tablet valt in water uiteen met de vorming van een suspensie.

− Orodispergeerbare tablet:

tablet lost snel op in de mond onder invloed van speeksel. (vaak gebruikte termen door firma’s: bv. ‘instant’, ‘smelttablet’)

Deze tabletten zijn zacht-poederig. Het is niet nodig erop te zuigen.

− Kauwtablet:

eerst op de tablet kauwen alvorens door te slikken.

− Zuigtablet:

in de mond nemen en erop zuigen, niet meteen doorslikken. Ze zijn vaak hard.

Suppositoria of zetpillen:

het actieve middel is vermengd met een draagstof (cacaoboter, glycerine of een andere vetstof) die bij kamertemperatuur een vaste vorm heeft. Wordt rectaal ingebracht en smelt vlug door de lichaamstemperatuur; het geneesmiddel komt in de circulatie via het darmslijmvlies.

Ovules of eitjes:

zijn eivormig, hebben als draagstof glycerine of gelatine en worden vaginaal ingebracht (met een applicator).

Vaste en halfvaste bereidingsvormen voor uitwendig gebruik

Zalf: actieve bestanddelen gemengd met vetstoffen

Pasta: zalf met de helft poeder en de helft vetstof en heeft hierdoor een taaie, deegachtige consistentie.

Gel: vormvast mengsel van stoffen in een vloeistofmilieu (zeer snelle resorptie).

Medicinale pleister: pleister voor cutane applicatie of transdermale toediening van een geneesmiddel, vnl. met lokaal effect . (Afhankelijk van product en dosis: evt. ook systemisch effect mogelijk)

Bv. Durogesic®, Nitroderm®

Medicinale pleister

2.4.3 Gasvormige geneesmiddelen

Gasvormige geneesmiddelen worden gebruikt bij inhalatietherapie.

▪ Medicinale gassen: met als typevoorbeelden zuurstof en anesthesiegassen.

▪ Aerosoltherapie: verstuiving van een niet-vluchtig geneesmiddel (vloeistof, poeder), wat door diep inhaleren tot in de longalveolen komt.

− d.m.v. verneveling van een vernevelvloeistof: vloeistof in een druppelfles of in een plastieken ampul, toe te dienen via inhalatie d.m.v. een verneveltoestel.

− d.m.v. een dosis-aerosol (soms met gebruik van een ‘inhalation aid’)

− d.m.v. een poederinhalator

Meer achtergrond en procedures in Hoofdstuk 3: Behoefte aan zuurstof – Ademhalen en mogelijk en problemen > Zuurstoftherapie en Inhalatietherapie

In document Verpleegkundige interventies (pagina 26-30)