• No results found

3 In ter mezzo

In document Innoverende Hoven (pagina 37-43)

Jan-Watse Fokkens *

1 Artikel 80a RO

In de Agenda voor de Appelrechtspraak 2020 (hierna: Agenda) staat dat de invoe-ring van artikel 80a RO en de niet grondig doordachte vraag wat dit van de hoven vraagt, de aanleiding was om de Agenda op te stellen. Dat is voor mij aanleiding om in dit intermezzo kort stil te staan bij de gevolgen die artikel 80a RO voor de hoven kan hebben. Artikel 80a bepaalt:

“De Hoge Raad kan, gehoord de procureur-generaal, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de partij die het cassatieberoep instelt klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden”.

Een bescheiden negatief selectiestelsel, zo zou je artikel 80a kunnen typeren.

Invoering van een dergelijk selectiestelsel was voorgesteld door de Commissie normstellende rol van de Hoge Raad in haar rapport ‘Versterking van de cassatie-rechtspraak’, met als doel de normstellende rol van de Hoge Raad te versterken.

Daaronder verstond deze commissie

“niet alleen het dienen van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling door de tijdige en adequate beantwoording van rechtsvragen die het belang van de individuele zaak overstijgen, doch ook het bewaken van de juiste toepassing van het recht in de individuele zaak.”1

De vraag is of deze verandering in de cassatierechtspraak grote gevolgen heeft voor de taak en de positie van de appelrechter.

* Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.

1 Commissie normstellende rol Hoge Raad, Rapport Versterking cassatie rechtspraak. Den Haag 2008, p. 10.

J.-W. Fokkens

2 Rechtseenheid

Voorop blijft staan dat de Hoge Raad er primair is voor de rechtseenheid, op dat punt verandert artikel 80a niets. Het belang van het bevorderen van rechtseenheid is recent nog eens onderstreept bij de invoering van de mogelijkheid prejudiciële vragen te stellen in civiele zaken. In de memorie van toelichting bij het Voorstel Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad2 wordt het belang van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen over rechtsvragen die aan de orde zijn in massa vorderingen3 of rechtsvragen die tegelijkertijd in talrijke feitelijk vergelijkbare geschillen aan de orde zijn, toegelicht met de constatering dat in dergelijke geval-len de rechtseenheid gediend is met een spoedig antwoord. Ik noem ter illustratie de Dexia-zaken of zaken waarin de uitleg van nieuwe wetgeving aan de orde is. In dergelijke gevallen is er behoefte aan een duidelijk antwoord van de Hoge Raad op vragen waar zeer veel rechters mee worden geconfronteerd terwijl niet op voorhand duidelijk is wat het antwoord zou moeten zijn. Dan is een eenduidig antwoord met het oog op de rechtseenheid van groot belang, aldus samengevat het standpunt van de regering in de memorie van toelichting.

Ik zie hetzelfde belang bij de categorie zaken waar cassatie in het belang der wet het enige – buitengewone – rechtsmiddel is dat kan worden ingesteld. Cassatie in het belang der wet is dan onmisbaar om aan soms onaanvaardbare verschillen in de rechtspraak (bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 8 mei 2001 over de uitleg van het begrip zaak in artikel 591a Sv4) een eind te maken.

In dit verband verdient de bevordering van rechtseenheid tussen de hoven onderling of tussen hoven en rechtbanken door overleg, afspraken of protocollen de aandacht. Die ontwikkeling verdient steun als het gaat om het tot stand brengen van meer eenheid in bijvoorbeeld de straftoemeting of alimentatienormen, maar zij moet niet zover gaan dat het bevorderen van rechtseenheid langs deze weg in de plaats zou komen van de rol en verantwoordelijkheid die de Hoge Raad hier heeft.

Ik noem als voorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2006,5 waarin het ging om de vraag of de nieuwe regeling van de voorwaardelijke veroordeling die was ingevoerd bij de Wet herijking strafmaxima met terugwerkende kracht kon worden toegepast. In het LOVS probeerde men tot uniforme toepassing van het overgangsrecht te komen en toen mij dat ter ore kwam, kon ik die vraag via een

2 Kamerstukken II, 2010/2011, 32612, nr. 3.

3 Onder massavorderingen wordt verstaan een veelheid aan vorderingsrechten die gegrond zijn op dezelfde of soortgelijke feiten en uit dezelfde of soortgelijke samenhangende oorzaken voortkomen

4 HR 8 mei 2001, LJN AB1502.

5 HR 13 juni 2006, LJN AX1662, m.nt. Mevis.

3 Intermezzo

vordering tot cassatie in het belang der wet voorleggen aan de Hoge Raad en werd het overgangsrecht tijdig uitgelegd door de Hoge Raad.

Als ik hier onderstreep dat rechtseenheidsoverleg niet in de plaats moet komen van de taak van de Hoge Raad op dit terrein brengt dat mee dat van de Hoge Raad mag worden verwacht dat hij zijn werkzaamheden zodanig inricht dat er tijdig een antwoord wordt gegeven op vragen die hier in de praktijk rijzen. Dat betekent voor de Hoge Raad dat contacten met het veld zullen moeten worden geïntensiveerd om ervoor te zorgen dat problemen in verband met rechtseenheid eerder worden gesignaleerd en worden beantwoord. Enkele recente cassaties in het belang der wet in verband met het overgangsrecht in strafzaken zijn daarvan een voorbeeld.6 En de mogelijkheid prejudiciële vragen te stellen is juist daarvoor bedoeld. De Hoge Raad zal de contacten met de gerechten, in het bijzonder de hoven, dan ook verder intensiveren

3 Rechtsontwikkeling

Rechtseenheid is vaak nauw verbonden met rechtsontwikkeling. Dat rechtsontwik-keling tot de taak van de rechter in het algemeen en de Hoge Raad in het bijzon-der behoort, wordt algemeen onbijzon-derschreven.7 In 1988 stond de viering van 150 jaar Hoge Raad in het teken van de plaats van de Hoge Raad in het staatsbestel en werd de verandering van die positie algemeen gekenschetst met de woorden van rechts-eenheid naar rechtsontwikkeling, in welk verband ook een aantal keren de term wetgever-plaatsvervanger werd gebruikt.8 Die ontwikkeling heeft zich doorge-zet, maar het door de Commissie normstellende rol Hoge Raad in haar rapport in de omschrijving van de taak van de Hoge Raad geformuleerde accent op rechts-ontwikkeling betekent niet dat Hoge Raad op de activistische tour gaat. Het gaat hier niet zozeer om meer rechtsontwikkeling, maar om betere rechtsontwikkeling, bijvoorbeeld door meer aandacht te besteden aan rechtsvergelijking en aan de han-teerbaarheid van uitspraken van de Hoge Raad in de praktijk. Niet alleen voor dit laatste, maar ook overigens is in dit verband voor de kwaliteit van zijn uitspraken van belang dat de Hoge Raad de complexiteit van problemen goed in kaart gebracht krijgt door uitspraken van de hoven waarin zo mogelijk verschillende opties voor beantwoording van een bepaalde rechtsvraag aan bod komen. Ook daarom is het

6 HR 25 september 2012, LJN BX5063.

7 Zie P.C. Kop. ‘Rechtsvorming door de burgerlijke rechter?’ in: NJB 2011, p. 1040-1044 en de uitgebreide versie op www.njb.nl waarin ook de discussie met C.A.J.M. Kortmann over de rechtsvormende taak van de Hoge Raad wordt besproken.

8 Zie de bundel van B. Baardman. De plaats van de Hoge Raad in het staatsbestel. Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1988.

J.-W. Fokkens

belangrijk dat bij lastige nieuwe rechtsvragen diversiteit in de beantwoording niet wordt vermeden door in onderling overleg tot rechtseenheid proberen te komen.

4 Rechtsbescherming

Rechtsbescherming in de procedure is in veel zaken de reden om in cassatie te gaan. Een getuige zou op onvoldoende gronden zijn afgewezen, essentiële stellin-gen zouden ongemotiveerd zijn gepasseerd, een verweer zou onvoldoende of ver-keerd gemotiveerd zijn verworpen. De gedachte achter artikel 80a is niet minder rechts bescherming, maar rechtsbescherming op een andere wijze. In de parlemen-taire discussie over het wetsvoorstel versterking cassatierechtspraak werd de vrees geuit dat met de invoering van artikel 80a de rechtsbescherming in het gedrang zou komen. Dat lijkt mij een voorbarige vrees. Van artikel 80a RO wordt tot nu toe het meest gebruik gemaakt bij cassatieberoepen in strafzaken. In de rechtspraak over de toepassing van artikel 80a in strafzaken heeft de Hoge Raad inmiddels een kader gegeven met een aantal voorbeelden van vormverzuimen die tot voor kort tot (partiële) vernietiging zouden hebben geleid en nu worden beschouwd als ver-zuimen waardoor de verdachte niet zozeer in zijn belang is geschaad dat het cassa-tieberoep in behandeling zou moeten worden genomen.9 Ik noem als voorbeelden het verzuim de tenlastelegging op te nemen in of aan te hechten aan de uitspraak terwijl de dagvaarding in het dossier ligt, het verzuim te beslissen op het beslag, de verwerping van een verweer in de bijlage met de bewijsmiddelen in plaats van in het verkorte arrest en het verzuim de in voorarrest doorgebrachte tijd in mindering te brengen op de straf. In al die gevallen is er materieel niets aan de hand, de dag-vaarding ligt in het dossier, het verweer is verworpen of er is een mogelijkheid om zonder vernietiging en verwijzing het verzuim te verhelpen, door eventueel terug-gave van hetgeen in beslag is genomen te vragen aan het openbaar ministerie of via de beklagprocedure ex. artikel 552a Sv, respectievelijk bij de executie van de straf zo nodig het openbaar ministerie te wijzen op de noodzaak tijd die in voorarrest is doorgebracht in mindering te brengen.10

Het gaat hier dus niet zozeer om minder rechtsbescherming, want de belangen waarop de niet nageleefde voorschriften zien worden niet geschaad, maar vooral om minder controle op de kwaliteit van de beslissing van het hof. Als de Hoge Raad een uitspraak die één van de in de voorbeelden genoemd verzuimen heeft, niet vernietigt, maar het beroep niet-ontvankelijk verklaart met toepassing van

9 HR 11 september 2012, LJN BX9231, m.nt. Bleichrodt.

10 Zie voor dit laatste HR 19 maart 2013, LJN BZ4478, m.nt. Bleichrodt.

3 Intermezzo

artikel 80a betekent dit dat het hof niet wordt geconfronteerd met de gemaakte fout, zoals bij vernietiging en terugwijzing wel het geval is. Dat zal zich ook voordoen bij gebrekkige motiveringen die de Hoge Raad in een niet te verwaarlozen aantal gevallen placht te redden met de bekende zinsnede dat het hof kennelijk, zij het in minder gelukkige bewoordingen, tot uitdrukking heeft willen brengen dat etc. Het is niet onwaarschijnlijk dat ook in dergelijke gevallen artikel 80a in toenemende mate zal worden gebruikt. Veel klachten over motiveringsgebreken werden de afge-lopen jaren door de Hoge Raad afgedaan met artikel 81 RO, maar dan was er altijd een conclusie waarin de klachten werden besproken, eventuele onvolkomenheden werden gesignaleerd en uiteen werd gezet dat en waarom die gebreken toch niet tot vernietiging hoefden te leiden. Dat zal bij een advies van het parket tot toepassing van artikel 80a veel minder het geval zijn, omdat ik verwacht dat die standpunten steeds summierder zullen worden gemotiveerd. Dat betekent dat de terugkoppe-ling van – in de concrete niet fatale – onvolkomenheden naar de hoven minder zal worden, een terugkoppeling die tot nu toe een bijdrage leverde aan de kwali-teitsbewaking van de rechtspraak van de hoven. Het is belangrijk om daarvoor in samenspraak met de hoven alternatieven te vinden.

5 Besluit

Ik rond af. Deze Agenda is niet alleen voor de hoven maar ook voor de rechtbanken en de Hoge Raad een uitdaging. Voor de rechtbanken omdat veel voorstellen ervan uitgaan dat in de eerste aanleg wordt gedaan wat er moet worden gedaan en dat het appel daarom steeds meer een voortbouwend karakter kan krijgen. Voor de Hoge Raad is de Agenda een uitdaging omdat versterking van de cassatierechtspraak ook vraagt een nieuwe en intensievere wijze van samenwerking met de hoven.

Wij nemen die uitdaging graag aan. Ik wens u allen een innovatieve toekomst.

In document Innoverende Hoven (pagina 37-43)