• No results found

Hoofdstuk 3: Het transnationaal activisme van de dierenbeschermers en het egonetwerk van Jules Rühl

9. Het egonetwerk van Jules Rühl

9.2 In de milieus van de anti-vivisectionisten

In de jaren na het congres van Parijs in 1900 zien we dat Rühl zich steeds meer zou inlezen over de vivisectie, en ook in contact zou komen met anti-vivisectionisten. Zo zien we binnen OBV een correspondentie tussen Rühl en Androcles, het belangrijkste dierenbeschermingsmagazine van

463 Onze Beste Vrienden/Nos Meilleurs Amis, augustus – september 1900, ”Congres International XIII.” 464 Rühl, Manuel des sociétés, 56-9.

465 Brian Harrison, “Colam, John (1827-1910).” Oxford Dictionary of National Biography, 2004.

https://doi.org/10.1093/ref:odnb/50959

466 Rühl, Manuel des sociétés, 56-8. 467 Rühl, Manuel des sociétés, 56-8.

468 Sociétés contre la cruauté envers les animaux. Congrès international tenu à Verviers, 5.

Nederland, en tevens een prominente tegenstander van de vivisectie. Zeker in de beginjaren wanneer Rühl redacteur was van Androcles, werden artikels overgenomen in OBV en in zijn handleiding.470 Verbonden aan het magazine Androcles was onder andere Felix Ortt. Ortt was een invloedrijke Nederlandse dierenbeschermer en filosoof, met grondlegger van de stroming ‘het christenanarchisme.’ Ortt zelf pleitte voor het vegetarisme en geheelonthouding van alcohol, bestrijding van vivisectie en dierenbescherming. Hij was de president van de Nederlandse maatschappij tegen de vivisectie. Zelf valt Ortt ook te plaatsen bij de humanitaire stroming.471 In 1902 liet Rühl een geschrift over vivisectie van Felix Ortt, genaamd “La vivisection est-elle utile à l’humanité?” vertalen in het Frans, en liet dit drukken te Verviers, waarbij hij zelf ook een groot voorwoord voor schreef.472 We zeiden al dat Ortt’s geschrift pleitte voor de afschaffing van vivisectie trachtte aan de hand van de wetenschap te bewijzen dat de vivisectie nutteloos en zelfs gevaarlijk was voor de mensheid.. Rühl trachtte dit werk zo verder te verspreiden over geheel België, voornamelijk onder de Belgische dokters. Hij geloofde dat een verspreiding van dit werk het anti-vivisectionisme in België meer zou aanwakkeren.473 Verder viel uit de bronnen van OBV niet te halen of Rühl en Ortt nog verder veel contact hadden met elkaar, maar uit een omschrijving van Rühl over het loyale karakter van Ortt, laat blijken dat ze elkaar wel persoonlijk moeten gekend hebben.474 Daarnaast las Rühl zelf veel werken die geschreven werden over vivisectie, werken die vertaald waren van het Engels naar het Frans, van vele dokters. Hij was zeer goed op de hoogte van de buitenlandse ontwikkelingen.475 De contacten met fervente tegenstanders van de vivisectie wakkerden Rühl’s drang voor de strijd tegen anti-vivisectie nog meer aan. Het is immers niet toevallig dat in datzelfde jaar, in 1902, Rühl radicalere visies omtrent vivisectie openlijk zou beginnen uiten binnenin de Belgische dierenbeschermingsbeweging: de Belgische dierenbeschermers die hem niet wilden steunen, nagelde hij openlijk aan de schandpaal, en meer nog, hij zou het niet erg gevonden hebben dat die zich terugtrokken uit de dierenbeschermingsbeweging.476 In de daaropvolgende jaren zou Rühl steeds meer connecties met buitenlandse activisten opbouwen, die radicalere tegenstanders waren van de vivisectie.477 Zelf assisteerde Rühl meermaals congressen van anti-vivisectionisten in de eerste jaren van de twintigste eeuw. Zo vond in 1903 een congres in Frankrijk tegen anti-vivisectie plaats, georganiseerd door de Internationale Unie tegen de vivisectie en voor de bescherming van dieren, die

470 Onze Beste Vrienden/Nos Meilleurs Amis, september 1898,“De Paardenstal” ; Onze Beste Vrienden/Nos

Meilleurs Amis, maart 1899, “Een goede hond” ; Onze Beste Vrienden/Nos Meilleurs Amis, maart 1898, “De tien

geboden van een veekweker” ; Onze Beste Vrienden/Nos Meilleurs Amis, april 1898, “Ce qu’il y a de meilleur dans l’homme c’est le chien” ; Onze Beste Vrienden/Nos Meilleurs Amis, oktober 1898,“Dierenmishandeling is een bron van hardvochtigheid en ruwheid, zowel als van misdaad” ; Onze Beste Vrienden/Nos Meilleurs Amis, november 1898, “Vogelmoord.”

471 Voor meer informatie omtrent Felix Ortt, zijn vegetarisme, christenanarchisme en visies op anti-

vivisectionisme zie: Dirk Verdonk, Het dierloze gerecht: een vegetarische geschiedenis van Nederland

(Amsterdam: Boom, 2009) en Amanda Kluveld, Reis door de hel der onschuldigen: de expressieve politiek van de

Nederlandse anti-vivisectionisten, 1890-1940 (Amsterdam: Amsterdam university press, 2000).

472 Rühl en Ortt, La vivisection, est-elle utile à l’humanité?, 1-12. 473 Rühl en Ortt, La vivisection, est-elle utile à l’humanité?, 1-12. 474 Rühl en Ortt, La vivisection, est-elle utile à l’humanité?, 2-5. 475 Rühl, Manuel des sociétés, 39.

476 Onze Beste Vrienden/Nos Meilleurs Amis, december 1902, ”Raid international.”

gevormd was tijdens het Congres in Parijs.478 Ook zou hij conferenties in Parijs bijwonen in 1904 waar de talrijk aanwezige doktors praatten over de gevaren die vivisectie impliceerden voor de maatschappij. Hier zou Rühl een grotere kennis krijgen over wetenschappelijke argumenten die de nutteloosheid en de gevaren van vivisectie zouden aantonen.479 Zoals al gezien in het vorige hoofdstuk, zag Rühl voornamelijk vivisectie als uiterst gevaarlijk. De verantwoording van vivisectie kon volgens Rühl namelijk enkel door een superioriteitsdenken: de uitbuiting van inferieure wezens werd verantwoord, aangezien het de vooruitgang van superieure wezens wezens betekende. Juist door meer in de netwerken te komen van de anti-vivisectionisten, gaat waarschijnlijk Rühl ook steeds meer leren over de link tussen dierenbescherming, de arbeiderskwestie en de koloniale kwestie. Hij zag hierbij ook de grote sociale gevaren die vivisectie betekende. Rühl had wel al eerder sympathieën had voor de arbeiderskwestie en zijn sympathieën voor die doelgroep liet hij al redelijk vroeg blijven in OBV.480 We zien we eigenlijk dat hij voornamelijk vanaf 1905 die link tussen de arbeiderskwestie, de koloniale kwestie en vivisectie, steeds meer als argumentatie gebruiken, om voornamelijk de vivisectie te ontkrachten.481