• No results found

ALGEMEEN

Code 3124

Module-/vaknummer(s) 23399

Doelstelling In het e-CF is een competentiegebied ‘run’ opgenomen. Het gaat hierbij om de beheeronderwerpen user support, change support, service delivery en problem-management. Zowel voor ICT’ers die zich willen ontwikkelen richting het ontwikkelen van software als richting de technische

infrastructuur zijn dit relevante onderwerpen. Zeer relevant zijn deze onderwerpen voor degenen die zich willen specialiseren in

servicemanagement, maar zijn ook relevant voor bijvoorbeeld technische specialisten, software ontwikkelaars en security specialisten.

Aan te tonen leeruitkomst(en)

Leeruitkomst 1:

De (junior/medior) ICT-professional voert systeemontwerp en -ontwikkel werkzaamheden uit en kiest en gebruikt daarvoor veelgebruikte modellen, diagrammen en methoden zoals Agile en DSDM, architecturen zoals monolithic, client-server, data centric, etc.) programmeertalen zoals Java, C++, Python, MySQL en andere benodigde technieken en hulpmiddelen.

De (junior/medior) ICT-professional test systemen en legt het ontwerp en de ontwikkeling daarvan uit aan de klant.

Leeruitkomst 2:

De (junior/medior) ICT-professional onderscheidt verschillende soorten testen, testtechnieken, infrastructuren, kwaliteitscriteria en normen, methoden en technieken voor het testproces van (delen van)

informatiesystemen zoals beschreven in Tmap® en ISO/IEC/IEEE 29119.

Hij/zij en voert tevens alle fasen van het testproces uit volgens deze standaarden, methoden en technieken.

Leeruitkomst 3:

De (junior/medior) ICT-professional onderscheidt de impact van implementaties van informatiesystemen binnen de organisatie aan de hand van technieken zoals de Dependency Structure Matrix (DSM), Source Code Query Language en het Reflexion Model. Hij/zij onderscheidt tevens veelgebruikte methoden en technieken bij implementatie zoals die voor packaging (REP, CCP, CRP) en distributie. De (junior/medior) ICT-professional draagt bij aan het waarborgen van interoperabiliteit en de diverse activiteiten die tijdens het implementatieproces worden uitgevoerd.

Leeruitkomst 4:

De (junior/medior) ICT-professional onderscheidt de impact van integratie binnen de organisatie aan de hand veelgebruikte methoden en technieken zoals de applicatie-impact analyse volgens ASL en een

bedrijfs-impactanalyse m.b.v. COPAFIJTH. Hij/zij voert metingen uit van systeemprestaties om te helpen waarborgen dat die voldoen aan de behoeften en specificaties, en bewaakt tevens onderdelen van het integratieproces. De (junior/medior) ICT-professional onderscheidt bij systeemontwikkeling de verschillende aspecten van het

documentatieproces en de methoden, technieken en hulpmiddelen zoals

versiebeheer, content management en workflow analyse hiervoor toepassen.

Ingangsdatum 1 oktober 2015

VALIDATIE

Examencommissie Communication and technology Indicatoren Leeruitkomst 1:

1. kiest de juiste ontwikkelings- en/of proces modellen zoals Lineair/

Waterval (SDM, SSM), Evolutionair vs. incrementeel (Spiral model, IAD, RAD, DSDM, Agile: SCRUM, Xtreme Programming) om effectief en efficiënt te ontwikkelen.

2. past de voor de situatie geschikte software- en hardware-

architecturen toe zoals Monolithic, Client/server, Component based, Service oriented, Data centric, Event driven, Rule based en

Distributed.

3. draagt bij aan het ontwerp en de ontwikkeling van:

- hardware architecturen (met behulp van architectuur-style, architectural context diagram, definieren archetypes, architectuur verfijnen in componenten en toestanden (instanties) beschrijven) - user interfaces (m Met behulp van de drie gouden regels en de

vier activiteiten volgens Mandel)

- business software componenten en embedded software componenten (met behulp van ontwerpprincipes, Open-Closed Principle (OCP), Liskov Substitution Principle (LSP), Dependency Inversion Principle (DIP) en Interface Segregation Principle (ISP).

4. past datamodellen zoals het conceptueel datamodel, Entity Relationship Diagram (ERD), logisch datamodel, Data Structure Diagram (DSD) en fysiek datamodel toe.

5. onderscheidt programmeertalen zoals Java, C++, C#, Objective C, PHP, Python, Ruby, Javascript en SQL.

6. onderscheidt modellen van energieverbruik van software en hardware aan de hand van begrippen zoals:

- idle vermogen/ idle power/ idle consumption - actief vermogen/ active power/ real power - Power Usage Effectiveness (PUE)

En meer specifiek voor:

- CPU: Lineair model Pn = (Pmax-Pidle) * n/100 + Pidle

- Harddisk met gem. belasting (Pr = probability): Pgem = Pidle * Pr(idle) + Pr(write) + Pread * Pr(read), voor harddisk met intensieve belasting: Pconstant = (Pwrite + Pseek + Pread)4/5 - Server: Daadwerkelijk vermogen = Pidle + benutting * (Pactief –

Pidle)

7. Data centrum: PUE = P datacentrum / P ICT apparatuur

8. licht de opzet en uitvoering van prototyping toe ten aanzien van wegwerpuitvoering (throwaway prototyping) en evolutionaire prototyping (evolutionary prototyping).

9. draagt bij aan het managen en waarborgen van hoge niveaus van cohesie en kwaliteit in complexe softwareontwikkeling aan de hand van:

- Niveaus van cohesie volgens Yourdon & Constantine

- ISO 25010 (voorheen 9126) kwaliteitsattributen voor software - Kwaliteitsfactoren van McCall

- Haalbare oplevering - Plannen afhankelijkheden - Risicoplanning

- Technical review

- Software QA (SEI) en kwaliteitsdoelen, attributen en maatstaven 10. voert testen uit productspecificaties te controleren.

11. legt het ontwerp en de ontwikkeling uit aan de klant in de juiste vorm van communicatie en benoemt daarbij de systeemeisen en het datamodel.

Leeruitkomst 2:

1. onderscheidt verschillende soorten testen zoals:

- Unit

- Unitintegratie

- Interface (componenten) Systeemintegratie - Systeem

- Performance - Stress - Installatie - Compatibility

- Gebruikersacceptatie - Regressie

- Produktieacceptatie - Functional

2. onderscheidt verschillende soorten technieken conform de methode Tmap® ten behoeve van het testproces zoals:

- Beslistabeltest - Datacombinatietest

- Elementaire Vergelijkingentest - Error guessing

- Exploratory testing - Gegevenscyclustest - Procescyclustest - Real life test - Semantische test - Syntactische test - Use case test

3. onderscheidt verschillende soorten infrastructuur ten behoeve van het testproces zoals testomgevingen, testhulpmiddelen en soorten werkplekken.

4. beschrijft nationale en internationale normen voor kwaliteitscriteria voor testen zoals Tmap®, ISO/IEC/IEEE 29119 en IEEE 1008.

5. voert de verschillende activiteiten van het testproces uit zoals:

- Opstellen van het testplan en managen van het testplan en testproces

- Testen van ICT-systemen ontwerpen, voorbereiden, begeleiden - Testen en testresultaten documenteren

- Rapporteren over testen en testresultaten - Het testproces evalueren

Leeruitkomst 3:

1. onderscheidt de impact van implementatie op de huidige architectuur aan de hand van de Dependency Structure Matrix (DSM), Source Code Query Language en het Reflexion Model.

2. onderscheidt prestatietechnieken en technieken m.b.t.

probleemmanagement.

3. onderscheidt methoden en technieken betreffende het samenstellen van software (packaging) zoals de Software packaging principes volgens Martin:

- Release Reuse Equivalency Principle (REP) - Common Closure Principle (CCP)

- Common Reuse Principle (CRP)

4. onderscheidt methoden en technieken betreffende het distribueren van software zoals application streaming, Digital distribution en File

sharing.

5. draagt bij aan het waarborgen van interoperabiliteit door componenten op het juiste niveau te configureren.

6. stelt de expertise vast die nodig is om interoperabiliteitsproblemen op te lossen.

7. draagt bij aan het plannen van de uitrol van producten aan de hand van verschillende roll-out scenario’s.

8. draagt bij aan het onderhoud en beheer van door derden geproduceerde softwarecode.

9. draag bij aan het organiseren van het vullen van databases en draagt bij aan het managen van datamigratie aan de hand van technieken zoals extract, transform & load (ETL), handmatig coderen en replicatie.

10. draagt bij aan het organiseren en plannen van bèta-testactiviteiten en test de oplossing in de definitieve operationele omgeving.

11. draagt bij aan het organiseren en bewaken van de initiële ondersteuningsservice (inclusief gebruikerstrainingen).

Leeruitkomst 4:

1. duidt de impact van integratie op een bestaand systeem en op de organisatie aan de hand van (rapportage van een) applicatie-impact analyse volgens ASL en (rapportage van) een bedrijfs-impactanalyse m.b.v. COPAFIJTH.

2. stelt interfacing technieken tussen modules, systemen en

componenten vast aan de hand van JTAG interface, bus interface, digitale I/O poort, analoge I/O poort en seriële interface.

3. onderscheidt technieken om de integratie te testen zoals Big Bang Testing, Bottom Up Testing, Top Down Testing en Sandwich Testing.

4. onderscheidt hulpmiddelen die kunnen worden gebruikt bij het

ontwikkelen aan de hand van de componenten van een geïntegreerde ontwikkelomgeving (IDE).

5. beschrijft best practice ontwerptechnieken voor de integratie van componenten aan de hand van UML, Design model, Scenario based elements, Class based elements en Behavioral elements.

6. voert metingen van de systeemprestaties uit voor, tijdens en na de systeemintegratie aan de hand van verschillende algemeen toegepaste aspecten van systeemprestatie.

7. legt de relatie tussen klantbehoeften en bestaande producten.

8. past controles toe om te waarborgen dat geïntegreerde systeemcapaciteit en –efficiëntie voldoen aan de specificaties.

9. draagt in het kader van de integratie bij aan het registreren en documenteren van componenten activiteiten, problemen en daaraan gerelateerde herstelactiviteiten.

10. draagt bij aan het veiligstellen van data om de integriteit tijdens systeemintegratie te bewaken.

11. geeft de werking aan van versiebeheer met betrekking tot het vervaardigen van documentatie met behulp van een versioning system.

12. produceert templates voor gedeelde publicaties.

13. draagt bij aan het organiseren en beheersen van de content management workflow en voert daarbij workflow- en

personeelsanalyses uit.

14. draagt tijdens de gehele levenscyclus bij aan de afstemming op de oplossing.x

Interne/ externe validatie

Beroepsproducten Leeruitkomst 1:

• Functioneel ontwerp van een informatiesysteem

• Technische specificaties voor een nieuw te ontwikkelen informatiesysteem

• Rapport over de systeemprestaties.

Leeruitkomst 2:

• Master Test Plan

• Testverslag.

Leeruitkomst 3:

• Verslag van de beheeraspecten van applicatiemanagement Leeruitkomst 4:

• Verslag van een implementatie van een systeem (of deelsysteem).

• Verslag van de beheeraspecten van applicatiemanagement.

Standaard vrijstelling(en)

Certificaat iEXA Building & Implementing Aanvullende voorwaarde(n) n.v.t.

Toetsing iEXA examen Building & Implementing, conform iEXA specificaties Zak-slaagbeslissing De student is geslaagd indien het cijfer 5,5 of hoger is behaald.

LEREN / ONDERWIJS

Vereiste voorkennis Propedeuse van de opleiding

Studielast 10 EC

Studieactiviteiten • Zelfstudie (bestuderen literatuur)

• Uitwerken oefenopgaven

• Uitwerken inzendopgaven Literatuur • LOI Lesmateriaal

• Verplichte literatuur:

1. Roger S. Pressman/ Bruce R. Maxim (2014). Software

Engineering; A practitioner’s Approach, 8th edition, Mcgraw-Hill Education – Europe.

2. Tim Koomen ea: (2014). TMap Next.Kleine Uil Uitgeverij . 3. Pierre Bernard (2013). IT-servicemanagement op basis van ITIL

2011. Van Haren Publishing.

4. Bob Boiko (2004). Content Management Bible. 2nd edition, John Wiley &Amp; Sons Inc.

5. Remco van der Pols (2009). ASL 2, een framework voor applicatiemanagement. Van Haren Publishing,

Aanvullende vereisten n.v.t.