• No results found

Hoofdstuk 6: Beschrijving Casussen

7.4 Hypothesen

In deze paragraaf worden de hypothesen uit paragraaf 2.6 getoetst aan de uitkomsten van het onderzoek.

Hypothese 1: Buurtwinkelcentra hebben vaak een duidelijk afgebakend gebied, waardoor het

makkelijk is om heldere en duidelijke grenzen bij buurtwinkelcentra aan te geven en zelforganisatie bij revitalisatie is makkelijk te organiseren.

Deze hypothese stelde dat het bij buurtwinkelcentra makkelijk is om de grenzen van het te revitaliseren gebied duidelijk af te bakenen, omdat het vaak al een goed afgebakend gebied is. Uit het onderzoek bleek echter dat dit toch niet altijd het geval is. De respondenten gaven aan dat in sommige gevallen het gebied om te revitaliseren te groot was. Bij deze gebieden werden naast het winkelcentrum ook andere functies, zoals woningen en plekken met een maatschappelijke functie betrokken. Het gebied bleek dan vaak te groot te zijn, waardoor de grenzen onduidelijk werden. Vaak werden de gebieden dan verkleind en werd alleen het winkelcentrum nog gerevitaliseerd. Alleen het winkelcentrum bleek makkelijker af te bakenen, omdat de winkels rond een plein of in een

winkelpassage liggen. Toch bleek dat in eerste instantie het gebied te groot werd afgebakend. Om zelforganisatie mogelijk te maken is het belangrijk de grenzen van het gebied niet te groot te maken. De grenzen van de actoren zijn lastiger te bepalen. Deze grenzen zijn afhankelijk van de locatie Er zijn veel actoren betrokken, want naast de directe betrokkenen zoals de eigenaren van het vastgoed en de winkeliers, werden ook indirecte actoren, zoals bewoners en vertegenwoordigers uit de wijk, betrokken bij het revitalisatieproces. Dit maakt het lastig om de grenzen van de actoren te bepalen. Bij de casussen waar geen sprake was van zelfrealisatie waren de indirecte actoren ook minder betrokken.

96

Hypothese 2: Het is belangrijk om de regels af te stemmen op de lokale behoeften om zelforganisatie bij buurtwinkelcentra te laten slagen.

Ostrom geeft aan dat het belangrijk is dat de regels met betrekking tot gebruik worden afgestemd op de lokale omstandigheden. Uit dit onderzoek is inderdaad gebleken dat het belangrijk is dat het revitalisatieproces wordt afgestemd op de locatie en situatie. Het proces van zelforganisatie is daarbij afhankelijk van in wat voor soort wijk het winkelgebied ligt, waaraan de consument behoefte heeft, waar de winkelier behoefte aan heeft en wie de keuze tot revitalisatie maakt. Door rekening te houden met de lokale behoeften zal er weinig tegenstand zijn vanuit de omgeving en heeft de revitalisatie kans van slagen. De oprechte wens tot revitalisering ligt bij de besproken casussen waar sprake was van zelforganisatie bij de vastgoedeigenaren. Deze eigenaren zijn vaak ook winkelier. Hierdoor weten ze wat er speelt in het winkelcentrum. Wel is het zo dat veel winkeliers niet direct inzien dat er gerevitaliseerd moet worden, en ze hebben vaak niet de oprechte wens om te veranderen. De respondenten gaven aan dat er met alle partijen veel is overlegd om te komen tot een opgave voor het te revitaliseren winkelcentrum. Degenen met de oprechte wens om te veranderen nemen het voortouw om iedereen te overtuigen van het belang van revitaliseren.

Hypothese 3: Zelforganisatie bij buurtwinkelcentra is lastig te realiseren, doordat er veel verschillende actoren met verschillende belangen betrokken zijn.

Volgens Ostrom, waarbij ze kijkt naar buitengebieden, zijn er bij zelforganisatie alleen maar actoren betrokken met dezelfde belangen. Winkelcentra liggen in een stedelijke omgeving in de nabijheid van andere vastgoedgebouwen en openbare ruimten. Zoals in deze hypothese wordt gesteld, zijn er bij de revitalisatie van buurtwinkelcentra veel verschillende actoren betrokken, zoals de eigenaren, winkeliers, de gemeente, en vertegenwoordigers van de wijk. De groep respondenten gaf aan dat het veel tijd kost om alle respondenten te informeren en te overtuigen van het belang van revitalisatie. Het blijkt dat veel winkeliers het belang van revitalisatie niet inzien. Ze zijn niet meteen

geïnteresseerd in wat er met het winkelcentrum gebeurt en zien vaak niet dat de acties die ze ondernemen juist van negatieve invloed kunnen zijn op het winkelcentrum. De actoren hebben allemaal een eigen belang over wat er met het winkelcentrum moet gebeuren, maar vaak kan niet alles gerealiseerd worden. Hierdoor moeten er keuzes gemaakt worden. Het kost veel tijd om alle actoren te overtuigen van het belang van de revitalisatie en daardoor duurt het proces vaak lang. Het is extra moeilijk wanneer er sprake is van meerdere eigenaren, en wanneer eigenaar en winkelier niet samenvallen in dezelfde personen. Iedere eigenaar en winkelier moet worden gehoord en overgehaald om mee te werken aan de revitalisatie. Als bepaalde partijen niet vanaf het begin betrokken worden, wordt hiervan op een later tijdstip hinder ondervonden. Er wordt dan veel geklaagd, protest ingediend of mensen komen niet meer naar het winkelcentrum. Dit kost nog meer tijd. Bij zelforganisatie is het zo dat er vaak één of twee actoren zijn die de zelforganisatie op zich nemen. De andere actoren blijven geïnformeerd en denken mee. Hierdoor is zelforganisatie bij winkelcentra wel mogelijk.

Hypothese 4: Bij de revitalisering van buurtwinkelcentra is het belangrijk dat de markt, overheid en eigenaren samenwerken, in tegenstelling tot Ostrom dat de één partij verantwoordelijk is voor de organisatie

97

In de praktijk blijkt het niet mogelijk dat één partij de gehele revitalisatie op zich neemt. In tegenstelling tot wat Ostrom beweert, dat zelforganisatie zonder inmenging van de overheid zou moeten worden georganiseerd, is bij de revitalisatie van buurtwinkelcentra de gemeente juist een zeer belangrijke partij. Dit komt omdat de openbare grond bij buurtwinkelcentra vaak eigendom van de gemeente is. De rol van de gemeente bij de revitalisatie van buurtwinkelcentra is groot. Ze is direct betrokken bij de revitalisatie van de winkelcentra, maar haar rol is per casus verschillend. Als er sprake is van zelforganisatie heeft de overheid een meer faciliterende of sturende rol. Ze is dan vaak verantwoordelijk voor de vormgeving van de openbare ruimte. Als er geen sprake is van

zelforganisatie, is de rol van de gemeente nog veel groter. De gemeente speelt dan een actieve rol in het bij elkaar brengen van de verschillende partijen en zorgt deels voor de financiering van de

revitalisatie. Het is opmerkelijk dat de vastgoedeigenaren en winkeliers vaak in eerste instantie ervan uitgaan dat het de taak is van de gemeente om te revitaliseren. Als de gemeente echter niet van plan is om te revitaliseren, pakt een private partij de rol op om te revitaliseren. Er is dan veel overleg tussen de gemeente en de private partijen. Die krijgen vanuit de gemeente steun en informatie. De gemeente ondersteunt de plannen van de private partij en creëert beleidskaders om de private partijen de kans te geven om te revitaliseren. Het blijkt niet mogelijk om zonder steun van de overheid een winkelgebied te revitaliseren, ook niet als het initiatief bij de private partijen ligt. Ook hier is het belangrijk dat alle partijen samenwerken, om tegenwerking van een van de partijen te voorkomen. Als een partij niet wordt betrokken in het proces dan geeft dat vaak op een later tijdstip problemen, met als gevolg dat het proces vertraagd wordt.

Hypothese 5: Zelforganisatie bij de revitalisatie van buurtwinkelcentra werkt beter als er niet te veel eigenaren en actoren betrokken zijn.

Uit het onderzoek blijkt dat bij elk winkelcentrum veel actoren betrokken zijn. Daarbij maakt het niet uit of er één of meerdere eigenaren is. Dit komt omdat nooit alle eigenaren besluiten om samen het winkelcentrum te revitaliseren. Vaak is er onder de eigenaren een kartrekker die besluit dat er moet worden gerevitaliseerd. De kartrekker kan wel officieel opereren vanuit een VvE of

winkeliersvereniging, maar dat is niet altijd het geval. Het contact tussen de verschillende actoren verloopt vaak via de kartrekker of een vereniging. Het onderhouden van de contacten met de verschillende actoren zorgt er vaak ook voor dat er daadwerkelijk gerevitaliseerd wordt. Als niet iedereen betrokken wordt bij de revitalisatie zorgt dat op een later tijdstip juist voor meer

problemen. Er ontstaat tegenstand tegen revitalisatie en misschien kan de revitalisatie zelfs helemaal niet doorgaan. Er zijn altijd veel actoren betrokken, en iedereen moet betrokken worden. Dit is altijd een knelpunt, wat het een moeizaam proces maakt. Revitalisatie van een winkelcentrum kan apart worden gezien van herstructurering van een wijk, wat voor een eenvoudige organisatiestructuur zorgt, waardoor problemen die te maken hebben met de revitalisatie van de wijk niet van invloed zijn op de revitalisatie van het winkelcentrum.

99