• No results found

Hulpbronnen voor de interpretatie en het lokaliseren van de vertrekken op de aquarellen van

In document Huis in herinnering (pagina 118-126)

Bij de interpretatie van en het ‘lokaliseren’ van de vertrekken op de aquarellen is veelvuldig gebruik gemaakt van interieurfoto’s van het huis, de stalen behang en gordijnen en de plattegronden en foto’s uit de tijd dat het pand functioneerde als Arbeidsbeurs. In deze bijlage een toelichting bij en een verantwoording van het gebruik van deze bronnen.

a. Fotoalbum Martinikerkhof 10, 1913-1914

Voor zover bekend bestaan er twee exemplaren van een fotoalbum met foto’s van het interieur en exterieur van het huis Martinikerkhof 10, gemaakt in 1913-1914, dus in dezelfde periode als Louise het schetsboek met aquarellen vervaardigde. De een bevindt zich in het RHC Groninger Archieven, de ander in het Historisch Centrum Overijssel.242 Een stempel op het schutblad van het eerste album laat zien dat deze aan ‘Jhr. R. Feith’ toebehoorde, oftewel Rhijnvis, de jongste zoon van het gezin Feith. Bij het tweede album ontbreekt helaas een dergelijke stempel, al kunnen hier de foto’s een aanwijzing zijn. De in de albums ingeplakte foto’s zijn vrijwel identiek, maar terwijl in Rhijnvis’ album slechts een foto is ingeplakt van de zitkamer van Louise, bevat het album in het HCO er twee; een richting de deur en een richting het raam. Dit doet vermoeden dat het album in het HCO Louise toebehoorde.

Wanneer de foto’s uit de albums met Louises aquarellen worden vergeleken, valt direct het aantal afbeeldingen op; tweeëntwintig tegenover vijfenzeventig. Het verschil komt ten eerste door dat Louise meer kamers en ruimtes heeft afgebeeld en ten tweede doordat zij ze meestal uit verschillende hoeken heeft geschilderd. De foto’s geven voornamelijk de publieke ruimtes weer waar bezoek werd ontvangen: de centrale hal, de trap, de voorkamer, eetkamer, Groene Kamer, de studeerkamer van Johan Adriaan en de zitkamers van de twee dochters. Daarnaast zijn er een paar foto’s van enkele privévertrekken, zoals de ouderslaapkamer en de keuken. Louise heeft daarentegen nagenoeg álle vertrekken geschilderd, inclusief ruimtes als de badkamer, de zolder met de dienstbodenkamers en de kelder.

De foto’s en aquarellen hebben ieder hun eigen voor- en nadelen, waardoor ze elkaar – wat betreft de overeenkomstige ruimtes – goed aanvullen. De aquarellen geven meer informatie dan de foto’s, omdat ze de kamers uit meerdere hoeken laten zien en ze bovendien in kleur tonen terwijl de foto’s slechts in zwart-wit zijn. De foto’s zijn echter nuttig ter validatie van de aquarellen, met name

242

‘Martinikerkhof 10: woning rijksarchivaris jhr. mr. J.A. Feith: exterieur en interieur, zj’ in Verzameling fotoalbums, RHC

Groninger Archieven toegangsnr. 2139, inv.nr. 40; ‘Fotoalbum met foto’s van het exterieur, het interieur en de tuin van hun

huis aan het Martinikerkhof te Groningen, 1912-1912’, Historisch Centrum Overijssel toegangsnr. 1172 inv.nr. 224. Van de Groene Kamer, de eetkamer en de studeerkamer van Johan Adriaan bevinden zich reproducties in de Verzameling foto’s

Gemeentearchief Groningen (GAG) in RHC Groninger Archieven, toegangsnr. 1785. 116

voor de vaste elementen in de ruimtes. Tenslotte kunnen die niet worden verplaatst, terwijl op de aquarellen, onder het mom van kunstenaarsvrijheid, in theorie alles mogelijk is. Daarnaast kan men ervan uitgaan dat de grootte van en de verhoudingen in de kamer op de foto’s betrouwbaarder worden weergegeven, terwijl op Louises aquarellen de kamers vaak ruimer lijken dan ze zijn. Tot slot zijn de foto’s een waardevolle aanvulling op de aquarellen wanneer ze net uit een andere hoek zijn genomen en zo een ander deel van de kamer laten zien. Ook geven de foto’s duidelijker details weer dan een kwast en waterverf toelaten.

De foto’s zijn zo een bruikbare bron bij de validatie van de aquarellen, maar geven nauwelijks extra duidelijkheid over de functie van het vertrek dat is afgebeeld. Soms spreken de interieurs voor zich – denk aan de keuken, de badkamer en de studeerkamer van Johan Adriaan –, maar vaker is de functie van een vertrek niet in een oogopslag te duiden. De interieurs op de aquarellen 4, 5 en 6, en 10 tot en met 12 centreren zich bijvoorbeeld alle drie rond een hoge tafel met stoelen eromheen. Een dergelijke tafel zouden wij nu als eettafel gebruiken, maar het is onwaarschijnlijk dat het huis drie eetkamers bezat. Bij gebrek aan bijschriften bij de aquarellen (en de foto’s) moeten aanvullende bronnen worden aangeroerd.

b. Behang en gordijnen

Ten eerste zijn de stalen behang en gordijnen, die na de aquarellen in het schetsboek zijn ingeplakt, nuttig. Het betreft, zo weten we dankzij de bovenschriften, het behang van de grote voorkamer, de eetkamer, ‘het z.g. witte kamertje’, ‘vaders studeerkamer’ en de ouderlijke slaapkamer, en daarnaast de gordijnen van de zitkamers van Louise en haar zus ‘Willy’ (Wilhelmina). De stalen behang zijn ieder op een nieuw blad ingeplakt en allen nagenoeg even groot, circa 20 bij 30 centimeter. De stalen gordijn delen daarentegen een pagina en zijn ongeveer 10 bij 20 centimeter, waarbij die van de zitkamer van Louise iets kleiner is dan die van de zitkamer van Willy. Verderop in dit hoofdstuk komt iedere staal specifiek aan bod bij de behandeling van de aquarel(len) van het desbetreffende vertrek, maar daarnaast zijn enkele opmerkingen over de stalen in het algemeen nodig.

Het is opmerkelijk dat Louise bij iedere staal behang en gordijn een bovenschrift heeft toegevoegd, terwijl het bij de aquarellen en tekeningen aan ieder bijschrift ontbreekt. Waarom hier wel? De vraag rijst of de stalen een ander doel dienen dan de aquarellen, maar misschien is het antwoord niet vergezocht. Het is tenslotte lastig om met waterverf detail aan te brengen, terwijl het meeste behang en de gordijnen zoveel detail bevatten. Op de aquarellen komen de patronen en kleuren daardoor niet volledig tot hun recht, wat Louise ertoe kan hebben gebracht dit via een andere weg te laten zien, door het behang en de gordijnen zelf in te plakken. De stalen ondersteunen de aquarellen van, en zo Louises herinnering aan, het Feithhuis.

Daar waar de lijm door ouderdom haar kracht heeft verloren, kunnen we de achterkant van de stalen bekijken, wat iets opmerkelijks blootgeeft. In plaats van een blanco achterzijde van een behang, zien we zwarte lijntjes, zoals in een schrift of iets dergelijks. De stalen waren dus aanvankelijk ergens

anders ingeplakt, en zijn later uitgeknipt en in het schetsboek geplakt. Wat voor boekje of schrift het betrof, wanneer de stalen daar zijn ingeplakt en wanneer de stalen zijn overgezet naar het schetsboek, is onduidelijk. Op de achterzijde van iedere staal behang zijn, op het lijntjespapier, beschrijvingen gegeven, overigens niet van de staal aan de voorzijde, maar van een andere staal. Zo staat op de achterkant van het behang van de eetkamer (blad 54), een beschrijving van het behang van de ‘groote voorkamer’, en op de achterkant van ‘vaders studeerkamer’ (blad 56) een beschrijving van het behang van de ‘eetkamer’. Op drie van de vijf stalen behang zijn dergelijke beschrijvingen te lezen. De lijm doet nog zijn werk bij de stalen van het behang van de voorkamer en van de gordijnen, waardoor onbekend is of daar iets op de achterzijde staat. Op de achterkant van het ‘behang slaapkamer van vader en moeder’ staat geen beschrijving, maar komt een geheel nieuwe staal behang aan het licht. ‘Slaapkamertje van vader, later van Wolter,’ zo staat er boven geschreven. Het is onduidelijk op welke aquarel dan wel foto we dit behang zien, waardoor het ook niet duidelijk is in welk vertrek dit behang heeft gehangen. Qua kleuren vertoont de staal overeenkomsten met de sierlijst in de slaapkamer van Rhijnvis en Wolter (aq. 37 t/m 39, afb. 2.33 t/m 2.35 ) en de kleine slaapkamer aan de achterzijde van het huis, te zien op aquarel 33, maar qua patroon lijkt het te verschillen van beide. In ieder geval wekt het de suggestie dat in het oorspronkelijke schriftje of boekje meer stalen waren geplakt, die het album niet hebben gehaald.

Wat betreft de datering zijn enkele conclusies te trekken door de drie beschikbare handgeschreven teksten naast elkaar leggen: de inleiding van het album, het bovenschrift boven de stalen en de beschrijvingen op het lijntjespapier. Het eerste punt is dat Louise de stalen niet noemt in de inleiding van het album, wat suggereert dat ze pas zijn ingeplakt nadat de aquarellen en de inleiding waren afgerond. Wanneer dit dan is gebeurd, is onduidelijk. Bij vergelijking van de teksten bij de staal van de grote voorkamer valt iets op wat betreft de spelling. Op de achterzijde is ‘groote’ te lezen, terwijl dit in het bovenschrift geschreven is als ‘grote’. Dit verschil is te verklaren aan de hand van de spellingswijziging die 1 september 1934 is doorgevoerd. Deze ‘spelling-Marchant’ hield onder andere in dat ‘oo’ en ‘ee’ aan het einde van open lettergrepen veranderde in ‘o’ of ‘e’.243 Zodoende kan dus worden gesteld dat de beschrijvingen op het lijntjespapier waarschijnlijk vóór de spellingswijziging werden toegevoegd en de bovenschriften in het album daarna. Bovendien verschilt het handschrift van de beschrijvingen op het lijntjespapier zowel van de bijschriften boven de stalen als van de inleiding. Het is dus goed mogelijk dat het niet Louise was die de stalen op het lijntjespapier plakte en daar de

243

De spelling is vernoemd naar de minister van Onderwijs, Mr. H.P. (Henri) Marchant, die de nieuwe spelling op 1 september 1934 in het onderwijs invoerde. De nieuwe spelling was grotendeels gebaseerd op de voorstellen van R.A. Kollewijn, die al in 1891 het artikel ‘Onze lastige spelling. Een voorstel tot vereenvoudiging’ publiceerde. Het belang van de uitspraak moest volgens hem het richtsnoer bij de spelling zijn. Behalve de verandering van de dubbele klinkers aan het einde van open lettergrepen verviel bijvoorbeeld ook de ‘palatalo-alveolaire klank’ aan het eind van veel woorden op –s: ‘mensch’ werd ‘mens’ en ‘Nederlandsch’ werd ‘Nederlands’. Andere veranderingen waren dat de naamvalsverbuiging (zoals ‘op den stoel’) verviel, behalve bij woorden die uitsluitend een man of een mannelijk dier aanduiden, en dat de ‘th’ (met niet uitgesproken h) soms bleef (thans, theater, thee, katholiek) en soms verdween (atleet, auteur, retoriek). ‘De spellingshervorming van Marchant in 1934. Hele hopen antilopen lopen te zweten,’ NPO Geschiedenis http://www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2009/september/De-spellingshervorming-van-Marchant-in-1934.html (2 september 2009, geraadpleegd op 29 november 2014).

118

beschrijvingen bij schreef, maar bijvoorbeeld een ander gezinslid. Ten derde zijn de bovenschriften in een ander handschrift geschreven dan de inleiding. Deze teksten zijn echter niet door verschillende personen geschreven, maar door één persoon op verschillende leeftijden. Terwijl de inleiding keurig is geschreven, op de manier zoals men dat op de lagere school leerde, komt het handschrift van de bijschriften eerder overeen met dat van achtenvijftigjarige Louise, wat aannemelijk maakt dat zij pas later, toen ze al ouder was, de bijschriften bij de stalen toevoegde.244 Hiermee ligt echter niet onomstotelijk vast dat de bovenschriften direct zijn bijgeschreven toen de stalen werden ingeplakt – het is nog steeds mogelijk dat Louise dit pas later heeft gedaan – maar het is wel waarschijnlijk.

c. Gewestelijk Arbeidsbureau: plattegronden en foto’s

De Gemeente Groningen kocht het pand Martinikerkhof 10 in 1916 aan om het te gebruiken als Schippersbeurs en Gewestelijk Arbeidsbureau. Om het voor dit doel geschikt te maken, waren enkele bouwkundige aanpassingen nodig, waarvoor een drietal werktekeningen is gemaakt, die zijn bewaard in het archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening/Economische zaken van de Gemeente Groningen.245 De plattegronden op deze tekeningen zijn in verschillende mate bruikbaar bij de interpretatie van Louises aquarellen.

De eerste werktekeningen dateren uit 1915, toen een deel van het pand werd ingericht als Schippersbeurs.246 Op een schippersbeurs, of beursbevrachtingskantoor, dienden ‘verladende bedrijven binnen het rayon hun aanvragen voor scheepsruimte voor binnenlands vervoer’ te deponeren.247 Ook stonden er de schepen ingeschreven die binnen het rayon klaar waren om lading in te nemen en een exploitatievergunning hadden voor binnenlands vervoer. Op de werktekeningen uit 1915 is te zien dat de Groninger schippersbeurs op de begane grond het linker bijgebouw besloeg, dat voorheen had dienstgedaan als koetshuis. Op de verdieping werden ook de voormalige studeerkamer van Johan Adriaan en de ouderslaapkamer, die zich in het centrale gedeelte van het huis bevonden, bij de schippersbeurs gevoegd.

De meest bruikbare informatie biedt de werktekening die in 1930 is gemaakt voor een verbouwing van het Gewestelijk Arbeidsbureau, oftewel van de Groningse afdeling van de overheidsinstelling die werklozen hielp met het vinden van betaald werk.248 Gezien de datering van deze werktekeningen zijn pas veertien jaar nadat het pand was ingericht als Arbeidsbureau ingrijpende

244 Het handschrift vertoont sterke overeenkomsten met de brief die Louise in maart 1948 schreef aan een uitgeverij, betreffende het manuscript van een kinderboek. ‘Brief van Louise Ariëns Kappers-Feith aan Van Loghum Slaterus’ Uitgeversmaatschappij, Arnhem, gericht aan Johan Leonard van Tricht (1883-1964), 1948’, in de collectie Visser, Slaterus en

Van Loghum (VLS), Letterkundig Museum signatuur VLS/MM1989L-005117.

245

‘Feith huis, 1915-1931’ in: archief van de Dienst Ruimtelijke Ordening/Economische zaken: werktekeningen, 1861-1990,

RHC Groninger Archieven toegangsnr. 1615, inv.nrs. 77-79.

246 ‘Verbouwing van het gemeentegebouw aan het Martinikerkhof tot schippersbeurs, 1915’, Dienst Ruimtelijke

Ordening/Economische zaken, 1860-1990 toegangsnr. 1615 inv.nr. 77.

247 ‘Schippersbeurs’, Wikipedia: de vrije encyclopedie, http://nl.wikipedia.org/wiki/Schippersbeurs (geraadpleegd 21 november 2014, laatst gewijzigd 28 mei 2013).

248

‘Gewestelijk arbeidsbureau aan Martinikerkhof 10, 1930’ in archief van de Dienst RO/EZ: werktekeningen toegangsnr. 1615 inv.nr. 79.

119

bouwkundige veranderingen doorgevoerd. Daarvoor kon men blijkbaar af met kleinschaligere oplossingen. Deze werktekeningen zijn het bruikbaarst, omdat ze plattegronden van de begane grond en de verdieping van het hele pand omvatten, inclusief de twee zijgebouwen en het aangebouwde chalet aan de achterzijde. Ook is de kelder afgebeeld, die zich onder het centrale gedeelte van het pand bevindt.

Een jaar later bleek het alweer nodig een werktekening te maken, volgens de titel van de ‘bestaande toestand’. 249 Inderdaad is een ‘bestaande platte grond’ van de begane grond afgebeeld – die overigens verschilt van de plattegrond uit 1930. Daarnaast zijn er echter nog twee plattegronden op afgebeeld, van de begane grond en de verdieping, die waarschijnlijk de situatie na een aanstaande verbouwing weergeven. Aangezien het huis op deze plattegronden het meest verschilt van het huis van de familie Feith zoals dat op de aquarellen te zien is, is deze werktekening het minst nuttig voor dit onderzoek. Het grote voordeel van deze tekening, in vergelijking met die uit 1930, is het feit dat in vrijwel iedere ruimte staat aangegeven wat de functie van die ruimte was in de schippers- en arbeidsbeurs. Dankzij deze opschriften is het makkelijker foto’s van de schippers- en arbeidsbeurs, waarvan enkele ook voor dit onderzoek bruikbaar zijn, te interpreteren.

Alle meer en minder ingrijpende verbouwingen hebben er wel toe geleid dat de plattegronden op de werktekeningen op een aantal punten niet overeenkomen met het beeld van het pand zoals dat uit de aquarellen naar voren komt. Deze verschillen zullen aan bod komen bij de bespreking van de betreffende aquarel(len).

Een bruikbare hulpbron hierbij, ter aanvulling op de werktekeningen, is de serie foto’s die P.B. Kramer rond 1920 van de Arbeidsbeurs maakte.250 Het betreft een vijftal foto’s van verschillende ruimtes in het gebouw: de directiekamer, de vrouwenafdeling, de mannenafdeling en tweemaal de Schippersbeurs. Door deze foto’s en de aquarellen met elkaar te vergelijken, in het bijzonder karakteristieke elementen als deuren, ramen, schouwen en een enkele keer zelfs het behang, kan van de kamers van de familie Feith worden vastgesteld welke functie die ruimtes hadden in de Arbeidsbeurs. Met behulp van de werktekening uit 1931 kan vervolgens worden vastgesteld waar deze ruimtes zich bevonden in het pand.

Zo is uiteindelijk ook voor de kamers op Louises aquarellen te beredeneren waar ze zich bevonden in het pand. Het resultaat is een tweetal plattegronden, van de begane grond en de verdieping, waarop niet alleen is aangegeven welke functie een vertrek vervulde, maar ook bijna alle aquarellen zijn ingetekend (afb. 2.1 en 2.2).

249

‘Arbeidsbureau Martinikerkhof bestaande toestand, 1931’ in Idem toegangsnr. 1615 inv.nr. 78. 250

‘Martinikerkhof 10 / P.B. Kramer’ in Verzameling foto’s Gemeentearchief Groningen, RHC Groninger Archieven toegangsnr. 1785 inv.nrs. 7424 t/m 7428.

120

d. Overige pentekeningen en aquarellen uit het album van Louise Feith

47. Aquarel van het dak van de rechtervleugel van het stenen huis met op de achtergrond de Martinikerk, gemaakt vanuit het zolderraam van het Zwitserse huisje.

44. Pentekening van de zijingang van de Martinikerk, 1913. Mogelijk getekend vanuit Louises zitkamer. De tekening is ca. 10x15 cm. en is ingeplakt, gecentreerd op het blad.

45. Pentekening, maart 1912, vermoedelijk het poortje in de tuin van Martinikerkhof 10. De tekening is ca. 10x15 cm. en is ingeplakt, gecentreerd op het blad.

48. Potloodschets daken van omliggende huizen. In welke richting de schets is gemaakt en wat het voor mast is, is onduidelijk.

50. Het spiegelbeeld in een spionnetje aan de voorzijde van het hoofdhuis op de eerste verdieping. Vermoedelijk is het beeld richting de Grote Markt.

51. Deurpost met sierstuk, vermoedelijk in de hal van het hoofdhuis.

Boven:

49. Tuin Feithhuis met poortje, ZO.

Links:

52. Achtergevel hoofdhuis, O.

Rechts:

60. Potloodtekening boom, getekend door Wolter Gockinga, 1935.

46. Zijaanzicht Martinikerk, NNW. Vermoedelijk geschilderd vanuit de zitkamer van Wilhelmina of Louise. De aquarel is ingeplakt.

59. Aquarel van een tuin, vermoedelijk van het huis Martinikerkhof 10. Opvallend: tussen de staal op blad

In document Huis in herinnering (pagina 118-126)