• No results found

Houdbaarheid: in welke mate kan het systeem op de lange termijn worden gefinancierd?

In document De AWBZ internationaal bekeken (pagina 168-171)

Nederland vergeleken met andere EU-landen

4.1 Houdbaarheid: in welke mate kan het systeem op de lange termijn worden gefinancierd?

In deze paragraaf wordt de houdbaarheid van de systemen in de onderzochte landen geanalyseerd. Daarbij kijken we vooral naar de ouderenzorg en minder naar de gehandicapten en de mensen met een psychische beperking, omdat vooral het aantal ouderen in de komende jaren flink zal toenemen en de houdbaarheid onder druk zal zetten.

Dependency ratio

Om toch een indruk te geven van de gehele doelgroep is in onderstaan- de figuur de dependency ratio van het aantal mensen dat dagelijkse zorg nodig heeft weergegeven voor de verschillende landen. De figuur is gebaseerd op de prognose van de twee zwaarste categorieën van de Global Burden of Disease study disability categories (levels 6, 7). Het gaat dus om de toename van het aantal mensen met beperkingen tot 2050 ongeacht de leeftijd. Interessant is dat Nederland relatief laag start en ook in 2050 relatief laag uitkomt. Minstens zo interessant is Spanje. Spanje eindigt in 2050 als hoogste. De rest van de landen eindigt tussen Spanje en Nederland in.

Een voorzichtige conclusie op basis van onderstaande figuur kan zijn dat Spanje meer mensen met zware beperkingen moet opvangen ten opzichte van de totale bevolking dan Nederland.

Ook kan men op basis van onderstaande figuur zeggen dat van de onderzochte landen Nederland relatief de gunstigste dependency ratio voor wat betreft beperkingen heeft.

Figuur 4.1 Dependency ratio van het aantal mensen dat

dagelijkse zorg nodig heeft gebaseerd op de prognose van de twee zwaarste categorieën van de Global Burden of Disease study disability categories (levels 6, 7).

Bron: WHO, 2002

Old age dependency

In onderstaande tabel 4.1 wordt de old age dependency ratio voor de verschillende landen weergegeven. Hierbij gaat het om het aantal 65+-ers ten opzichte van het aantal 20 tot 64-jarigen. Deze grove indicator wordt in de internationale literatuur vaak gebruikt om een indruk te geven van de houdbaarheid van de ouderenzorg. Een hogere ratio duidt op een mindere houdbaarheid dan een lagere ratio.

Tabel 4.1 Old age dependency ratio, 1960 - 2040

Verandering in % 1960 2000 2040 1960 - 2000 2000-2040 Spanje 14,5 27,2 55,7 12,7 28,5 Portugal 14,5 26,7 46,3 12,2 19,6 Duitsland 26,4 54,4 28,1 Nederland 16,9 21,9 48,1 5 26,1 Verenigd Koninkrijk 20,1 26,9 46,3 6,8 19,4 Zweden 20,2 29,5 46,7 9,3 17,2 Gemiddelde 17,2 26,4 49,6 9,2 23,2 OECD gemiddelde 15,9 22,9 46,3 6,9 23,5 Bron: OECD, 2005.

In bovenstaande figuur heeft Spanje relatief de hoogste ratio in 2040. Ook heeft het de grootste verandering tussen 2000 en 2040. Hoewel het buurlanden zijn heeft Portugal in 2040 de laagste ratio en ook een lage stijging doorgemaakt. Alleen Zweden maakt een nog lagere stijging door. 0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0 12,0 14,0 16,0 2000 2010 2020 2030 2040 2050 Nederland Duitsland Portugal Zweden Spanje VK

De systemen van Duitsland en Nederland zijn volgens het WHO-Frame- work ongeveer hetzelfde. Opvallend is dat Duitsland in 2040 een hogere old age dependency ratio zal hebben dan Nederland. Ook de relatieve stijging is daar groter dan die van Nederland. Van de onderzochte landen moet Duitsland alleen Spanje laten voorgaan wat betreft de relatieve stij- ging tussen 2000 en 2040. Nederland neemt ten opzichte van de onder- zochte landen ongeveer een middenpositie in. Ze scoort in 2040 lager dan het gemiddelde, maar maakt een grotere verandering door. Voor de finan- ciële houdbaarheid is vooral de verandering van belang. Nederland kent tot 2040 een grotere verandering dan Portugal, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, maar een lagere verandering dan Spanje en Duitsland.

Oude ouderen

De meeste kosten worden gemaakt in de laatste twee jaren van iemands leven. De verhouding van het aantal ‘oude ouderen’ (80+) ten opzichte van de 65-plussers is daarom ook van belang om iets te zeggen over de houdbaarheid.

Tabel 4.2 Aandeel 80+onder de 65+-ers

Verandering in % 1960 2000 2040 1960 - 2000 2000-2040 Spanje 14,5 16,5 28,3 2 11,8 Portugal 14,4 20,6 25,8 6,2 5,2 Duitsland 22,3 29,9 7,6 Nederland 15,2 23,5 30 8,3 6,5 Verenigd Koninkrijk 16,4 25,4 29,1 9 3,7 Zweden 15,9 29 31,5 13,1 2,5 Gemiddelde 15,3 22,9 29,1 7,7 6,2 OECD gemiddelde 14,4 21,7 30,1 7,3 8,4 Bron: OECD, 2005.

Ook in de bovenstaande tabel scoorde Nederland gemiddeld. Als we alleen naar de verandering tussen 2000 en 2040 kijken dan kan Spanje de grootste problemen verwachten. Het plaatje ziet er ongeveer hetzelf- de uit als de tabel hierboven. Portugal, het Verenigd Koninkrijk en Zweden scoren relatief beter dan Nederland en Spanje en Duitsland relatief slechter. Ten slotte moet worden opgemerkt dat alle landen onder het OECD- gemiddelde scoren.

Koppeling met uitgaven

Bovenstaande gegevens moeten aan het uitgavenniveau worden gekoppeld om iets over de financiële houdbaarheid te kunnen zeggen. Daarnaast zijn nog andere factoren van belang zoals technologie, et cetera. Een vaak aangehaalde internationale vergelijking over dit onderwerp is die van het Economic Policy Committee uit 2001. In dit rapport is de volgende projectie van de uitgaven in de onderzochte landen gepresenteerd.

Tabel 4.3 Totale publieke uitgaven aan long-term care

Uitgaven LTC als Toename van de uitgaven LTC in % % BBP in 2000 BBP tussen 2000 en 2050 per capita

Duitland - - Spanje - - Nederland 2,5 + 2,2 Portugal - - Zweden 2,8 + 2,0 Verenigd Koninkrijk 1,7 + 0,8 Bron: EPC, 2001.

Merk op dat de definitie van long-term care in dit rapport afwijkt van de definitie van de OECD (2005). Zo vermeldt de OECD in haar rapport voor het jaar 2000 een publiek uitgavenniveau van 1,3%, terwijl de EPC voor datzelfde jaar voor Nederland op 2,5% komt. Dit heeft ook consequenties voor de projectie omdat Nederland bij een hoger startniveau hoger zal eindigen. Daarbij gaat het bij de onderstaande EPC-cijfers alleen om publieke uitgaven. Deze zijn in Nederland relatief hoger dan in bijvoorbeeld Spanje en Portugal. In 2003 hebben Comas-Herrera et al. voor Duitland, Spanje, Italië en het Verenigd Koninkrijk ook een projectie van totale uitgaven voor langdurige zorg uitgevoerd. Met de totale uitgaven wordt de som van de publieke en de private uitgaven bedoeld. De resultaten zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.4 Stijging van de totale uitgaven aan langdurige zorg tussen 2000 en 2050

Totale uitgaven Totale uitgaven Totale uitgaven

als % BBP als % BBP in 2050

Duitsland 437 % 168 % 3,32

Spanje 509 % 149 % 1,62

Verenigd Koninkrijk 392 % 112 % 2,89

Bron: Comas-Herrera, 2003.

Van de onderzochte landen krijgt Spanje tot 2050 de grootste stijging te verwerken. Het wordt gevolgd door Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Als percentage van het BBP stijgen de uitgaven in Duitsland sneller, gevolgd door Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

4.2 Effectiviteit: in welke mate draagt het systeem

In document De AWBZ internationaal bekeken (pagina 168-171)