• No results found

4.1 Journalistieke kernwaarden Het eerste onderdeel van het resultatenhoofdstuk geeft een beeld van de opvattingen van

4.1.1 Public service

4.1.1.3 Hoor en wederhoor

Een klein deel van de journalisten sprak over de nuancering in hun werk. Dat komt erop neer dat volgens hen een journalistiek product veelal een invalshoek of stelling heeft en het verhaal niet van meerdere kanten is uitgelegd. Slechts een paar van de

38 ondervraagden maakte duidelijk dat bijvoorbeeld hoor en wederhoor van groot belang is om de feiten op een rij te krijgen.

Journalist: “Ik ben erg pro objectiviteit. Dat betekent dat ik twee partijen aan het woord laat komen, de voor- en de tegenstanders. Ik mis dat heel erg bij de Publieke Omroep. Ik word er nooit van beticht dat ik het niet zou zijn. Ik doe politieke cafés voor Libelle. En iedereen zegt altijd dat ik echt alle aandacht voor alle gasten heb. En dat ik echt geen partij kies. Daar let ik ook op. Zeker bij politieke debatten ben ik misschien wel strenger voor de mensen aan wiens kant ik sta dan dat ik ben voor de mensen bij wie ik denk dat ze heel foute dingen vinden.”

Journalist: “Dan bel ik ze op en zeg: ‘Als je wil reageren, doe maar.’ Daar hebben ze vaak niet zoveel zin in. Op zich heb je wel een punt. Dan loop ik naar binnen en dan draai je de camera. Dat is anders intimiderend voor die mensen. Maar ik zorg wel dat de informatie uit alle hoeken is komen aanvliegen.”

Opvallend aan deze citaten is niet alleen dat de ongenuanceerdheid in de media zowel bij ‘links’ als bij ‘rechts’ zou voorkomen, maar ook dat ‘rechtse’ media proberen de nuance te waarborgen. Tegelijkertijd blijkt het wel van belang voor journalisten dat nuance niet leidt tot richtingloze journalistieke producten. Toch zijn er ook journalisten die vanwege de prominente rol van de opinie in hun werk minder tot geen aandacht hebben voor de nuance.

Journalist: “Op het moment dat ik een opiniestuk schrijf voel ik mij er niet per se aan gebonden, aan hoor en wederhoor. Maar ik probeer mensen wel eerlijk te benaderen.”

Journalist: “X is natuurlijk ook columnist. Daar mag je je eigen mening geven. Zijn journalistieke stukken ken ik onvoldoende. Ik wil hem ook niet in een lijn met Y gooien. Maar Y doet niet meer aan hoor en wederhoor. Het zijn ook hele onkritische stukken.”

39 4.1.2.4 Objectiviteit met een agenda

Een grote groep van de journalisten geeft aan dat objectiviteit wel van toepassing is binnen het beroepsveld, maar dat er een zekere ideologische achtergrond mee gepaard gaat. Een extreem voorbeeld hiervan is dat journalisten zich dusdanig laten leiden door hun denkbeelden dat zij bij bepaalde onderwerpen anders te werk gaan. Er werd zelfs gezegd dat er over sommige onderwerpen niet eens geschreven werd indien de

onderwerpen te gevoelig lagen en te veel in lijn waren met de ideologie van journalist.

Journalist: “Met nepnieuws en andere zeer suggestieve dingen is dat

wantrouwen tegen objectiviteit erg gevoed de laatste tijd. Daar is een liberale website wel een goede keus, omdat je dichterbij de waarheid komt dan als je zeer ideologisch links of rechts bent. (…) Het is natuurlijk dat je een zekere interpretatie van de feiten maakt.”

Deze uitspraak geeft ook aan dat een ‘rechtse’ politieke inslag – zoals die van de VVD – binnen de journalistiek gehanteerd wordt. Daarnaast suggereert deze respondent dat een ‘rechtse’ ideologie objectiviteit nastreeft.

Een treffend voorbeeld van een dergelijke ‘objectiviteitsnorm’ wordt aangehaald door de journalist die hierna wordt geciteerd. Deze respondent legt uit dat een onderwerp wel degelijk vanuit een bepaald perspectief uitgelegd kan worden zonder daarmee de

waarheid te verdraaien.

Journalist: “Een goed voorbeeld is X. Hij houdt zich wel aan een bepaalde ethiek, namelijk dat hij zich wel aan de feiten houdt. Hij is wel alleen maar kritisch om zaken als moslimbroederschap en extreemlinks. Het is wel goed dat hij hier kritisch over is, maar over extreemrechts hoor je hem niet.”

Met andere woorden: journalisten zouden alsnog feitelijk te werk kunnen gaan, ook al beschrijven zij de wereld vanuit hun ideologische achtergrond. Hierbij zijn journalisten selectief in hun onderwerpskeuze en aanvliegroute. Een kanttekening die hierbij wordt

40 gemaakt is dat deze ‘eenzijdigheid’ niet dusdanig dwingend is dat de andere kant van de medaille vergeten wordt. Deze journalist kaart wel een gebrek aan op ‘rechts’, namelijk dat hij vaak de nuance mist bij zijn collega’s. Hij was in dit kader echter een

uitzondering.

Journalist: “Je hebt bijvoorbeeld iets als menselijke baat, bij de

vluchtelingencrisis. Het gaat er wel om dat je ook de menselijke kant ziet. Dat wordt wel vaak vergeten op rechts. Het zijn natuurlijk ook mensen die

hiernaartoe gaan. En ook al zullen het misschien geen echte vluchtelingen zijn, het is zeker geen pretje om in zo’n asielzoekerscentrum te zitten. Dat zijn altijd van die afwegingen. Je kan heel objectief een kant van de zaak belichten.”

Eenzijdige belichting van de wereld om ons heen is onder de journalisten een alledaags fenomeen, maar het gaat verder wanneer ideologie daadwerkelijk leidend is in de werkwijze. De meeste journalisten geven aan dat een vorm van partijdigheid zeker van toepassing is. De meest voorkomende oorzaak is de inrichting van het Nederlandse omroepbestel. Zo zijn de klassieke zuilen vandaag de dag nog altijd aanwezig.

Journalist: “Als je in dienst bent van een zender of omroep dan dien je ook wel dat geluid te ondersteunen. Je bent natuurlijk wel ongeloofwaardig als je er blijft werken terwijl je eigenlijk niet zo in elkaar steekt.”

Andere journalisten leggen uit dat er op dit vlak tussen zenders, omroepen en journalisten onderling veel verschillen zijn. Dit geldt zowel voor de mate waarin

partijdigheid doorwerkt – bijvoorbeeld bij politieke oriëntatie – als voor de mate waarin journalisten zich houden aan, dan wel zich herkennen in de rol die hen is opgelegd binnen het omroepbestel. Vervolgens lichten zij toe hoe journalisten dit verwerken in hun items.

Journalist: “Je kunt wel zeggen dat er ‘linkse’, ‘rechtse’ maar ook neutrale media zijn – al twijfel ik over het neutrale. En ja, ik werk dan bij PowNed. Dat staat bekend als een ‘rechtse’ omroep. Er zijn echt items waar ik mij natuurlijk kapot

41 voor schaam. Maar ik lees soms ook dingen op Joop waar ik de rillingen van krijg.”

Journalist: “Partijdigheid wordt anders. Dan kom je bij bijvoorbeeld De Wereld Draait Door, waar gewoon statistisch is bewezen dat er meer PvdA’ers door de jaren heen in de uitzending zitten dan anderen. Dat is pure partijdigheid. Van mij mag het, maar erken dat ook gewoon.”

Deze journalisten bevestigen dat de verzuiling in de Nederlandse media nog altijd aanwezig is. Waar de klassieke ‘linkse’ media nog steeds de zuil vertegenwoordigen, laten ook ‘rechtse’ media zich horen. Extremen in partijdigheid zijn hierbij bij enkelen van de ondervraagden van toepassing, namelijk de journalisten die niet onder stoelen of banken steken dat hun eigen mening leidend is in hun werk.

Journalist: “Wat ik dagelijks doe is mijn mening vormen. Dat is een beetje de opdracht, een mening vormen over gebeurtenissen in de wereld. En ze duiden naar ons publiek toe. Als je bij ons werkt is het zo dat je of ’s ochtends, of ’s middags en ’s avonds werkt. In die tijd word je dan geacht zeven artikelen te publiceren. In die tijd moet je zeven keer iets vinden of iets vinden wat voor de achterban – vermeende achterban, want dat weet je nooit helemaal precies natuurlijk – interessant is. Dan richten ze zich op bepaalde politieke partijen die ze extra interessant vinden, omdat ze die erg haten of omdat ze die erg fijn vinden. Dan komen met name partijen als Forum voor Democratie, PVV, VVD, PvdA en – momenteel heel erg – D66 naar voren. Als je over politiek schrijft, focus je je met name op die partijen. (…) Dit is opiniejournalistiek, dus je licht uit wat je belangrijk vindt om je punt te illustreren.”

Journalist: “Je hebt toch altijd een mening, toch altijd een bepaalde … Objectief, dat bestaat niet. Dat is echt een papieren werkelijkheid. Je hebt een mening over dingen. Je hebt al dingen meegemaakt. Je hebt al ervaringen met mensen. Als je al vijf keer iemand geïnterviewd hebt en je vond ‘m een lul, dan ga je de zesde keer er anders in dan de eerste keer.”

42 4.1.3 Autonomie

Het meest vruchtbare begrip voor de journalisten bleek onafhankelijkheid. Deze term werd uiteenlopend behandeld. Een groot deel van de journalisten gaf ondanks het vorenstaande aan dat onafhankelijkheid wellicht een van de belangrijkste aspecten is binnen de professie. Hierbij draait het vooral om de verbondenheid aan de belangen van een politieke partij of andere maatschappelijke organisaties, hetgeen vervolgens invloed zou hebben op hun manier van werken. Hierbij moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen journalisten die bij een redactie werken – en dus rekening moeten houden met de geldende redactierichtlijnen – en zij die in praktisch opzicht onafhankelijk zijn.

Journalist: “Onafhankelijk in de zin dat ik nergens belangen bij heb. Alleen werk je wel binnen de WNL-kaders. Als ik bedenk om twee hoogleraren in een pak in de uitzending te zetten, dan gaan we dat gewoon niet doen. Dat past niet bij WNL. Dus je moet altijd een WNL-bril opzetten. En bedenken of de gast, het onderwerp en de invalshoek passen in hetgeen waar deze omroep voor staat.”

Journalist: “Ik heb het over onafhankelijke journalistiek. En dat kan leiden tot inzichten die we opinie noemen. Kijk, er zijn ook mensen die zichzelf heel onafhankelijk vinden door de hele dag alleen maar persberichten over te tikken. Of ze streven naar een primeur en dat betekent dat je iets eerder hebt dan de rest. En als je dan de inhoud van de persberichten opschrijft, dan vind je jezelf

misschien heel objectief en wellicht zelfs onafhankelijk. Maar je moet je soms ook afvragen of je niet de loopjongen bent die het persbericht heeft opgesteld. Dat is helaas een heel groot deel van de journalistiek in Nederland.”

Onafhankelijke journalistiek is echter volgens een aantal van de respondenten heden ten dage schaars.

Journalist: “Ik ben er niet helemaal zeker van of dat aan die journalist ligt of dat het in de inrichting van de redactieorganisatie zit. Of misschien is het blad wel dik, maar dat het slechts met moeite gevuld kan worden. Er kunnen allerlei dingen een rol spelen, maar onafhankelijke journalistiek is een schaars goed. Tot

43 vijftig jaar geleden hadden we die vorm niet, dus het is een nog vrij jong

fenomeen. Alle kranten waren partijgebonden of onderdeel van de vakbond. Daarna wilden ze nog wel ‘links’ zijn, op een enkeling na. Dus onafhankelijke journalistiek en kritisch zijn ten opzichte van wat je wordt voorgekauwd is vrij schaars.”

Het volgende citaat is een van de meest treffende voorbeelden van de wijze waarop de meeste journalisten naar onafhankelijkheid kijken. Zo vindt het merendeel van de respondenten dat onafhankelijkheid veel belangrijker is dan objectiviteit. Deze

onafhankelijkheid wordt gezien als een vruchtbaar element in het medialandschap. Net als de menselijke subjectiviteit is journalistieke onafhankelijkheid belangrijk om zoveel mogelijk groepen mensen – die ieder een eigen en unieke kijk op de wereld hebben – te bedienen van informatie.

Journalist: “Ik zeg altijd dat niemand objectief is. Dat klinkt raar, maar ik geloof niet in objectiviteit. Ik geloof wel in onafhankelijkheid. Dat zijn wel twee verschillende dingen. Een journalist moet onafhankelijk zijn. Dus je kan niet gelieerd zijn aan een bepaalde politieke partij of je inlaten als je op de financiële redactie werkt met bepaalde bedrijven. Daar moet je ver van blijven. Alle media hebben hun eigen manier waarop ze het nieuws brengen. Dat is ook goed, hè. Pluriformiteit vind ik heel belangrijk. Je moet niet allemaal hetzelfde gaan doen. Maar waarom is dat ook zo? Iedereen kijkt op zijn of haar manier naar de

wereld. (…) Waarom? Omdat je rekening houdt met wat jouw lezerspubliek waarschijnlijk interessanter vindt om te lezen. Willen ze eerder het verhaal van mensen die zich gegriefd voelen lezen of van degene die ze beschuldigen? Dat zijn keuzes die je maakt. Maar het zijn uiteindelijk geen objectieve keuzes meer.”