• No results found

HOOFDSTUK VIER: TOEN MOSLIMS ONDERWERP VAN DISCUSSIE WERDEN (1998-2006)

In document Toen Marokkanen moslims werden (pagina 50-74)

Met de wisseling van millennium, werd er in West-Europa ook een nieuwe kijk op het integratiebeleid geboren. In veel landen werd het beleid veel meer gericht op assimilatie, en daarmee werd er dus van nieuw- en oudkomers inpassing in de samenleving gevraagd. Ook in Nederland kwam er aan het eind van de twintigste eeuw een discussie op gang over het integratiebeleid. Daarmee kwamen de bekende Nederlandse ideeën over multiculturaliteit en integratie hoog op de politieke agenda te staan.289

Hoogleraar migratiebeleid Peter Scholten betoogt dat deze veranderingen in beleid vooral gevoed werden door een aantal (inter)nationale ontwikkelingen, waarvan met name toenemende globalisatie een invloedrijke was.

Een groeiende Europese Unie en daarmee een toenemend vrij verkeer van personen leidden tot toenemende migratiestromen. West-Europese landen zochten naarstig naar allerlei manieren om met deze aanwas om te gaan.290 Een verandering in het immigratie- en integratiebeleid leek voor veel

overheden een middel om grip te krijgen op deze situatie. De groeiende migratiestromen hadden ook in Nederland een zichtbaar effect. Zo kwamen in 1886 zo’n 553.000 migranten Nederland binnen, en groeide dit aantal in 1995 naar 757.000.291 Daarnaast bleef ook het aantal minderheden die reeds in

Nederland verbleven gestaag groeien omdat gezinnen vaak veel kinderen kregen, en bovendien steeds meer familie uit hun thuisland naar Nederland haalden.292

Een van de vrouwen die rond 1994 naar Nederland kwam, was Malika Mhasani. Haar man werkte al een tijd in Nederland en haalde Malika over om met hun kinderen naar Nederland te komen. Ik ontmoet Malika in moskee Al-Kabir. Ze is ontzettend lief en wil me graag helpen. Ze heeft een dochter van mijn leeftijd. Ze spreekt echter slecht Nederlands, waardoor ik soms mijn tolk Amina nodig heb. Amina en Malika kennen elkaar gelukkig goed. Terwijl ze haar hand op mijn been legt, vertelt Malika over haar aankomst in Nederland. Door de verhalen van haar man had Malika zich al heel veel voorgesteld van Nederland. En haar eerste jaren hier voelden dan ook als een warm bad. Er was een moskee, haar huisarts wist van de Ramadan en ging zelfs op vakantie naar Marokko.293

Bovendien vond Malika het ontzettend fijn dat haar kinderen naar een Nederlandse school gingen en op ‘zaterdag, zondag [naar] Arabische [school]. [Ze gingen] niet alleen spelen.’294

Ook Zakaria Ibn Hossain, zoon van Fatima Ijounen, groeide op in een Nederland dat bekend was met immigranten. Ik ontmoet Zakaria via Fatima. Net als zijn moeder is hij ontzettend

289 Peter Scholten, Framing Immigrant Integration, 183. 290 Ibidem 184.

291 Jacques Braster en María del Mar del Pozo Andrés, ‘Educating immigrants in The Netherlands: migration

flows and educational policy in the twentieth century’, Paedagogica Historica 1 (2001), 87-106, aldaar 88.

292 Peter Scholten, Framing Immigrant Integration, 185.

293 Interview met Malika Mhasani, 23 april 2018, 20.40-20.44; 20.50-20.57. 294 Interview met Malika Mhasani, 23 april 2018, 21.23-21.30.

51 behulpzaam. Terwijl we samen koffie drinken, vertelt hij over zijn kindertijd die hij al spelend doorbracht op de straten van Amsterdam. Hij vertelt glimlachend hoe alle buurtkinderen met elkaar voetbalden.295 Net als de kinderen van Malika ging Zakaria naar een openbare basisschool waar hij

een heel diverse vriendengroep had: ‘Ik had Nederlandse vrienden, Marokkaanse, Griekse, Turkse. Weet ik veel. Het was heel multiculti.’296 In het weekend ging ook Zakaria naar Koranles, dat hij

Marokkaanse les noemde, omdat er vooral veel Marokkaanse kindjes naartoe gingen. Op Koranles leerde hij over de islam, totdat zijn ouders erachter kwamen dat leraren fysiek geweld gebruikten.297

Toen namen zijn ouders de lessen over ‘door middel van boekjes [...] Dan leer je gewoon het alfabet [...] Dan kun je de Koran samen lezen. Bidden deden we ook samen.’298

Malika en Zakaria bewogen zich door een Nederland dat was ingericht voor (voormalig) immigranten. Ook voor de Nederlandse overheid werd het aan het eind van de twintigste eeuw duidelijk: Nederland was een land van immigranten. De culturele diversiteit was ook letterlijk pregnanter geworden. Zo waren moskeeën en islamitische basisscholen inmiddels deel van het straatbeeld, en hoorden islamitische organisaties bij een gevestigde orde waar nieuwe immigranten zich aan op konden trekken.299 Tegelijkertijd kregen de grote steden tijdens de eeuwwisseling te

maken met een nieuwe uitdaging: wijken waar grote aantallen migranten samenkwamen, en waar werkloosheids- en criminaliteitscijfers hoog waren.300 De groeiende aantallen migranten en de

bijkomende spanningen leidde ook in Nederland tot een nieuwe discussie over het integratiebeleid. Deze discussie kreeg een enorme impuls toen - eerder genoemde - publicist Paul Scheffer op 29 januari 2000 in het NRC Handelsblad zijn essay ‘Het Multiculturele Drama’ plaatste. In dat essay betoogde Scheffer dat ‘werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit [zich ophopen] bij de etnische minderheden.’301 Volgens Scheffer waren deze problemen te wijten aan het multiculturele

integratiebeleid dat Nederland jarenlang voerde. Hij vergeleek het geloof in het slagen van integratie met de neutraliteitspolitiek die de Nederlandse overheid net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voor ogen had. Opnieuw ‘verloor een hele natie het zicht op de werkelijkheid.’302

Volgens Scheffer had de overheid te lang gedacht dat vreedzaam samenleven mogelijk was door migranten vooral veel eigen ruimte te bieden en compromissen met hen te sluiten.303

Interessant is dat Scheffer in zijn essay - net als Bolkestein tien jaar eerder - vooral de positie van islamitische migranten en de islam problematiseerde. Zo meende hij dat de islam een

295 Interview met Zakaria Ibn Hossain, 5 september 2018 (Amsterdam) 29.52-30.28. 296 Interview met Zakaria Ibn Hossain, 5 september 2018 (Amsterdam) 26.39-26.47. 297 Interview met Zakaria Ibn Hossain, 5 september 2018 (Amsterdam) 16.02-17.38. 298 Interview met Zakaria Ibn Hossain, 5 september 2018 (Amsterdam) 17.42-17.53.

299 Jacobus Waardenburg, Institutionele vormgevingen van de islam in Nederland gezien in Europees perspectief (Den Haag 2001) 38.

300 Herman Blom en Siep van der Werf, Migranten in de Nederlandse samenleving, 110. 301 Paul Scheffer, ‘Het Multiculturele Drama’, geraadpleegd op 17 juni 2019.

302 Ibidem.

52 conservatieve tak kent die geen liberale, Nederlandse normen en waarden kende. Scheffer betoogde een religieuze verdeeldheid te zien waardoor ‘men [nu] goeddeels langs elkaar heen [leeft] [...] [en] culturele verschillen die niet vatbaar zijn voor plooien, schikken en afkopen.’304 Scheffer claimde

derhalve dat een dialogisch integratiebeleid niet afdoende was, en dat er meer moest worden ingezet op de assimilatie van migranten. Hij was stellig en vond bijvoorbeeld dat migranten te weinig werd bijgebracht over de Nederlandse taal, tradities en cultuur.305 Volgens de publicist zou er een

integratiebeleid moeten worden ontwikkeld dat zich richtte op het bestrijden van achterstanden en op de aanpassing van migranten in de samenleving.306

Uit de verhalen van Malika blijkt dat aanpassen aan Nederland wel degelijk belangrijk voor haar was. Het leren van de taal was lastig voor haar: Malika is altijd analfabeet geweest.307 Toch

weerhield dat haar er niet van om Nederlandse tradities te onderzoeken. Ze neemt me mee naar de tijd dat ze samen met haar gezin met hun Nederlandse buren kerst vierde. Amina vertaalt: ‘Met de kerst [kocht] hij een speciale taart, een halal taart zonder wijn en dat [gaf] hij aan hen als cadeautje. Ze hadden echt een dikke band met hem.’308 Interessant is dat Malika de noodzaak van een goede relatie

met Nederland vooral motiveert vanuit haar religie. In het Arabisch vertelt ze hoe ‘de Profeet zei dat zelfs je buurman of buurvrouw je kan erven. Die relatie is dus heel belangrijk. Je moet geen slechte dingen maken met je buren.’309 Haar ideeën over de islam werkten daarmee als een stimulans in het

willen leren kennen van Nederland.

Ook voor Fatima Ijounen was er altijd een duidelijke connectie tussen haar geloofsbeleving en de manier waarop ze met haar omgeving omging. Die connectie contrasteerde sterk met de ideeën van Scheffer. Waar Scheffer betoogde dat conservatieve religieuze ideeën inherent waren aan afzondering, vertelt Fatima me dat ze zich altijd deel van Nederland heeft gevoel, ondanks haar conservatieve ideeën. Ze vertelt grijnzend hoe ze rond 2000 veel waarde hechtte aan haar religie. Ze praktiseerde veel en droeg alleen maar hele lange, bedekkende kleding.310 Dat betekende echter niet

dat ze zich afsloot van de Nederlandse samenleving. Zo had ze bijbanen bij de Wibra en een Nederlandse bakker, en voelde ze zich juist enorm verbonden met het idee van een Nederlandse gemeenschap.311 Voor Fatima was dit niet meer dan logisch. Haar geloof betekende niet dat ze zich

terugtrok in een islamitische niche of langs autochtone Nederlanders heen leefde.

304 Paul Scheffer, ‘Het Multiculturele Drama’, geraadpleegd op 17 juni 2019.

305 Godfried Engbersen, ‘Spheres of Integration. Towards a differentiated and reflexive ethnic minority policy’,

in: Bernard Peters eds., Identity and Integration. Migrants in Western Europe (Aldershot 2003) 59-76, aldaar 59.

306 Han Entzinger, ‘The rise and fall of multiculturalism. The case of The Netherlands’, 79. 307 Interview met Malika Mhasani, 23 april 2018 (Amsterdam) 14.37-13.59.

308 Interview met Malika Mhasani, 23 april 2018 (Amsterdam) 17.13-17.22. 309 Interview met Malika Mhasani, 23 april 2018 (Amsterdam) 22.48-22.03. 310 Interview met Fatima Ijounen, 8 juni 2018 (Amsterdam) 23.04-32.42.

53 Integendeel, haar ideeën over de islam stimuleerden haar zelfs tot het onderhouden en het investeren in een goede relatie met Nederland. Als Fatima me meeneemt in het belang van de islam in haar leven, vertelt ze me hoe de islam een bredere invloed heeft op alles om haar heen. ‘Voor mij is godsdienst ook: hoe ben je met je medemens, wat doe je met je leven? [...] Het is niet alleen het bidden en het vasten’, zo deelt ze met me.312 Voor Fatima was het altijd duidelijk: ze was

Marokkaanse, Nederlandse en ook de islam was er altijd.313 Het verhaal van Fatima maakt inzichtelijk

hoe religie en integratie hand in hand kunnen gaan. De man van Fatima noemde haar zelfs vaak Jacqueline: ‘Ik [kan] ook heel Hollands zijn [...] In mijn gedragingen. Ik zeg maar wat: dat ik gewoon heel netjes de tafel dek en mes en vork neerleg. En ook qua tijd. Ik ben heel erg structureel qua tijd.’314

Dat het navolgen van de islam wel degelijk gepaard kon gaan met het accepteren van Nederlandse normen, waarden en tradities, leek in het publieke debat niet veel gehoor te krijgen. Het essay van Scheffer maakt een grote discussie los over de multiculturele samenleving en de plek van de islam in Nederland. Opvallend aan het debat deze keer was het feit dat het geen politicus was die zich uitsprak, maar een publiek figuur. De discussie kreeg vervolgens maanden later nog een extra impuls, toen op 11 september 2001, de aanslagen op de Twin Towers plaatsvonden. De wereld keek geschokt toe toen moslimfundamentalisten met vliegtuigen de torens doorboorden en vele mensen het leven lieten. In veel landen, waaronder Nederland, luidden deze aanslagen een periode van wantrouwen jegens moslims in.315 Volgens Thijl Sunier betekende deze aanslagen zelfs dat het idee

van de moslim als de kwade Ander - dat zich sinds Bolkestein sluimerend in de samenleving bevond - nu echt dominant werd.316 Moslims hoorden niet thuis in Nederland, zo leek de gedachte.

Fatima weet zich de gevolgen van 9/11 nog levendig te herinneren. Ze kreeg twee zonen, die net na de aanslagen op de Twin Towers op school zaten. Ze schetst: ‘Ik heb twee jongens met een Marokkaans uiterlijk en Marokkaanse namen. Ze zijn heel rustige types maar als ik soms hoor wat ze meemaken...’317 Nog verdrietig denkt ze aan hoe haar jongste zoon na 2001 huilend thuiskwam van

school: ‘Hij zat op een school met weinig Marokkaanse kinderen dus hij kon zich niet identificeren met de anderen. Dan zeiden die andere kinderen van: ja, jij bent moslim hè? En dan kwam hij thuis met tranen van: waarom zijn wij moslim? [...] Op een gegeven moment heb ik hem echt bij een psycholoog langs gebracht.’318 Fatima meent dat de maatschappij sinds 2001 andere verwachtingen

312 Interview met Fatima Ijounen, 8 juni 2018 (Amsterdam) 19.47-20.45. 313 Interview met Fatima Ijounen, 8 juni 2018 (Amsterdam) 44.29-44.52. 314 Interview met Fatima Ijounen, 8 juni 2018 (Amsterdam) 43.11-44.05.

315 Baukje Prins, ‘The nerve to break taboos. New realisme in the Dutch discourse on multiculturalism’, 364. 316 Thijl Sunier, ‘Interests, identities and the public sphere’, 14.

317 Interview met Fatima Ijounen, 8 juni 2018 (Amsterdam) 22.10-23.02.

54 van haar kinderen heeft. Zo kwam Zakaria eens uit school met het bericht een leraar tegen hem had gezegd: ‘Ah joh, maak je niet druk. Dat begrijp jij toch niet.’319

Terwijl Fatima zich zorgen maakte over de manier waarop haar kinderen af en toe werden benaderd, groeide er in Nederland een angst voor groep die zich niet wilde aanpassen. Multiculturalisme werd bijna een scheldwoord in het integratiedebat.320 Een van de eerste partijen die

reageerde op de gepolitiseerde maatschappelijk discussie was de WRR. In 2001 publiceerde de WRR het rapport ‘Nederland als immigratiesamenleving’ waarin de Raad concludeerde dat Nederland inmiddels - statistisch gezien - verworden was tot immigratieland, en daarmee ook multicultureel.321

De WRR erkende dat migratie weliswaar geen nieuw fenomeen was, maar dat er door globalisering en internationalisering nieuwe vormen van migratie waren ontstaan waarmee Nederland nieuwe omgangsvormen moest zoeken.322 Boeiend aan het WRR rapport is dat de Raad pogingen leek te doen

het hevige maatschappelijke debat te verzachten.

Zo werd er wel gesproken van allochtonen, maar meende de Raad dat integratieproblematiek niet af te schuiven was op de welwillendheid van allochtonen om te integreren. Het beleid dat Nederland voerde was hier voornamelijk debat aan. De Raad stelde dat dit beleid er ‘achteraf gezien wellicht aan [heeft] bijgedragen dat er een culturele afstand tussen migranten en de Nederlandse samenleving in stand werd gehouden.’323 Die culturele afstand had ertoe geleid dat er een heel

specifiek beeld van immigratie was ontstaan in het publieke debat, namelijk een beeld van ‘taal- en achterstandsproblemen, een lage opleiding en een vergrote kans dat nieuwkomers niet in hun eigen onderhouden kunnen voorzien.’324 Volgens de Raad werden de problemen die eigenlijk inherent

waren aan het integratiebeleid daarmee - ten onrechte - vereenzelvigd met immigratie en immigranten.325

In het leven van Zakaria speelden de problemen die de WRR beschreef een grote rol. Hij was zich al heel snel bewust dat hij twee keer zo hard moest werken in de Nederlandse samenleving. Zo deelt hij meerdere keren dat hij bewust nette kleding aantrok, zijn Marokkaanse tongval probeerde te verbergen en extra beleefd deed.326 Enigszins glimlachend zegt hij: ‘Ik haat joggingbroeken [...]

Gewoon puur [omdat het een beeld geeft] van ‘kijk mij ik ben een Marokkaan’. Het klinkt kort door de bocht, maar het is wel zo [...] Ik was liever diegene die gewoon...ik was wel een Marokkaan, maar

319 Interview met Fatima Ijounen, 8 juni 2018 (Amsterdam) 24.34-24.49.

320 Kees Schuyt, Over het recht om ‘wij’ te zeggen. Groepstegenstellingen en de democratische gemeenschap

(Amsterdam 2009) 90.

321 Peter Scholten, Framing Immigrant Integration, 188.

322 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Nederland als Immigratiesamenleving (Den Haag 2001)

39.

323 Ibidem 47. 324 Ibidem 37. 325 Ibidem.

55 ik liep er netjes bij.’327 Zijn laconieke houding raakt me. Ik vraag hem of hij daar nooit van wakker

heeft gelegen. Hij geeft me een eerlijk antwoord: ‘Het was niet heel chill nee. Maar het was wel een wake up call voor mij. Stel je voor: ik ga zo door met mijn kleding en het niet opletten wat anderen van je vinden [...] Dan eindig ik heel anders.’328 Ik kan me niet voorstellen wat het betekent als je

afkomst zo’n grote rol speelt in je leven, maar voor hem lijkt het de normaalste zaak van de wereld. Voor de Nederlandse overheid leek het onmogelijk niet te reageren op de ontwikkelingen in de samenleving. Rond 2001 bracht de overheid de nota ‘Integratie in het perspectief van Immigratie’ uit, waarin ze reflecteerde op haar eigen beleid en reageerde op het WRR rapport. Al in de inleiding van de nota beschreef de overheid hoe ze kort na het aantreden van Kabinet Paars II flinke vooruitgang beoogde te behalen op het gebied van integratie. In 1999 was het plan ‘Kansen krijgen, Kansen pakken’ reeds gepresenteerd waarin vele concrete plannen werden genoemd om integratie te doen slagen.329 Toch gaf de overheid toe dat dit beleid aan aanpassing toe was, zeker in het licht van

het maatschappelijk debat. Zo werd er in de nota vermeld dat: ‘het debat over immigratie en integratie wat meer confronterend van toon is geworden [en dat] het maatschappelijk klimaat, de effecten van de aanslagen, de gebleken achterstanden in de kennis van het Nederlands en wellicht ook een te groot aandeel van leden van etnische groepen in de criminaliteitscijfers daar debet aan [zijn].’330

In het nieuwe beleid dat de nota verkondigde, werd integratie gedefinieerd als een ‘interactief proces tussen individu en samenleving met wederzijdse rechten en plichten.’331 Concreet betekende

dat dat er vooral op gemeentelijk niveau strengere maatregelen werden getroffen om minderheden te laten integreren. Een belangrijke verandering ten opzichte van de eerdere nota ‘Kansen krijgen, Kansen pakken’ was vooral dat er allerlei verplichtingen inzake het leren van Nederlandse normen en waarden werden vastgelegd. Zo werd er in deze nota gesproken van een inburgeringsprogramma waarin verplichtingen op het gebied van taal en onderwijs moesten worden vastgelegd, en moest er eveneens ‘ruime aandacht [worden] gegeven aan voorlichting omtrent de basiswaarden van de Nederlandse samenleving en democratische rechtsstaat.’332

Gedurende het ontwikkelen van dit beleid werd Ouassim Afellah geboren in Amsterdam- Oost. Ouassim leer ik kennen via mijn tante, die samenwerkt met zijn moeder. Ik spreek Ouassim bij hem thuis op een bloedhete dag. Hij ontroert me vaak, met zijn wijze uitspraken terwijl hij nog zo jong is. Ouassim herinnert zich goed hoe zijn vader druk bezig was met het inburgeren in Nederland. Zijn vader volgde verplichte taallessen: ‘Hij had een pakket gekocht en ging ook op cursus. Toen

327 Ibidem.

328 Interview met Zakaria Ibn Hossain, 5 september 2018 (Amsterdam) 35.09-35.41.

329 Nota Integratie in het Perspectief van Immigratie, Parlementair Document Tweede Kamer 2001-2002,

kamerstuknummer 28 198, ondernummer 2, 3.

330 Ibidem 4. 331 Ibidem 56. 332 Ibidem 54.

56 moest ik hem ook af en toe helpen met Nederlandse lessen.’333 Wat mij zo intrigeert aan Ouassim, is

hoe hij meermaals met me deelt hoe belangrijk Marokko voor hem is. En dat terwijl zijn ouders hem niet veel vertelden over Marokko, en vooral bezig leken te zijn met hun leven in Nederland en alleen Marokkaans tegen hem spraken als het in het Nederlands niet lukte.334 Ouassim groeide op zonder dat

zijn omgeving hem daadwerkelijk stimuleerde zich te verdiepen in zijn achtergrond. Desondanks speelde zijn afkomst altijd een rol.

Zo vertelt Ouassim me vrij snel in ons gesprek dat hij zich schaamt voor het feit dat hij geen Marokkaans spreekt. Hij ‘zou dat zeker willen [...] Ik kan het wel een heel klein beetje maar ik schaam me ervoor dat ik soms de verkeerde dingen zeg [...] Een keer sprak ik Marokkaans tegen een man en zei ik in plaats van dat hij gek was, dat hij een hond was. Maar dat wist ik niet.’335 Ook voor

Zakaria speelde zijn afkomst altijd een rol, al is het dan op een andere wijze dan bij Ouassim. Zakaria is ‘in Nederland een Marokkaan’336 en praat ook vaak over ‘wij Marokkanen’. Toch merk ik aan hem

dat hij eerder afstand neemt van zijn afkomst dan het echt omarmt. Zijn roots zijn er wel, maar liever identificeert hij zich met Nederland. Zo blijkt als hij met een ietwat verontschuldigende blik zegt: ‘Wij Marokkanen zijn heel omslachtig. Wij draaien om alles heen om iets te vertellen wat we

In document Toen Marokkanen moslims werden (pagina 50-74)