• No results found

Hoofdstuk vier. Katholieke vormen van herinnering en nostalgie

Nostalgisch herinneren

4.1) Inleiding

In dit hoofdstuk komt de relatie tussen de Nederlandse en Brabantse katholieke herinneringscultuur en nostalgie aan bod. Ik wil uitzoeken hoe en waarom er nostalgisch herinnerd wordt, of juist niet. Draagt de katholieke herinnering bij aan een nostalgisch ‘Brabantgevoel’

(Bijsterveld)? In hoeverre is deze herinnering een wezenlijk

onderdeel van dit gevoel? Belangrijke verwante vragen zijn: wat zijn de specifiek nostalgische elementen van deze herinneringscultuur? En: in hoeverre is er sprake van ambivalentie in het

herinneringsproces?

Ik ga vooral in op een aantal katholieke herinneringsboeken van na 1960, waarin in woord en beeld wordt teruggeblikt. Ik bespreek deze boeken door vijf thema´s te behandelen, namelijk: gesignaleerde connotaties; de wisselwerking tussen woord en beeld; de selectie van onderwerpen; de mate van idealisering; en het tijdsbeeld waarin de bewuste publicatie past. Zo hoop ik inzicht te verkrijgen in de katholieke wijze van herinneren en in de mate waarin die als nostalgisch te typeren is.

Hiernaast behandel ik onder meer de katholieke museale cultuur en katholieke memoires, waarbij ik speciaal inga op het boek

Brabantse herinneringen van de katholieke intellectueel en voorman

Welk herinneringseffect hebben dergelijke zoete prenten op mensen die het Rijke Roomse Leven zelf niet meegemaakt hebben?Collectie Museum de Vier Quartieren, Oirschot.

Ik ga bij dit alles in op de kwestie of de herinnering aan het

katholieke verleden in de loop van de tijd is geëvolueerd en wat de beoogde doelgroep van de besproken ‘producten’ is.

Met de vijf genoemde thema’s wil ik in ieder geval een instrumentarium bieden, een conceptuele (of misschien eerder: perceptuele) bril waardoor naar het materiaal gekeken kan worden.

4.2) Noord-Brabant en het katholicisme

Brabant, katholicisme en nostalgie leken vroeger welhaast een drie-eenheid te vormen, zoals onder meer blijkt uit Jan van Oudheusdens proefschrift over Brabantia Nostra, waarover meer in een apart

hoofdstuk. De conservatieve geestelijke P.C. de Brouwer speelde een rol in de katholieke, Brabantse emancipatie die deze organisatie moest bewerkstelligen. Een belangrijk symbolisch moment was het op initiatief van Brabantia Nostra plaatsen van een kapel aan de Moerdijkbrug die letterlijk de grens met het ‘ketterse’ Noorden moest

markeren. Dit geschiedde in 1939, enige jaren na opening van de brug.

De historicus Peter Nissen stelt dat in de loop van de twintigste eeuw de koppeling tussen regionale identiteit in Noord-Brabant en Limburg met katholicisme minder vanzelfsprekend werd: ´De droom van het katholieke Limburg en het katholieke Noord-Brabant is verbroken. De ontsluiting van beide provincies betekende ook een doorbreking van hun confessionele geslotenheid en een diffusie van hun culturele eigenheid.´334 De Brabander en de Limburger werden sinds de tweede helft vorige eeuw minder kerkelijk. De ideologisch gekleurde wereld van het Rijke Roomse Leven bestaat voor hedendaagse Brabanders al vele decennia niet meer. Deze is alleen nog enigszins oproepbaar als men de eigen herinneringssporen naspeurt of die van de (groot)ouders.

Zullen van het Rijke Roomse Leven op den duur alleen dit soort fysieke herinneringssporen resteren? Collectie Museum Vier Quartieren Oirschot.

De katholieke hoogtijdagen (vaak dus het Rijke Roomse Leven genoemd) in Noord-Brabant (en ook in Limburg) vielen in de periode van ruwweg 1920 tot 1960, alhoewel over de begin- en

einddatum geen overeenstemming bestaat335 en aan die periode misschien ook de katholieke emancipatie kan worden toegevoegd, die startte in de tweede helft van de negentiende eeuw. Vanaf die tijd verschenen vele kerkgebouwen in stijlen die het verleden connoteren. Het zijn massieve herinneringssporen die ook nu nog in stads- en dorpszichten in (vooral) het Zuiden naar het verleden verwijzen, een verleden waarin zelf naar het nog verder terug gelegen verleden werd verwezen.

De historicus Walther van Halen omschrijft het type van de devote katholiek in (Oostelijk) Noord-Brabant als een verschijnsel dat bestond in de periode 1890-1960.336 Dit tijdvak werd voorafgegaan door een ´impulsieve beginperiode´ tot 1850 met wisselend succes, waarna een tijdperk van beredeneerde vernieuwing volgde door onder meer het bieden van volksmissies. Aan het einde van de negentiende eeuw volgde een periode van verbreding, met onder meer een sterke uitbreiding van het aantal congregaties. Daarna volgde volgens Van Halen na 1910 een periode van ´devotionele rijkdom´, waarin het hele katholieke volksdeel volledig doordesemd was van het geloof.337 Toen was er sprake van het Rijke Roomse Leven, een term die tegenwoordig zowel ophemelend als pejoratief wordt gebruikt. Het was een periode waarin de hele Brabantse samenleving katholicisme ademde. Het was een omgang met alle aspecten van het leven en een invulling van alle waarden met een katholieke bril op.

De term het Rijke Roomse Leven werd, zo meent publicist Michel van der Plas, mogelijk voor het eerst gebezigd door

Maasbode-journalist Hyacinth Hermans (1876-1962)

en was ook de benaming van een fotorubriek in de Katholieke

Illustratie in de periode 1926-1932. De term behield ook in latere

jaren bekendheid onder meer (of: met name) door een publicatie van Van der Plas uit 1963, waarover later meer.338 Het Rijke Roomse

335 Bijsterveld noemt 1917 als beginpunt, vanwege de financiële gelijkstelling van het katholieke onderwijs en de invoering van algemeen mannenkiesrecht dat onder meer de RKSP tot een machtige partij maakte, Bijsterveld, ´Tussen gehoorzaamheid en verzet'', 97. In hetzelfde artikel noemt Bijsterveld 1954 als mogelijk eindjaar.

336 Van Halen, ´De devotionalisering van de katholieke gelovigen', 187. 337 Van Halen, ´De devotionalisering van katholieke gelovigen´, 201. 338 Van der Plas, Uit het rijke Roomsche leven.

Leven is naar mijn mening een voorbeeld van culturele herinnering339 zoals Jan Assmann bedoelt: er is sprake van een mythische

oergeschiedenis (de vertellingen over Christus en ook het Oude testament), ceremoniële en feestelijke communicatie (kerkelijke rituelen en vieringen), op woord en beeld gebaseerde tradities (Bijbel, glas-in-lood ramen, heiligenbeelden) en gespecialiseerde mensen die de tradities in goede banen leiden (geestelijken). In het Rijke Roomse Leven blikte men terug: zo was er ruimte voor middeleeuws ogende neogotiek en neoromaanse bouwvormen, voor Kerklatijn, voor massaproductie van beeldjes uit de heiligentraditie, ruimte ook voor de kerkelijke feesten die verwijzen naar het leven van Christus.

In de volgende bladzijden ga ik in op de herinneringen aan het katholieke verleden na de hoogtijdagen, vanaf 1960, toen de Verzuiling (de opdeling van de Nederlandse maatschappij in

katholieke, protestantse, socialistische en liberale zuilen, waarbij zij die er deel vanuit maakten weinig onderling contact hadden, maar waarin de topfiguren wel overlegden) voorbij was. Vragen die me bezig houden zijn: in hoeverre is hier sprake van communicatieve herinnering (Jan en Aleida Assmann), of is de Roomse

herinneringscultuur een mengvorm van culturele en communicatieve herinnering? In hoeverre blikte men terug op het terugblikken dat al een centraal element van het Rijke Roomse Leven lijkt te zijn geweest?

4.3) Terugblikboeken met foto´s en tekst

Vanaf het begin van de jaren zestig werd er door schrijvers en journalisten in woord en beeld teruggeblikt op het katholieke verleden. De Verzuiling was voorbij en men ervoer nieuwe vrijheid en zelfstandigheid. Juist door de afgeslotenheid van de voorgaande periode kwam er behoefte aan terugblikboeken die de herinnering vastlegden. Hieronder bespreek ik vijf publicaties die licht werpen op de al dan niet nostalgische omgang van (voormalige) katholieken met de herinnering. Deze vijf boeken zijn te plaatsen op een schaal van negatieve tot positieve impact, van afrekening tot ophemeling. Elk van deze publicaties zegt op een eigen manier iets over

(anti)nostalgie. Om de ontwikkeling in de tijd te bestuderen heb ik boeken uit verschillende decennia geselecteerd.

Sommige geïllustreerde voorbeelden hebben inhoudelijk wel het een en ander te bieden, bijvoorbeeld de eerste belangwekkende van deze publicaties Uit het Rijke Roomsche leven van publicist Michel van der Plas (1963) of het nog meer inhoudelijke De kerk gaat

uit. Familiealbum van een halve eeuw katholiek leven in Nederland

van dezelfde Michel van der Plas en de katholieke historicus Jan Roes uit 1973. Ook Memoriale uit 1996 van Roes en Herman Pijfers biedt naast beeldmateriaal duiding. Minder diepgravend zijn enkele

recentere boeken, de serie Het rijke Roomse leven van journalist Ad Rooms uit 2002-2006 en Herinneringen aan het Rijke Roomse Leven van publicisten Jack Botermans en Wim van Grinsven uit 2007. Deze laatste twee publicaties kunnen mogelijk worden gezien als deel uitmakende van een nostalgiegolf in het nieuwe millennium. Met de keuze voor deze diverse boeken meen ik inzicht te krijgen in

verschillende wijzen waarop al dan niet nostalgisch wordt herinnerd. Het zijn op een breed publiek gerichte publicaties en ze zeggen daarom iets over de vorm die herinnering in de maatschappij aannam in de periode van verschijnen.

De genoemde boeken bespreek ik hieronder in volgorde van verschijning. Elk van deze publicaties weerspiegelt de tijd waarin ze zijn ontstaan. Naast een tijdsbeeld biedt het volgende, zoals reeds opgemerkt, een behandeling van de termen connotatie,

wisselwerking tussen woord en beeld, selectie en mate van

idealisering om zo inzicht te verkrijgen in het fenomeen nostalgie en zijn keerzijde.

4.4) Terugblikken in de jaren zestig

Het boek Uit het Rijke Roomsche Leven. Een documentaire over de

jaren 1925-1935 van Michel van der Plas (1927-2013, pseudoniem

van Bernardus Gerhardus Franciscus (Ben) Brinkel) stamt

oorspronkelijk uit 1963, een jaar na de opening van het Vaticaans Concilie, een tijd van hoop op verandering. Van der Plas, een literator en journalist, kan worden gezien als een progressieve katholiek die zich liet inspireren door dit concilie, een man die afscheid wilde nemen van, of sterker geformuleerd: wilde afrekenen met de volgens hem bedompte periode van het Rijke Roomse Leven.

Het boek was het eerste van een hele reeks van katholieke terugblikboeken en heeft school gemaakt. De publicatie beleefde ettelijke herdrukken. Dergelijke boeken kijken terug naar een als afgesloten beschouwde periode. Ze zijn deels kritisch en afrekenend, maar soms komt er ook nog iets van de gloed van het vroegere, misschien onverwacht, tussendoor. Men wil het herinneren

incorpereren in het nieuwe tijdperk, waarin men zichzelf als moderner en ruimdenkender ziet.

Het boek telt 335 bladzijden en is voorzien van zwartwit illustraties. Van der Plas selecteerde uit de periode 1925-1935 vele teksten die de sfeer van dit decennium overbrengen. Hij voorzag het boek van een inleiding en neerlandicus Kees Fens (1929-2008), een gevierd en progressief katholiek schrijver, columnist en

wetenschapper op het terrein van literatuur in latere jaren, zorgde voor een nawoord.

4.4.1) Connotaties

Bij het begrip nostalgie speelt vervorming een rol. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de selectie van afbeeldingen voor nostalgiserende fotoboeken en de hercontextualisering ervan in dergelijke boeken (of albums). Er wordt een bepaalde sfeer geschapen. Vervormende intenties hebben onder meer te maken met connotatie, een term die bijvoorbeeld wordt gebruikt door de Franse semioticus Roland Barthes. Connotatie is iets als de gevoelswaarde of de associatie die een uiting oproept, een gegeven dat niet kwantitatief te ‘meten’ is, maar kwalitatief te benaderen. Het fenomeen wordt onderscheiden van het begrip denotatie, dat staat voor de gepercipieerde ´letterlijke´ inhoud. Mediawetenschapper John Fiske stelt over foto´s en

denotatie: ´denotation is what is photographed, connotation is how it is photographed.’340 Maar er kan ook gesteld worden dat puur

objectieve denotatie niet echt mogelijk is en dat er altijd sprake is van een vorm van ideologie in een afbeelding, bijvoorbeeld wanneer een burgerlijke ideologie als natuurlijk wordt voorgesteld.341 Barthes heeft het in relatie hiermee over mythen, die hij ziet als de dominante

340 Chandler, ´Denotation, connotation and myth´. 341 Chandler, ´Denotation, connotation and myth´.

ideologieën in een bepaald tijdvak.342 Bij het analyseren van

afbeeldingen, het verhaal achter objecten, maar ook van zintuiglijke prikkels, gebouwde omgeving, folkloristische manifestaties, speelt de gevoelswaarde ervan een grote rol. Bij afbeeldingen kan men

bijvoorbeeld letten op het camerastandpunt en compositie of layout. Bij teksten kan onder meer worden gekeken naar representatie (het gecommuniceerde verhaal van de uiting). Ook kan men kijken naar bepaalde termen waarmee een bepaalde visie wordt overgedragen.343 Connotaties kunnen metoniemen of synecdoches zijn: bij de eerste symboliseert iets iets anders: een afbeelding van een bos rozen staat voor romantiek, bij de tweede staat een deel voor geheel of het geheel voor een deel: zo symboliseert of connoteert het Vrijheidsbeeld New York.344

De spelling van ´Roomsche´ met sch in de titel connoteert ouderwetsheid en gedateerdheid. In zijn inleiding bezigt Van der Plas termen als ´zelfvertrouwen´345 ´hoogbloei,´346 ´hiërarchisch gezag,´347 ´zelfverheerlijking,´348 ´zelfgenoegzaamheid´349, ´krampachtige zelfbevestiging.´350 Deze woorden connoteren een gedateerde gerichtheid op het glorieuze zelf. Men beperkte zich vooral tot het leven in de eigen zuil. Van der Plas spreekt dan ook van het ´veilige onderonsje van het ´Rijke Roomsche leven.´351 Hiernaast schrijft hij over de ´gewijde ontbijt- en koffie-gezelligheid van na de Zondagse Hoogmis.´352 In de roomse samenleving werd geborgenheid geboden, wat zowel gloedvol positief als bekrompen negatief kan worden uitgelegd. De samensteller is in dezelfde inleiding tamelijk negatief over wat hij bijeengebracht heeft in zijn ´documentaire´, het gaat hem vooral om antinostalgie, waarbij dedain en gevoelde pijn bepalend zijn. Onverschilligheid over en pure haat voor het voorbije zien we

342 Chandler, 'Denotation, connotation and myth'.

343 Aiello, ´Theoretical advances´, 91-92.

344 Rose, Visual methodologies, 82.

345 Van der Plas, 'Ter inleiding' , 9

346 Van der Plas, ´Ter inleiding,’ 10.

347 Van der Plas, 'Ter inleiding', 15.

348 Van der Plas, 'Ter inleiding', 16.

349 Van der Plas, 'Ter inleiding', 18.

350 Van der Plas, 'Ter inleiding', 19.

351 Van der Plas, 'Ter inleiding', 20.

niet. Hij spreekt ervan dat voor sommige lezers sprake kan zijn van een ´ongenietbare hoeveelheid ballast.´353 De Nederlandse

katholieken zouden volgens Van der Plas gekenmerkt zijn geweest door een slaafs karakter. Hun houding zou bovendien hebben getuigd van ´grenzeloze braafheid.´ Dergelijke bewoordingen plaatsen de in de publicatie opgenomen teksten in een kritisch kader. Het gaat om een zogenoemde ‘prefered reading’ (een term uit de semiotiek) die Van der Plas aan zijn verzameling wil meegeven. Bij het opwekken van connotaties is altijd sprake van ‘polysemie’, er zijn meerdere interpretaties mogelijk.354 Voor Het Rijke Roomsche Leven geldt dit ook. De auteur die zijn cultuurproduct laadt met betekenis kan de receptie tot op zekere hoogte sturen, maar nooit volledig.

Van der Plas gebruikt in zijn inleiding ook milde ironie. bijvoorbeeld in de volgende passage over de fotorubriek van de

Katholieke Illustratie: ´Om de 32 bladzijden keken de ruim 130.000

abonnés van het weekblad aan tegen gouden en diamanten jubilarissen, al of niet begiftigd met Bene Merenti of Ecclesia et Pontifice (kosters, nonnen, kerkgangers, broeders, collectanten, zouaven, dilettant toneelspelers en tuinlieden). Nieuw-geopende R.K. Huishoudscholen, ziekenhuizen, gestichten en clublokalen, gezinnen van vijftien en meer kinderen (meestal opgesteld in een lange rij, elk met een hand op de schouder van de volgende), naar de missie vertrekkende paters, zusters en broeders, of een tentoonstelling van een Missienaaikring. Onwillekeurig deelde zich de indruk mee dat het een nooit genoeg te waarderen geluk was, katholiek te mogen zijn, d.w.z. deel te mogen uitmaken van een volksdeel met zulk een rijkdom.´355

De karakterisering van ´zulk een rijkdom´ voor de lange opsomming zal wel niet helemaal oprecht bedoeld zijn. Als Van der Plas spreekt over ´een zo schitterende katholieke pers´ is hij ook ironisch.356

In het nawoord van Kees Fens schrijft deze dat voor veel mensen het door Van der Plas verzamelde materiaal ´slechts een

353 Van der Plas, 'Ter inleiding', 20.

354 Rose, Visual methodologies, 92.

355 Van der Plas, 'Ter inleiding', 9.

curiositeitenverzameling´ is.357 Deze verzameling is voor hen ´raadselachtig´ en leidt niet naar meer begrip van het verleden. Fens bezigt termen als ´zelfgenoegzaamheid´, ´geborgen zijn´ en

´knusheid´ in relatie tot de kleur van de katholieke herinnering.

4.4.2) Wisselwerking woord en beeld

De opgenomen illustraties ogen door de afdrukkwaliteit ervan niet kostelijk. Zo krijgen de teksten al snel de voorrang tijdens het lezen. De foto´s maken het boek eerder minder aantrekkelijk dan andersom. Er ontstaat een wat bedompte atmosfeer, die door de kritische

woorden in de inleiding bevestigd wordt. De lijntekeningen komen wat beter tot hun recht. De stichtelijke prentjes in het hoofdstuk over ´onderwijs en opvoeding´ versterken de vrome sfeer van de teksten.

4.4.3) Selectie

Van der Plas deelt zijn verzameling in in hoofdstukken over huwelijk en huisgezin, onderwijs en opvoeding, jeugdbeweging,

geloofsverkondiging en geloofsbeleving, openbaar kerkelijk leven, de standen, seminarie en clerus, ‘voor eer en deugd’, sport, spel en vermaak, Roomse politiek, de letteren en pers en radio. Aan elk van deze onderwerpen worden vijftien bladzijden of meer gewijd. Er is geen specifiek hoofdstuk over ´vrouw en geloof´ (dat was in die tijd nog geen issue) en er is ook geen apart hoofdstuk over de katholieke perceptie van mensen uit de andere zuilen. Ook de missie en de overzeese gebiedsdelen zijn niet erg prominent aanwezig in de verzameling. De schone letteren zijn vertegenwoordigd, de andere kunsten (zoals muziek en bouwkunst) minder nadrukkelijk. Ook materiële cultuur en heiligenverering vormen niet de kern van het in dit boek herinnerde.

Van der Plas geeft met zijn selectie een indruk van de mentaliteit in de periode 1925-1935, al is het misschien eerder een afrekening. Het is een opeenstapeling van impressies en katholieke sfeer, die bij uitgebreide lezing bedrukkend werkt. Het geheel maakt geen frisse indruk, deels als gevolg van de aard van het

bronmateriaal, deels als gevolg van de keuzes van de samensteller. De selectie draagt niet bij aan het scheppen van een nostalgische sfeer.

4.4.4) Mate van idealisering

Idealisering kan zich in nostalgische zin uiten in ten minste zes typen van verlangen, zoals in het theoretische hoofdstuk beschreven: het verlangen naar een tijd doorgebracht in een gekoesterde plaats van herkomst (heimwee); het verlangen naar traditionele waarden; het verlangen naar vlucht (escapisme); het verlangen naar eenvoud en onschuld; het verlangen naar identiteit en het verlangen naar schoonheid.

Van deze vormen van verlangen komt vooral het verlangen naar eenvoud en onschuld naar voren. Veel van de opgenomen

fragmenten dragen een knus levensgevoel uit, een herinnering aan een door sommigen als heilzaam of volkomen ervaren verleden.

Illustratief is een passage uit Onze Courant uit 1932 over de zondag: ‘’´n Uurtje later is de Mis uit. Al gauw zijn ze weer thuis. Moeder zet met Els buiten het ontbijt klaar. Daarna zitten allen aan tafel. Els heeft ´n schoone witte schort aan, moeder haar mooie japon, en vader z´n beste pak. De maaltijd gaat onder gezellig gebabbel voorbij. Vlug ruimt Els nu den boel op. Moeder zet intusschen koffie. Nu zit Pa met z´n pijp in den mond de courant te lezen. Moeder handwerkt. Els leest in ´n mooi schoolboek. ´He´, zucht ze dan: ´Dit is toch het gezelligste uurtje van heel de week!!¨358

Deze gezelligheid in familiale kring komt wat kneuterig over, net als veel andere teksten in het boek, maar er gaat desondanks ook een gloed vanuit. Er wordt een warm gevoel uitgedragen, een heimwee naar een vroeger thuis.

Ook het verlangen naar traditionele waarden komt vaak terug. Zo citeert Van der Plas een herderlijk schrijven uit 1931 waarin vrouwen wordt opgeroepen tot ´moed tegen de tyrannieke heerscheres