• No results found

van Hollandt, en VVestvrieslandt

Een Caerte speeltjen tot uw vreught, Dat is oock dienstigh aen de jeught. Of yet wat anders voort gebracht, Waerom men vrolijck is en lacht: 5 Want dat in eerbaerheyt geschiet, En schaet die tere jonckheyt niet. Stelt u voor dese tydt te vreen(7)

, Tot dat ghy weder meught vertreen(8) Met meerder vrueght, omtrent de Mey: 10 In Bosch of groene klaver Wey.

Noyt pluckt men Rosen in de vorst, Als 't veldt bedeckt is met een korst; Het heeft hier alles zynen tydt, En al wat aerts is gantsch verslyt. 15 Mijn Pen en kan door harde kou

Niet schryven 't geen zy anders souw; In dient haer niet en wert belet, Door 't recht der Vriesen en haer wet. Nu dan voor 't lest ick schey 'er uyt, 20 En schoon dit soo wat kluchtigh luyt:

Soo toont wat liefde tot de kunst En deckt myn fauten(22)

met uw gunst.

Aen mijn Heer M

r

. Iacob Cats

(23)

, Ridder,

Raet, Pensonaris

(24)

van Hollandt, en VVestvrieslandt.

* 24: Pensonaris > Pensionaris 34: besehaemt > beschaemt

(7) te vreen: tevreden

(8) vertreen: wandelen

(22) fauten: gebrekkigheden

(23) Mr. Iacob Cats: Jacob Cats, geboren in 1577 te Brouwershaven en gestorven in 1660 in Den

Haag, was de tweede zoon van Adriaan Cornelisz. Cats en Leenke Breyde. De familie Cats was een aanzienlijke familie in Brouwershaven; net als de families Hobius en Fannius leverden ze raadsleden, schepenen en burgemeesters. Jacob Hobius, de vader van Johanna, was een neef van Jacob Cats. In 1588 ging Jacob naar het gymnasium in Zierikzee en in 1593 werd hij ingeschreven aan de universiteit van Leiden. Na een carrière als advocaat in Den Haag en Middelburg, werd hij in 1621 pensionaris in Middelburg en van 1623 tot 1636 in Dordrecht. In 1636 werd hij benoemd tot pensionaris van Holland en Westfriesland en daarmee, na de prins, de belangrijkste man van het land. Als dichter heeft Cats vanaf de jaren '20 van de zeventiende eeuw een belangrijke plaats ingenomen in het Nederlandse literaire milieu. Zijn werk over opvoeding, huwelijk en gezin gold nog lang na zijn dood als een standaard in Nederland. Met het initiatief voor de Zeevsche Nagtegael (1623), een bloemlezing van het werk van Zeeuwse dichters, uitgevoerd door Adriaan vande Venne, zette hij Zeeland op de nationale literaire kaart. Enkele werken van Cats: Proteus of Sinne- en minnebeelden (1618), een emblematabundel; Houwelyck (1625), zijn bekendste werk, over het huwelijk en de positie van vrouwen ten opzichte van de man; Trou-ringh (1637), een wereldgeschiedenis naar aanleiding van het huwelijk; Aspasia (ca. 1644), toneel; Ouderdom en buytenleven (1653-1655), ‘buitengedichten’ gelardeerd met memoires. Ten Berge 1979; Nagtglas 1890, dl. 1, afl. 1, pp. 109-113

(24) Pensionaris: De pensionaris (ook wel raadpensionaris, landsadvocaat of secretaris van Staten

genoemd) was tijdens de Republiek de hoogste ambtenaar van een stad, vergelijkbaar met de huidige gemeentesecretaris. Het was bij voorkeur een persoon met juridische achtergrond,

25 DEeer aen my getoont, de gunst aen my bewesen, Maeckt dat een nieuwe geest in my comt op geresen,

Komt Phoebi(27)stiert(27)myn Pen, ick wacht op uwe gunst, Comt Pallas roert myn Breyn meest'resse vande cunst. Daer komt een Edel hert my groote eer betoonen, 30 Wat sal ick wederom, wat sal ick hem beloonen;

Wat sal ick brengen voor tot prys van zynen naem, Syn Lof de werelt vult door de geswinde(32)

Faam. Ick wenst' u wel myn Heer, met eygen mont te groeten, Maer dat en mach niet sijn ic sou beschaemt staen moeten 35 Voor soo een groot verstant, dat al de werelt leert,

Ja die van Princen selfs op 't hooghste wert ge-eert.

die het dagelijks bestuur van de gemeente in goede banen leidde. De bevoegdheden van de pensionarissen van de hoofdsteden van de gewesten, zoals Middelburg van Zeeland of Dordrecht van Holland, reikten nog wat verder: zij voerden de correspondentie namens het gehele gewest met de buurgewesten en, in het geval van Holland, zelfs met het buitenland, ze zetten de resolutiën op schrift en zorgden voor de uitvoering ervan. Zeker in het machtige gewest Holland kon de (raad)pensionaris dus een groot gezag ontwikkelen, omdat hij de spil vormde tussen alle bestuursorganen van de gewesten en de Staten Generaal. Beroemde en aanzienlijke voorbeelden zijn landsadvocaat Van Oldenbarneveldt en raadpensionaris Johan de Witt, beiden in dienst van het gewest Holland en beiden, na een glansvolle carrière, ontluisterend aan hun eind gekomen. Fockema Andreae 1975, pp. 97-107; Groenveld e.a.

1979, pp. 144-148.

(27) Phoebi: Phoebus; Apollo

(27) stiert: bestier

B4r

*

Maer des al niet-te-min, ick vinde my bewogen, Hoe-wel ick uyt Parnas noyt voetsel heb gesogen;

Een woort, een cleyn gedicht te brengen aenden dach Op dat ic voor dees eer my danckbaer toonen mach. 5 Ick hoor u menichmael, ick gae u veel besoecken:

Niet daer u woonplaets is, maer in u waerde boecken. Daer leert ghy onse jeught op rechte wegen gaen, En wijst haer met bescheyt haer grove feylen(8)

aen: Ick drage groote gunst, die sal ick noyt vergeten 10 Tot Rijm en soet gedicht tot geestige Poeten,

Maer boven al tot u. O! roem van ons geslacht(11), Die in soo hoogen staet noch hebt om ons gedacht. En my noch boven dien een aerdigh boeck gesonden, Waer in ick myn vermaeck ten hoogsten heb gevonden; 15 Omdat ghy daer seer soet de jonge maeghden leert

Dat al haer glans is heen, soo haest zy zyn onteert. Kond' ic ooc aen uw' kroon een lauwer blatjen schencken Dat die het kennen souw aen my eens mocht gedencken,

Maer ick ben ongeleert: dies myn beswaerde geest, 20 Van u beroemt verstant een bondigh(20)

oordeel vreest. Ach! had myn vaders hant myn Penne meugen styven(21)

, Ick souw met beter stijl vry soeter woorden schryven;

Had ick tot heden toe met hem altyd verkeert, Daer is geen twijffel aen ick hadde meer geleert. 25 Maer hy is wegh geruckt nu meer dan twintigh jaren(25)

, En in het duyster graf met droefheyt wegh gevaren:

Ick was een jonge spruyt en hy geen oude stam, Als Godt hem door doodt uyt dese werelt nam; Wilt dan dees vryicheyt van my te besten houwen, 30 Denckt dat ick ben gevoet int plompe(30)

lant van schouwen. Denckt 't is een slechte(31)maeght tot dichten ongewent Die noyt Poeetsche leer is in het hooft geprent. Maer 't is noch evenwel, het is my groot vermaken, Wanneer ick tot myn vreught de penne mach genaken(34): 35 Dies bid ick neemt het aen het komt uyt enckel gunst,

En toe-genegen wil tot u en tot de kunst.

* 17: en > een

(8) feylen: gebreken

(11) roem van ons geslacht: Jacob Cats. Cats was familie van de Hobiussen.

13-16: Het boek waarover hier gesproken wordt is waarschijnlijk Maechden-plicht (1618),

waarin is opgenomen o.a. het gedicht ‘Wapen-schilt alle eerbare maeghden toe-geeygent’, of een latere uitgave van (een deel van) deze bundel, zoals Houwelijck (1625) en Emblemata

moralia (1627). Ten Berge 1979, pp. 226-244

(20) bondigh: overtuigend

(21) styven: krachtiger maken

(25) Maer hy (...) twintigh jaren: Hier wordt gerefereerd aan het overlijden van Jacob Hobius, de

vader van Johanna. Jacob is gestorven in december 1620. ‘Meer dan twintigh jaren’ brengt ons aldus op een datering van dit gedicht van in ieder geval 1641 of later.

(30) plompe: ruwe, grove

(31) slechte: eenvoudige

B4v

*

Zee-Triomph

(1)

Geschiet in Duyns

(2)

.

LOoft nu des Heeren Naem, O! vrye Nederlanden(3)

, Die uwen Vyandt stout(4)nu hebt gebracht tot schanden. 5 Geeft hem alleen de eer, en danck dien goeden Godt,

Die Spangien(6)

heeft veracht, en zyn gewelt bespot. Godt quam voor leden Iaer een weynigh ons kastyden, Hy kompt ons wederom in volle maet verblyden.

't Is noch een versche daet(9)die onlanghs is geschiet, 10 Dat Godt den vyant trots gebracht heeft heel tot niet.

Daer quam een machtig heyr(11)

, en groot getal van schepen, Die schenen met gewelt heel Hollant wegh te slepen. * 26:(een punt achter aan de zin?)

(1) Zee-Triomph: Let op de woordspelingen in dit gedicht, gebaseerd op de naam van Tromp:

‘Triomph’ (B4v, r. 1), ‘Trompet’ (B5v, r. 7), ‘Harp’ van Harpertz. (B5v, r. 10) en ‘Trompet’ en ‘Harpen snaren’ (B5v, r. 13).

(2) Duyns: Slag bij Duins (1639). In september 1639 poogde de Spaanse Armada, onder

aanvoering van admiraal De Orqueda, met ongeveer 60 schepen het Nauw van Calais te passeren om naar de Noordelijke Nederlanden te varen. Een kleine vloot Hollandse en Zeeuwse schepen wist dit echter te verhinderen dankzij tactisch en moedig manoeuvreren van admiraal Maarten Harpertsz. Tromp. De Spaanse vloot week, na een korte heftige slag, uit naar de rede van Duins (Downs), een groep onderzeese zandduinen vlak onder de Engelse kust van Dover. De Armada had behoorlijke schade opgelopen en een aanzienlijk aantal gewonden aan boord. In de wetenschap van de Engelse neutraliteit en dus relatieve veiligheid, hoopten de Spanjaarden zo veel mogelijk gewonden en manschappen in veiligheid brengen en de schepen te repareren. Tromp wilde dit echter voorkomen, zijn missie was simpel, naar de geheime resolutie van de Staten Generaal: de vernietiging van de Spaanse Armada. Het Nederlandse machtsvertoon voor de Engelse kust resulteerde in oplopende irritatie bij de Engelsen, die inmiddels met een aantal schepen een bufferzone tussen de Spanjaarden en de Nederlanders hadden gevormd. Na enkele weken van wederzijdse pesterijen en na mislukte diplomatieke reddingsacties van de Engelsen, besloot Tromp op 21 oktober 1639 de Spaanse - en dientengevolge ook de Engelse - vloot aan te vallen. Het aantal Nederlandse schepen overtrof inmiddels de Spaanse en de Hollanders waren ook beter uitgerust. Bij de slag, die vier dagen duurde, werden vrijwel onmiddellijk 23 Spaanse schepen tegen de rotsen gedreven. Uiteindelijk werden nog veertien schepen als prijs binnengehaald en wisten er twaalf te ontkomen, de Spanjaarden verloren ruim 7000 man, van wie er 1800 gevangen werden genomen. Tromp werd in de Republiek als grote winnaar binnengehaald. De Boer 1941;

Doedens/Mulder 1989, pp. 83-104

(3) vrye Nederlanden: De zeven ‘vrije’ gewesten, die tezamen de Republiek vormden: Holland,

Zeeland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Groningen en Friesland. Baelde e.a. 1977, dl. 2, pp. 120-138

(4) stout: fier

(6) Spangien: Spanje was de tegenstander van de ‘Verenigde Nederlanden’ in de Tachtigjarige

Oorlog (1568 - 1648). De Nederlanden, inclusief een groot deel van het tegenwoordige België, behoorden in de 16de eeuw toe aan het Spaanse koningshuis. Oorzaak van de twist was onder andere de reformatie en een aantal bestuurlijke meningsverschillen die betrekking hadden op de handel en de mate van zelfbestuur. Baelde e.a. 1977, dl. 2, pp. 120-138 (9) versche daet: recentelijk feit

En Zeelant niet-te-min; haer sweert dat was gewet(13), Maer God zy eeuwigh lof, hy heeft haer dat belet. 15 Hy weckt de herten op van zyn getrouwe knechten,

Die komen op de Zee, en zyn bereyt te vechten. Daer was een kleyn getal van onse macht by een, Sy wilden even-wel niet van den vyandt scheen(18)

: Sy sagen dese Vloot en Schepen als Castelen, 20 Maer hoopten niet-te-min noch goeden buyt te delen

Sy grepen Nieuwe moet, zy vechten onbevreest En Godes Rechterhandt die is met haer geweest, Sy sagen desen hoop dat trots en moedigh Spangien, Tot onder het gebiet van 't machtige Britannien(24). 25 En houden hare macht daer soo langh in gebocht(25)

, Tot datter oock van ons veel Schepen zyn gebrocht Men laet oock onder dies den Heere vyerigh(27)smeken, Dat hy de groote macht des vyandts wou verbreken.

Gelijck hy menighmael voor desen had gedaen, 30 En dat hy wederom wou in de Spitse gaen(30)

.

(13) haer sweert dat was gewet: zij, Zeeland, was klaar voor de strijd

(18) scheen: heengaan

(24) Britannien: In Engeland zat koning Karel I op de troon, hoofd van de zeemacht was admiraal

Pennington, een bekende en bevriende collega van Tromp. Ten tijde van de onderhandelingen tussen de Engelsen, de Nederlanders en de Spanjaarden, voerde kapitein Peter White de onderhandelingen; hij was het die vele keren aan boord bij Tromp is geweest om zijn beklag te doen of om te onderhandelen. De Boer 1941; Doedens/Mulder 1989, pp. 83-104 (25) in gebocht: ingesloten

(27) vyerigh: hartstochtelijk

B5r

Want als Godt met ons is dan sal 't ons wel gelucken, Hy slaet den boosen Neck(2)

door zijn gewelt aen stucken, Hy buyght haer in het stof, en drinckt(3)haer inde gront, En leyt een hardt gebidt in haren wreden mont(4)

. 5 Soo ras als onsen staet nu was by een gekomen

Soo heeft den Admirael(6)ten laetsten voorgenomen Den strijt te vangen aen: men stemt een Vasten-dagh, Dat yder hem als dan sou voegen tot den slagh. Soo ras Aurora(9)schoon ontsloot haer gulde Salen, 10 En dat die blonde zon het aertryck quam bestralen.

Als Phoebus maer begon zyn oude reys te gaen, Soo was de gantsche Vloot gerustet om te slaen: Daer quam het schoon Trompet(13)

gedreven op het water En maeckte groot geluyt en vreeselyck geklater,

15 't Scheen Hemel Aerd' en Hel die verre syn verscheen, 't Scheen water vyer en vlam, vermenghde onder een, Sy quamen onbevreest speck Ian(17)an boort(17)gedreven En hebben kruydt en loot tot wellekom gegeven,

Sy hebben haer soo wel voor d'eerste mael gegroet, 20 Dat Spangien daerom sucht, en Brabant(20)

treuren moet. De eene vocht aen brant en d'ander op de stranden, En die 't ontvlieden wou die quamen in de handen

Van onsen Admirael, Lof sy den goeden Vorst,

Die niet als Spangien wreet na menschen bloet en dorst. 25 Wat mocht haer groot gewelt, wat mocht den trots haer baten

Sy hebben tmeeste deel van hare macht gelaten, Haer silver en haer gout, haer Schepen wel gemant, Tot spijt van den Marraen(28)

, tot vreughde van ons lant. (2) neck: hardnekkig persoon

(3) drinckt: duwt

(4) leyt een hardt ... wreden mont: bedwingt hem; oneig. ‘een hardt gebidt’ is een hard paardenbit

(6) den Admirael: Admiraal Maarten Harpertz. Tromp, geboren in Den Briel in 1598 en op zee

gesneuveld in 1652. Hij groeide op in Rotterdam en voer al in 1609 met vader Harpert Tromp mee in een campagne tegen kapers in Het Kanaal. Toen zijn vader sneuvelde in 1610 werd hij gevangen genomen en als slaaf in Afrika te werk gesteld. Na zijn vrijlating en terugkeer in Rotterdam, in 1613, monsterde hij aan op een aantal koopvaardijschepen, totdat hij in 1621 opnieuw gevangen werd genomen. Vanaf 1622 diende Tromp in de Nederlandse oorlogsvloot, aanvankelijk als luitenant, maar al snel als kapitein. In 1624 trouwde hij met Dignom Cornelisdr. de Haes, dochter van zijn vroegere schipper. Tromp was in zijn diensttijd, tot 1637, vooral actief in Het Kanaal, waar hij leiding gaf aan de blokkadevloot die de Nederlanden hadden ingesteld, om kapers en de Spaanse Armada tegen te houden. In 1637 was hij voor even als bestuurder aan de wal werkzaam, maar in 1638 ondernam Tromp alweer acties tegen de Duinkerkers, een verzamelnaam voor een groep bijzonder actieve kapers die haar thuishaven in Duinkerken had. De inmiddels tot luitenant-admiraal gepromoveerde Tromp was ook in Het Kanaal aan het patrouilleren toen hij in september 1639 de Spaanse Armada in zicht kreeg. Doedens/Mulder 1989, pp. 11-13

(9) Aurora: Romeinse aanduiding voor Eos, godin van het ochtendgloren. Kleine Pauly, dl. 2,

kol. 279-280; Oxford, p. 385 (13) het schoon trompet:

(17) speck Ian: de Spanjaarden; scheldwoord

(17) an boort: langszij

(20) Brabant: Aanduiding van de Spaanse of Zuidelijke Nederlanden: onder andere de gewesten

Brabant en Antwerpen.

(28) Marraen: maraan, de Spanjaard; scheldwoord, oorspronkelijk bedoeld om schijnbekeerde

Dus werdt de gantsche Vloot als in de vlucht geslagen, 30 Nu mach het Spaensche Hooft(30)

zyn ongeluck beklagen: En seggen tot den Paus Pater Noster groot,

Wist ghy niet dat myn Vloot was in soo swaren noot. Ey! lacy, goe Sint Ian(33)

waer is u sorgh gevaren, Of waert ghy in den droom door 't ruysen van de baren. 35 Och! waert ghy altemael myn Santen in de slaep

En hebt ghy niet gehoort 't gebedt van mynen paep(36).

(30) het Spaensche Hooft: De Spaanse koning Filips IV, of de feitelijke machthebber, de machtige

minister Olivares.

(33) Sint Ian: Sint Jan: Johannes de Apostel. Goosen 1992, pp. 127-135

B5v

*

Heeft Sante noch Santin(1)

myn schepen konnen helpen, Waer was de goe Patroon Sint Iacob(2)met zyn schelpen.

Wat helpt ons bevaert(3)

gaen, wat baet ons mis of biecht 't Scheen dat het altemael met ons int wilde vliecht(4). 5 Maer waer toe veel geseyt van al de spaensche klachten,

Wy sullen daer noch wel de tydingh(6)van verwachten: Ick meen men dat Trompet in alle Landen hoort, Dat wyt beroemde Faem die brenght de tyding voort. Hoe vremt sal dit syn Soon nu klincken in de ooren, 10 Wel sou de soete Harp zyn harte niet bekooren?

Gewis ick houde ja, hy danst, hy schrickt, hy beeft, Soo ras hy maer 't geluyt daer van vernomen heeft. Hy vreest voor dat Trompet en voor de Harpen snaren, En haet de Speelman oock die daer in is ervaren; 15 Als danst hy op de maet, 't is tegen zynen danck,

En alles wat hy doet dat is door noot en dwanck. Looft zyn vroomen Helt met al de Capiteynen, Die soo des vyands macht staegh(18)

soecken(18)

te verkleynen. 20 Ghy die u leven hebt voor 't Vaderlant gewaeght,

't Is God die voor u stryt, en voor u sorge draeght; Want waer is oyt gehoort dat meer als 't sestigh schepen Van twaelf in 't getal zyn moedigh aengegrepen.

Daer soo veel duysent man was tegen an gekant, 25 En doen haer even-wel te rugge vlien met schant.

Ghy zijt tot onsen troost, O waerde Tromp gebooren, Ghy sijt door Gods beleyt(26)tot desen staet verkooren:

Ghy wout door u gebiedt(27)

verlossen 't gansche landt, En heeft u by gestaen met zyne rechter handt.

30 O wijt beroemde Helt, die waerdich zyt verheven, U Lof sal eeuwigh zyn soo langh den menschen leven.

U Eer die wert verbreydt soo langh de werelt staet, En uwe vromigheydt dwers door de Wolcken gaet. Godt wil u wederom een goe Victory geven

35 En gun u boven dat een langh geluckich leven, En stelt u op het hooft een groene Lauwer Croon, Maer geef u boven al den Hemel tot u loon.

* 25: geboroen > gebooren

(1) sante noch santin: mannelijke noch vrouwelijke heilige

(2) Sint Iacob: Sint Jacob: Jakobus de Meerdere, ook wel Santiago, patroon van Spanje. Het

verhaal gaat dat Jakobus als apostel Spanje heeft bezocht en dat zijn overblijfselen in Santiago de Compostela begraven liggen. Als attribuut heeft hij een schelp, de ‘Jakobsschelp’. Goosen

1992, pp. 66-71; Hall 1992, pp. 158-159

(3) bevaert: bedevaart

(4) int wilde vliecht: in het honderd loopt

(6) tydingh: bericht

(18) staegh: voortdurend

(18) soecken: trachten

(26) beleyt: leiding

B6r

Volgen eenighe Rijmen