• No results found

Johanna Hobius, Het lof der vrouwen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Johanna Hobius, Het lof der vrouwen · dbnl"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het lof der vrouwen

Johanna Hobius

editie Johan van Dam

bron

Johanna Hobius, Het lof der vrouwen (ed. Johan van Dam) [niet eerder gepubliceerd]

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hobi002lofd02_01/colofon.htm

© 2009 dbnl

(2)

A1r

T' Lof der Vrouwen

titelprent: Bladvullende prent, vermoedelijk een kopergravure, met als onderwerp een schrijvende vrouw aan een tafel. Vermoedelijk is de vrouw Johanna Hobius. Recht achter de vrouw staat Pallas Athene, godin van de wijsheid, die een lauwerkrans boven het hoofd van de vrouw houdt, wat erop duidt dat we hier met een dichter of kunstenaar van doen hebben. In de rechterhoek zweeft Fama die op een lange trompet blaast; aan de trompet hangt een vaandel met daarop: T' Lof der Vrouwen. Goed is te zien dat Fama twee trompetten vasthoudt: het klassieke idee is dat Fama op een korte en lange trompet respectievelijk slechte en goede faam rondbazuint. Op de schrijftafel staat een globe, een attribuut van waarheid en faam, ook een aanduiding van alomtegenwoordigheid en wijdverbreide roem. Tegen de tafel staat een borduurraam (handwerk, huisvlijt). Voor de tafel staan twee muziekinstrumenten, een luit en een cello of altviool. Instrumenten in een portret kunnen duiden op harmonie in het gezinsleven. Afzonderlijk zijn de twee snaarinstrumenten, de luit en de cello of altviool, attributen van verschillende muzen, ze kunnen ook vervangers zijn van de lier van Orpheus en Apollo. Dan is er nog een stukje van een hoorn te zien dat vanachter het borduurraam steekt. De hoorn is een attribuut van Pan, de herdergod, en het kan vanuit dat idee verwijzen naar de idylle. De hoorn is ook het attribuut van Melpomene, de muze van het treurspel, wat wellicht een verwijzing is naar het droevige lot van Johanna Hobius. Natuurlijk is het muziekspel ook een indicatie van artistieke veelzijdigheid. Rechts op de grond staat een boek en ligt een boek opengeslagen. Boeken zijn in het algemeen het symbool van wijsheid en het schrijverschap. Het feit dat de vrouw in deze prent aan het schrijven is in een boek en dat er boeken om haar heen liggen geeft aan dat beide aanduidingen van toepassing kunnen zijn. Hall 1992; Kleine Pauly; Meertens 1942; Oxford; De Tervarent 1958

(3)

t' Amsterdam by Cornelis Ianssen Achter de Niewe kerck A°. 1643

Inscriptum: C. v D fecit (Op het boek, linksonder in de prent) Wellicht is dit Cornelus van Dalen de Oude (1602 - 1665). Hij maakte platen van onder anderen Jacob Cats, Anna Maria van Schurman en Admiraal Maarten Harpertsz. Tromp. Van midden jaren '30 tot 1642 was hij in Engeland, waar hij prenten van Charles I en Charles II maakte. Hollstein 1949, dl. 5, pp. 104-161

(4)

A2r

*

Het lof der

Vrovvven

(1)

,

Geschreven, en Gerijmt Door:

Iuff

r(6)

. Iohanna Hoobius.

In haer leven geweest de Huysvrouw

(7)

Van

S

r

.

(9)

Arnout van Beyeren.

t'Amsterdam,

Voor Cornelis Jansz. Boeck-verkooper, ach- ter die nieuwe Kerck by 't Grootschool in 't nieuwe Testament, 1643.

* 7: I > I

(1) Het Lof der Vrouvven: De aanduiding ‘lof’ komt vaak voor in titels van zeventiende-eeuwse gedichten, vergelijk: Coornhert, Lof van de Ghevanghnisse, Van den Vondel, Het Lof der Zee-vaert en Roemer Visscher, T'Lof van Rethorica. Waarschijnlijk gebeurde dit naar het voorbeeld van Erasmus' Laus Stultitiae (Lof der Sotheyt). Door het gebruik van ‘het lof’ in de titel wordt het gedicht geplaatst in de traditie van lofdichten, in dit geval specifieker in het genre van vrouwenlofdichten. De betekenis van de titel ‘Het Lof der Vrovvven’ dient hier geïnterpreteerd te worden als ‘het lof voortvloeiende uit of op de vrouwen’, niet ‘het lof door de vrouwen’. Spies 1987, dl. 1, pp. 15, 61-63

(6) Iuffr.: juffrouw, vrouw van stand (7) huysvrouw: echtgenote

(9) Sr.: (segneur, signeur, senjoor; komt niet voor in WNT)

(5)

A2v

*

Voor-reden.

[2] C

V

nst lievende

(2)

Leser: nadien

(2)

verscheyde Schryvers

(2)

[3] ons ghetuygen dat de werelt is verrykt met uyt-

[4] stekende Vrouwen. Van welker verstanden

(4)

, en [5] geesticheden

(5)

hunne Rymen roemen

(5)

, en hun schrif- [6] ten spreken, onder dewelke Juffr. Johanna

[7] Hobius, wel te recht gestelt mach werden

(7)

, en niet te vergeefs [8] (na haer doodt) het lof van een uytsteekende vrouw be-erven

(8)

, [9] zulcx

(9)

vereyschen haer Rijmen, onder den naem van het Lof [10] der Vrouwen, dies ik niet heb kunnen nalaten 't zelfde werk- [11] jen, met myn geringe by-voegselen te vergeselschappen, en door [12] dese kleyne Voor-reden aen den goetgunstigen Leser op te dra- [13] gen, vertrouwende dat sy veele (neffens my) zeer wel ghevallen [14] zullen, zulcx datter

(14)

eenige met my zullen beklagen de nydig- [15] heyt

(14)

des doods, door dewelke soo een Ionge Blom belet is meerder [16] vrugten van haer geestigheden voort te brengen, die (in gevalle [17] het Godt belieft had haer het leven te verlangen

(17)

) ongetwyffelt [18] met haer Iaren hare geestigheden zoude verrykt hebben; Ia soo [19] dat zy, als een wtmuntendt licht dese wereldt zoude beschenen [20] hebben met den glans der Poëzye.

* 8: uytsteeekende > uytsteekende 21:) > (

22:( > )

(2) Cvnst lievende: Vertaling in modern Nederlands: Kunst liefhebbende lezer. Zoals verschillende schrijvers ons hebben laten zien, is de wereld verrijkt met uitstekende vrouwen. Het vrouwelijke denkvermogen en talent, waarvan de gedichten roemen en de geschriften spreken, zijn ook zeker Johanna Hobius ten deel gevallen (...)

(2) nadien: nadien; reden- of oorzaakaanduidend voegwoord, zoals in ‘naerdien het is, nu meer nu min.’

(2) verscheyde schryvers: Verwijzing naar auteurs die, al in de Klassieke Oudheid, hebben geschreven over vrouwen en hun talenten. Hieronder in de moderne tijd o.a.: Boccaccio (De claris mulieribus), Christine de Pisan (Cité de Dames), Jean de Marconville (J.C.M. Hapart, vert. Ned.) (De la bonté et mauvaiseté des femmes) , Johan vander Does (Den lof der Vrouwen), Johan van Beverwijck (Van de wtnementheyt des vrouwelicken geslachts) etc.

(4) verstanden: denkvermogen (5) geesticheden: talenten (5) roemen: lof uitspreken

(7) ... mach werden (...): Vertaling in modern Nederlands: Kunst liefhebbende lezer. Zoals verschillende schrijvers ons hebben laten zien, is de wereld verrijkt met uitstekende vrouwen.

Het vrouwelijke denkvermogen en talent, waarvan de gedichten roemen en de geschriften spreken, zijn ook zeker Johanna Hobius ten deel gevallen (...)

(8) be-erven: verwerven (9) zulcx: dat

(14) zulcx datter: zodat (14) nydigheyt: vijandigheid (17) verlangen: verlengen

(6)

[21] Leer! o Leser, wt de Rymen hier in 't licht gebracht (na het

[22] leven van die gene, die de zelfde gebaert heeft

(22)

) het geen de deug- [23] de eygen is: speur hier hoedanigen schat de wetenschap

(23)

in een [24] Vrouw zy: met welke bevalligheden

(24)

zy haer lieve Bedt-ge-

[25] noot

(24)

(in verscheyde afwesende gelegentheden

(25)

) bejegent heeft met [26] hare soete Rymeryen. Zulx dat wy derhalven zyn genootsaekt

[27] geweest eenige van dien, neffens dit haer werck, in het licht te [28] brengen, om alsoo haer Lof en Naem in een onsterffelyke ge- [29] geheuchnisse te doen leven. Door:

[30] V.E. Goetwilligen

(30)

[31] I.K.

(31)

(22) die de zelfde gebaert heeft: die dit voortgebracht heeft

(23) wetenschap: kennis; ter aanduiding van praktische kennis, een vaardigheid, kunst (24) bevalligheden: beleefdheid

(24) bedt-genoot: echtgenoot

(25) in verscheyde afwesende gelegentheden: tijdens verschillende perioden van afwezigheid (30) u.e.: uwe edele

(31) I.K.: Jan Harmensz. Krul.

(7)

A3r

*

Gherijmt Over

De ongemene

(3)

Rijmen, Van

Juff

r

. Iohanna van Hobius.

OEer, en pronk(6)van Neerlandts glans!

V Rijmen zijn de Lauren Krans(7),

VVaer mee de Cunst die naem bekroont Vant 't Lichaem dat ten Hemel woont;

10 Schoon 't sterf'lijck vleesch verdwijnt in stof, 't Onsterf'lijck leeft door eeuwigh Lof(11).

I. Krul

(12)

.

Lof en Eer Croon,

Aen de suyvere Son

(14)

, G * A

(14)

.

15 VAn 't eerst dat ik u zag beving verwondring my,

Dat deugt en schoont(16), in u zich zoo gevoeglijck Paerde(16), O! starren by een zon, zet my u klaerheyt by(17),

Dat ik voortaen, als in een Hemel, leef op aerde.

Ik ben door u gewont(19), ik zet weer(19)troost(19)op u,

* 9: vant 't Lichaem > van 't Lichaem 21: I > I

(3) ongemene: bijzondere (6) pronk: praal

(7) lauren krans: Lauwerkrans. Lauweren zijn het attribuut van Apollo, de god der dichters. De lauwerkrans was in het oude Griekenland ook het symbool van de overwinning en werd als zodanig op het hoofd gedragen door de winnaars van de pythische spelen. Vanaf de renaissance werd het in afbeeldingen gebruikt om dichters en, in mindere mate, beeldend kunstenaars aan te duiden en te wijzen op hun roem en grootheid. Zo werd Bredero, met de grootste dichterswaardigheid, omringd door lauwerbladeren begraven. Hall 1992, pp. 202-203;

Stuiveling 1970, p. 174; De Tervarent 1958, kol. 231-234

(11) lof: datgene wat iemand zegt ten gunste of tot eer van een persoon (12) I. Krul: Jan Harmensz. Krul.

(14) suyvere son: Verwijzing naar Phoibe, de ‘stralende’, geïdentificeerd met Apollo, de god der dichters. Vgl. A5v, r. 16.

(14) G * A: Inkorting van Giovanna, het Italiaans voor Johanna. Meertens 1942, p. 42 noten (16) schoont: schoonheid

(16) paerde: verbonden was

(17) zet my u klaerheyt by: geef mij uw lichtende schijn

(19) gewont: geraakt, aangedaan; ook: verwonding door de liefdespijl (bij Petrarca) (19) weer: bij voortduring

(19) troost: moed, vertrouwen; ook in de zin van een liefdesbetuiging: verwachting, uitzicht (bij Hooft)

(8)

20 Mits(20)niemant my so wel als ghy zou troosten(20)konnen, Ik wacht mijn troosting(21)dan, en wilt ghy doe het nu, Nu 'k in de stralen sta van uw' vergode zonnen(22).

(20) mits: in aanmerking genomen dat

(20) troosten: vertrouwen geven; ook in de zin van een liefdesbetuiging: bevrediging (bij Hooft) (21) troosting: troost; ook in de zin van een liefdesbetuiging: bevrediging, aanvaarding van de

liefde

(22) vergode zonnen: Verwijzing naar Phoibe, de ‘stralende’, geïdentificeerd met Apollo, de god der dichters. Vgl. A5v, r. 16.

(9)

A3v

*

Ia zonnen, daer mijn ziel haer eenig licht uyt trekt, Het licht dat haer en my in wezen kan behoude, Dies(3)bid(3)dat ghy my met uwen gunst bedekt;

('k Vertrouw m' in u, ach dat ghy u op my vertroude!) 5 Zoo leefde ik in een rust die 't al te boven ga.

VVie zou op zulk een rust toch zijn geluk niet vesten(6) Ik vest'er mijn dan op, en geef m' in u gena;

En zoo ik u misdoe, ik bid hou 't my ten besten:

V.E. Dienstwilligen C.I.

(10)

* 1: I > I

4: aan het einde van de regel ‘)’ ingevoegd 7: I > I

(3) dies: deze (=mijn ziel) (3) bid: verzoekt

(6) vesten: funderen (10) C.I.: Cornelis Jansz.

(10)

A4r

*

Lof voor alle Eerbare

(1)

Vrouwen en jongh-vrou-

wen

(1)

, en een tegenwerpinge aen alle verachters der selver.

KOmt hier die zyt gewoon de Vrouwen te verachten, Ick wensch op dese vraegh u antwoort te verwachten.

5 Of ghy niet beter weet als uwen mont en spreeckt, Of dat ghy met gewelt der Vrouwen lof verbreeckt.

Men vint nu hedensdaeghs seer veel verwaende Gecken(7), Die 't vrouwelijck geslacht van haren roem ontrecken;

En seggen dat het is van wijsheyt heel berooft, 10 En datter geen verstant kan rusten in haer hooft.

Dat zy te bot(11), en dom, te los(11)syn en lichtveerdigh(11) En achten haer geen prys en gansch geen eere weerdig:

Maer brengen altydt voort 't geen haren lof bedeckt, En spreecken noyt een woordt, dat haer tot voordeel streckt.

15 Sy roepen o! door haer is onsen val gekomen,

De vrucht, die God verboot, heeft Eva(16)eerst genomen, En gaf die aen den man, 't is waer, hier was zy swack, Maer siet eens ofter meer verstant in Adam(18)stack:

* 22: listtig > listig

28: Mogelijk is hier sprake van een zetfout: ‘neemtsche’ in plaats van ‘neemtse’ of ‘neemt ze’; het is niet evident dus is het niet gecorrigeerd.

(1) eerbare: achtenswaardige; in morele zin: onberispelijk ten opzichte van het geslachtsleven, uitsluitend betrekking hebbend op vrouwen

(1) jongh-vrouwen: ongehuwde, jonge vrouwen (7) verwaende gecken: hooghartige mensen (11) bot: onwetend

(11) los: lichtzinnig

(11) lichtveerdich: onbedachtzaam

(16) Eva: Hier wordt gerefereerd aan Genesis 3, waarin Eva door de slang (‘listig dier’, r. 22) wordt verleid tot het eten van de ‘verboden vrucht’. Nadat zij, tegen Gods wil, van de boom gegeten had, gaf ze de vrucht aan Adam. Adam en Eva werden zich aldus bewust van hun naaktheid en verborgen zich in schaamte. God strafte de mens door ze voor eeuwig uit het paradijs te verjagen. De ‘zonde’ die over de mensheid was gekomen werd door het sterven van de zoon van God, Jezus Christus, vergeven. Merk hierbij op dat Hobius in haar visie op de ‘eerste zonde’ een ander aspect bij de schuldvraag voegt: Adam had moeten ingrijpen en Eva tot de orde moeten roepen (r. 29-30), dit geheel naar de maatstaven van het ‘republikeinse’

huwelijk, waarin de man en vrouw elkaars ‘noothulp’ moeten zijn, maar de

verantwoordelijkheid uiteindelijk toch bij de man ligt. Van Gemert 1996, pp. 6-13; NBG Bijbel 1982: Genesis 3 en Matteüs 1:21

24-25 marge rechts:Genesus 3. Genesis 3; De eerste zonde

(18) Adam: Hier wordt gerefereerd aan Genesis 3, waarin Eva door de slang (‘listig dier’, r. 22) wordt verleid tot het eten van de ‘verboden vrucht’. Nadat zij, tegen Gods wil, van de boom gegeten had, gaf ze de vrucht aan Adam. Adam en Eva werden zich aldus bewust van hun naaktheid en verborgen zich in schaamte. God strafte de mens door ze voor eeuwig uit het paradijs te verjagen. De ‘zonde’ die over de mensheid was gekomen werd door het sterven van de zoon van God, Jezus Christus, vergeven. Merk hierbij op dat Hobius in haar visie op de ‘eerste zonde’ een ander aspect bij de schuldvraag voegt: Adam had moeten ingrijpen en Eva tot de orde moeten roepen (r. 29-30), dit geheel naar de maatstaven van het ‘republikeinse’

huwelijk, waarin de man en vrouw elkaars ‘noothulp’ moeten zijn, maar de

(11)

De Vrouwe sprack nog eens, dit zyn verbode vruchten, 20 Die hier van eeten sal die kan God niet ontvluchten.

Het Vonnis is te swaer de doodt is hem bereyt;

Maer ach! het listig Dier(22)dat heeft hem noch verleyt(22), De Vrou had hier te doen met 't slimste van de dieren, Ia met den Duyvel selfs die leugens kan versieren(24). 25 Hy seyde neemt de vrucht so weet ghy goet en quaet

Ghy sult God zyn gelyck doet maer na mynen raet;

Dit heeft de vrou beweeght sy heeft de vrucht genomen, En biets' ooc Adam aen die neemtsche sonder schromen;

Hy straft de Vrouwe niet, hy spreeckt gheen deftigh(29)woort 30 Maer gaet ooc onbedacht in syne sonde voort.

Hoe! wilt ghy nu de schult alleen op Eva leggen, En Adam spreken vry gansch buyten alle seggen(32),

verantwoordelijkheid uiteindelijk toch bij de man ligt. Van Gemert 1996, pp. 6-13; NBG Bijbel 1982: Genesis 3 en Matteüs 1:21

24-25 marge rechts:Genesus 3. Genesis 3; De eerste zonde

(22) listig Dier: Hier wordt gerefereerd aan Genesis 3, waarin Eva door de slang (‘listig dier’, r.

22) wordt verleid tot het eten van de ‘verboden vrucht’. Nadat zij, tegen Gods wil, van de boom gegeten had, gaf ze de vrucht aan Adam. Adam en Eva werden zich aldus bewust van hun naaktheid en verborgen zich in schaamte. God strafte de mens door ze voor eeuwig uit het paradijs te verjagen. De ‘zonde’ die over de mensheid was gekomen werd door het sterven van de zoon van God, Jezus Christus, vergeven. Merk hierbij op dat Hobius in haar visie op de ‘eerste zonde’ een ander aspect bij de schuldvraag voegt: Adam had moeten ingrijpen en Eva tot de orde moeten roepen (r. 29-30), dit geheel naar de maatstaven van het ‘republikeinse’

huwelijk, waarin de man en vrouw elkaars ‘noothulp’ moeten zijn, maar de

verantwoordelijkheid uiteindelijk toch bij de man ligt. Van Gemert 1996, pp. 6-13; NBG Bijbel 1982: Genesis 3 en Matteüs 1:21

24-25 marge rechts:Genesus 3. Genesis 3; De eerste zonde (22) verleyt: misleid

(24) versieren: verbloemen (29) deftigh: verstandig

(32) buyten alle seggen: zonder tegenwerping

(12)

A4v

Maer schoon ghy dat al doet wert daerom haren Lof Begraven in der aerdt, getreden in het stof;

O neen dat mach niet syn, haer eer sal altydt bloeyen, En als de Pallem-boom en als de Wijngaert groeyen.

5 Of men die Boom belast, of men de Wijngaert snijt, Sy groeyen even-wel in spijt van die 't benijt:

Is oock door haer bedryf(7)de doodt op ons gekomen;

Haer zaet(8)heeft wederom de dood syn kracht benomen.

Veracht hy dan de Vrou die God hier hout soo waert 10 Dat zy zyn eygen Soon natuyrlijck(10)heeft gebaert?

Heel seltsaem wonder groot, doch even-wel waerachtigh Seer wonderlijc gebracht, door God den Heer almachtig,

Dat Christus Godt en Mensch ter werelt is gebracht, Geboren door een Maegt(14)door Godes groote cracht:

15 Hier wert het Vrou geslacht ten hoogsten door verheven Vertreden het Serpent(16)gelijcker staet geschreven;

Maer soo dit even-wel u niet en is genoegh,

So sal ick seggen meer, wat liefde haer Christus droeg.

Wanneer hy van de Mans(19)nu was ter doodt verwesen, 20 Soo is hy wederom den derden dach verresen:

Maer wien(21)is 't dat hy eerst syn heerlickheyt betoont?

't Was aen het Vrou-geslacht, die heeft hy 't hooft gecroont(22), Hy heeft haer alder eerst tot Predikers(23)gesonden,

Om aen d'Apostelen met haest te gaen verkonden, 25 Dat hy was opgestaen, en dat de felle doot

Nu van zyn Heerschappy was t'eenemael ontbloot.

Wie kan de waerheyt hier met reden tegen spreken, Wie kan der Vrouwen Lof in dit geval verbreken,

Wie moet niet roepen uyt al is sy swack en teer, 30 Sy is noch met verstant begaeft van God de Heer.

Daer zynder oock geweest die noch wel and're dingen Dees Vrouwen schryven toe, om haer tot lof te bringen,

Dat zy in Illyrien(33), en het Provence(33)Landt,

(7) bedryf: toedoen

(8) zaet: nakomeling (=Jezus Christus) (10) natuyrlijck: als haar eigen kind

(14) maeght: Maria, moeder van Jezus Christus, werd zwanger gemaakt door de Heilige Geest en behield daarbij haar maagdelijkheid. NBG Bijbel 1982: Matteüs 1:18-25 en Lucas 1:26-38 (16) Serpent: Aanduiding van de slang in het Paradijs, die Eva heeft aangezet tot het eten van de

verboden vrucht. Ten gevolge hiervan zijn Adam en Eva uit het paradijs verdreven door God.

(19) Mans: mannen

(21) Maer wien: De eerste aan wie Jezus Christus zich na zijn opstanding vertoonde was Maria Magdalena. NBG Bijbel 1982: Marcus 16:9-20 en Johannes 20:11-18

(22) ... 't hooft gecroont: De eerste aan wie Jezus Christus zich na zijn opstanding vertoonde was Maria Magdalena. NBG Bijbel 1982: Marcus 16:9-20 en Johannes 20:11-18

(23) Predikers: Jezus Christus zond, na zijn opstanding, Maria Magdalena naar de discipelen, hier aangeduid als ‘predikers’ en ‘apostelen’(24), om aan hen te verkondigen dat Hij was opgestaan uit de dood. NBG Bijbel 1982: Johannes 20:17 en Matteüs 28:9-10

24-25 marge links:Iohan. 20. vers 17. Johannes 20:17; De opstanding en de eerste verschijning (33) Illyrien: Gebied in noordelijk Albanië en de zuidelijke Balkan, duidde in Griekse en Romeinse

tijd geheel Albanië en Macedonië aan. WP, dl. 12, p. 67

(33) Provence: Historische provincie in het zuidoosten van Frankrijk. WP, dl. 19, p. 187

(13)

Het Christelyck geloof eerst hebben in geplandt(34). 35 Wy hebben hier niet voor(35)gelycker vele meynen(35), Der Mannen kloeck vernuft in 't minste te verkleynen,

(34) Het Christelyck ... hebben in geplandt.: Maria Magdalena, een vrouw uit het gezelschap rond Jezus Christus, aan wie Jezus zich ook na zijn wederopstanding het eerst toonde, en haar zuster Marta zouden, volgens een oude Franse legende, samen met Lazarus en ene Maximinus in een bootje zonder zeil en roer naar de Provence zijn gevaren om daar het evangelie te verkondigen. Goosen 1992, p. 210-218 (Zie ook: De Marconville 1609, C7v: Maria Magdalena en Marta verkondigen het evangelie in Illyrië en de Provence)

(35) hebben ... voor: zijn hier niet van plan (35) gelyker vele meynen:

(14)

A5r

*

Maer roemen oock met recht der vrouwen lof en eer, Die nu schier t' eenemael gestoten wert ter neer.

Men vint oock wel 't is waer veel Goddeloose vrouwen, Wiens boosheyt is bekent daer van de vromen grouwen:

5 Wiens Lichaem is besmet, wiens ziele door de sondt, Geduyrigh(6)nederdaelt tot in der Hellen grondt.

Siet Sara(7)was een Vrou, een vrome ziel rechtveerdigh, En Iesabel(8)seer wreet tot allen boosheyt veerdigh:

Abigael(9)met verstant heeft Davids quaet gestuyt, 10 Delilaes(10)valsche list maeckt Simsom tot een buyt.

Ester de Coningin verlost de vrome Ioden,

Die Haman(11-12)valsch en quaet met listen socht te dooden:

Maer Thomijris(13)verwoet, en Fuluia(13)seer wreet,

* 13:Thomijris > Thomijris

28:(JvD: De komma achter ‘Schent’ is raadselachtig. Wellicht heeft de zetter de intentie gehad om tussen ‘Ammon’ en ‘Thamar’ een komma te zetten, om verwarring te voorkomen.) (6) geduyrigh: zonder ophouden

(7) Sara: Sara was de vrouw van Abram en kreeg op eenennegentigjarige leeftijd een zoon, Isaak, nadat door God aan Abram was verkondigd dat hij met deze zoon de ‘vader van een menigte volken’ zou worden. NBG Bijbel 1982: Genesis 17:1-22

(8) Iesabel: Izebel, dochter van Etbaäl, vrouw van Achab. Izebel en Achab waren aanbidders van de afgod Baäl en richtten altaren voor hem op. Zij leidden een leven dat ‘kwaad’ was in de ogen van God, erger dan alle andere zondaren voor hen gedaan hadden. NBG Bijbel 1982:

I Koningen 16:29-34

8-9 marge rechts:Samuel. 25 vers 23. I Samuël 25:23; ‘Toen Abigaïl David zag, sprong zij haastig van de ezel af en wierp zich vlak voor David op haar aangezicht; zij boog zich ter aarde’.

(9) Abigael en David: Abigaïl was een wijze vrouw en haar man Nabal was rijk, koppig en hard.

Nabal weigerde aan David, de aanstaande koning van Juda, een deel van zijn opbrengst af te staan, waardoor David zich met geweld op Nabal wilde wreken. Abigaïl wist dit te voorkomen door zich voor David in het stof te werpen en alle schuld op zich te nemen. Later, na Nabals dood, werd Abigaïl een van Davids vrouwen. NBG Bijbel 1982: I Samuël 25:1-44 (Zie ook: De Marconville 1609, E4v)

(10) Delilaes en Simsom: Simson, een der ‘richteren’, was bovenmenselijk sterk en

onoverwinnelijk. Hij werd echter verliefd op Delila en zij werd omgekocht door de Filistijnen om Simsons kracht te breken. Na listig op Simson te hebben ingewerkt, liet ze zijn lange vlechten scheren waardoor zijn krachten taanden. Zo hielp ze hem in de handen van de vijand.

Met een laatste, fatale krachtinspanning vlak voor zijn dood wist hij de Filistijnen echter nog grote verliezen toe te brengen. NBG Bijbel 1982: Richteren 16:4-22

10 marge rechts:Richteren 16. Richteren 16; Simson te Gaza

(11-12) Ester en Haman: Ten tijden van de Babylonische ballingschap was er een hooggeplaatste vorst aan het hof van koning Ahasveros, Haman genaamd, die alle joden wilde doden. Ester, koningin der joden, wist dit te voorkomen door met de koning te gaan praten. Haman werd gespietst toen zijn list tegen de joden bekend werd. NBG Bijbel 1982: Ester 7:1-10

11-12 marge rechts:Ester 5. Ester 5; Ester bij de koning

(13) Thomijris: Tomyris was koningin van de Massageten, een Scythisch nomadenvolk dat de steppen bewoonde ten noorden van de rivier Iaxartes (ook wel: Syr Dar'ya) in het zuiden van Kazachstan. Cyrus de Grote, stichter van het Perzische Rijk, sneuvelde, volgens Herodotus, in een veldslag tegen Tomyris, toen deze in de veronderstelling verkeerde dat Cyrus haar zoon gevangen hield. Kleine Pauly, dl. 5, kol. 885 (Zie ook: De Marconville 1609, C3v) (13) Fuluia: Fulvia, rijke dochter van Marcus Fulvius Bambalio. Ze was echtgenote van

successievelijk Clodius, Curio en, vanaf omstreeks 45 v.Chr., Marcus Antonius. Er is veel geschreven over haar wreedheid, ambitie en koppigheid. Zij zou aanleiding zijn geweest voor het begin van de Perusiaanse Oorlog (bellum perusinum) in 41 v.Chr., waarbij Lucius

(15)

Die waren wederom der Vromen herten leet.

15 Of Messalia stout een Smoorpot(15)vol oneere,

Den Keyser(15-16)was ontrou haer Echten Man en Heere(16), Luchretia(17)seer schoon een Beelt der eerbaerheyt, Heeft met de droeve doot betoont haer trouwigheyt(18). Wel salmen dan den Lof bedecken van den Vromen 20 Daer van dat menichmael is soo veel goet gekomen:

Om dat een lichte Koy(21)in stoute sonden leeft, En haren soete vreught te vuylen Rancken(22)geeft;

Dat ware veel te wreet, want siet doch eens de mannen, Syn die niet menichmael oock van den Heer verbannen 25 Om harer sonden schult, siet Pharo(25)den Tyran,

Hy kandt hem tegen Godt op(26)'t hooghste dat hy kan.

En socht niet Absalon(27)de schande van zyn Vader, Schent, Ammon Thamar(28)niet dien listigen verrader.

Antonius en Octavianus elkaar bestreden. Oxford, pp. 77-78, p. 450; Schlimmer/De Boer, p.

405

(15) smoorpot: onbeschaafd en smerig persoon; lett.: grote ketel waarin, op straat, in de zestiende en zeventiende eeuw textiel en dergelijke gekookt werd. WNT XIV, 2200: ‘Dees

straetjonckers, die daer loopen bij donckers, snachts en ontijen sluypen, so dat se geacht werden met den dronckers, die niet anders en doen dan sitten en suypen, alle smoorpotten omwroeten, slachten, ruypen’

(15-16) Messalia en Keyser: Messalia Valeria (geb. omstreeks 25 n.Chr.), dochter van Marcus Valerius Messalla Barbatus. Ze was de derde vrouw van keizer Claudius, die dertig jaar ouder was en tevens haar achterneef. Ze liet zich in met talloze mannen tijdens het huwelijk, waarvoor Claudius echter blind was. Deels door haar ontembare manzucht en deels door jaloezie en achterdocht vonden velen door haar toedoen de dood. Kleine Pauly, dl. 3, kol. 1241-1242;

Oxford, p. 675

(16) echten man en heere: echtgenoot

(17) Luchretia: Lucretia, vrouw van Tarquinius Collatinus, werd door Tarquinius' zoon Sextus onteerd en nam daarna, nadat zij het voorval eerst aan haar van een veldtocht terugkerende man had verteld, haar eigen leven. Het verhaal is een legende, maar moet een bepaalde historische grond hebben. In de Middeleeuwen werd Lucretia hèt toonbeeld van eerbaarheid en kuisheid, ondanks bezwaren van theologen, die haar zelfmoord onacceptabel vonden.

Hall 1992, p. 208; Oxford, p. 622 (Zie ook: De Marconville 1609, D5v) (18) trouwigheyt: trouw, loyaliteit

(21) lichte koy: hoer

(22) vuylen rancken: bastaards; buiten- of onechtelijke kinderen

(25) Pharo: De Farao die de Israëlieten, ten tijde van de Egyptische ballingschap, vasthield en teisterde met slavernij en mishandeling. Uiteindelijk bracht God, via Mozes, plagen over Egypte. Pas na tien plagen liet de Farao de Israëlieten gaan. NBG Bijbel 1982, Exodus 1-14 (26) kandt op: levert strijd tegen

(27) Absalon: Absalom, zoon van koning David, broer van Tamar en halfbroer van Amnon.

Absalom liet zijn halfbroer Amnon vermoorden en verjoeg zijn vader van de troon. De

‘schande van zyn vader’ beging Absalom door te slapen met de (bij)vrouwen van David, net zo als David zelf ook met de vrouw van een van zijn onderdanen had geslapen: de vrouw van Uria, Batseba. NBG Bijbel 1982: II Samuël 11:1-27 en II Samuël 15 en 16

(28) Ammon en Thamar: Amnon werd verliefd op zijn halfzus Tamar. Met een list wist hij Tamar in zijn slaapvertrek te krijgen en verkrachtte haar. Absalom, broer van Tamar, liet Amnon vervolgens vermoorden. NBG Bijbel 1982: II Samuël 13:1-22

28-29 marge rechts:Samuel 13. II Samuël 13; Amnon en Tamar

(16)

Ieroboam(29)seer wreet, en Achaes(29)stout en quaet, 30 Die stelden haer altydt tegen des Heeren raet.

Soo haest als Ioran(31)hadt het Coninckrijck verkregen, Soo heeft hy met gewelt zyn Broeders al verslegen,

En gantschelijc vernielt, maer God die hem daer noch Ten lesten eens beloont dit schandelijck bedroch.

35 En deed oock Nero(35)niet zyn eygen Moeder sterven, Een schandelijcken doodt met houwen ende kerven(36).

(29) Ieroboam: Jerobeam, koning van Israël, vereerde afgoden in plaats van dat hij God diende.

Door verschillende voortekenen van God en een profeet werd hij gewaarschuwd voor zijn dwalingen, maar hij volhardde in zijn afgodenverering en stelde steeds meer afgodenpriesters aan in zijn land. Hiermee riep hij een vloek af over zichzelf en zijn gehele familie, wat al snel leidde tot de dood van zijn oudste zoon Abia. NBG Bijbel 1982: I Koningen 12, 13 en 14

(29) Achaes: Achaz, koning van Juda, beging alle gruweldaden van de heidense volken: hij offerde, vereerde afgoden en ‘deed zijn zoon door het vuur gaan’. NBG Bijbel 1982: II Koningen 16:1-20

30-31 marge rechts:2.Chroni. 21. II Kronieken 21; Jorams goddeloze regering

(31) Ioran: De goddeloze Joram vermoordde, nadat hij koning was geworden, zijn broers en een aantal hoge edelen, uit angst dat zij hem van de troon zouden stoten. God strafte hem daarna door de strijdlust van zijn vijanden, de Arabieren en Filistijnen, op te wekken en door hem te treffen met een vreselijke ziekte aan zijn ingewanden. Aan het laatste stierf hij uiteindelijk op tweeëndertigjarige leeftijd. NBG Bijbel 1982: II Kronieken 21:2-20

(35) Nero: Nero (37 - 68 n.Chr.), keizer van Rome van 54 tot 68. Zijn moeder Agrippina, die, door vele andere troonpretendenten uit de weg te ruimen ervoor had gezorgd dat hij keizer werd, liet hij in 59 vergiftigen - dus niet ‘met houwen ende kerven’ vermoorden, zoals in r.

36 gesuggereerd wordt. Zijn extravagantie, ijdelheid en achterdocht waren berucht; hij trouwde met zijn halfzus Octavia en er werd gezegd dat hij de helft van Rome heeft laten afbranden om er een nieuwe villa te bouwen. Aanvankelijk werd hij gesteund door Seneca, die ook zijn beroemde inaugurale rede schreef, maar aan het einde van zijn leven had hij nauwelijks nog bondgenoten. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 71-73; Oxford, 729-730

(36) houwen ende kerven: hakken en snijden

(17)

A5v

Heeft oock Herodus(1)niet zyn eygen vrouw onthooft, Als hy haer glans(2)en eer(2)had met gewelt berooft.

Sou yemandt nu hier om de Mannen gaen verachten, Of breecken haren Lof met woorden of gedachten.

5 Om dat een stoute Guyt(5)hem in het quaet verheught, En loopt gansch buyten spoor van alle ware deught.

O! neen haer lof en eer moet hooge syn gepresen, En haer beroemde geest meer eere zyn bewesen:

Maer midts(9)dit over langh voor my al is gedaen, 10 Soo sal ick dese saeck hier nu niet roeren aen.

Mijn ongeleerde Pen kan haren Lof niet raecken, Ick sal voor dese reys(12)myn reden hier in staecken,

Tot op een ander tydt, om nu te komen weer, Tot myn begonnen wit(14)'t geen is der Vrouwen eer.

15 Waer sal myn swacke Pen haer glans en luyster(15)halen, Comt Phoebe(16)laet u gunst doch op my neder dalen:

O! Pallas(17)reyckt my toe en brengt doch aen den dach 't Geen my in dit geval ten dienste wesen mach.

Ick ben een slechte(19)Maeght, een oude Zeeu gebooren(19), 20 Maer soucke niet-te-min de wijsheyt na te spooren.

Al kom ick veel te kort 'k en hebbe noyt verheert(21), Al daer Lascenia(22)wert treffelyck geleert:

(1) Herodus: Herodus de Grote (73 - 4 v.Chr.), zoon van een joodse moeder en een Romeinse vader. Hij werd in 40 door Marcus Antonius benoemd tot koning van Judea en hij wist dat, met behulp van Romeinse uitvallen, uit te bouwen tot een groot rijk. Hij maakte zich impopulair bij de joden door de verlatijnsing van de maatschappij en door zijn hellenistische ideeën over de regering. Tegen het einde van zijn leven verloor ook Rome het vertrouwen in hem, niet het minst door de geruchten over intriges in zijn familie: hij liet in 29 zijn vrouw Marianne vermoorden, in 7 haar twee zonen en in 4 v.Chr. zijn oudste zoon. Kleine Pauly, dl. 2, kol. 1090-1092; Oxford, p. 506

(2) glans: schittering (2) eer: zedelijke eer

(5) stoute guyt: slecht en onbetrouwbaar persoon (9) midts: om reden van

(12) dese reys: deze keer (14) wit: doel, oogmerk (15) luyster: glorie

(16) Phoebe: Phoibe is een titaan, dochter van Gaïa en Themis. Phoibe betekent letterlijk ‘de stralende’. Phoibe is de moeder van Apollo en wordt vaak met hem geïndentificeerd. Apollo is onder andere beschermheer van de schone kunsten, waaronder de poëzie, en woont op de berg Parnassus, bij Delphi, waar hij ook het orakel tot zijn beschikking heeft. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 795; Moormann/Uitterhoeve 1987, pp. 42-45

(17) Pallas: Pallas Athene, dochter van Zeus, patrones van de stad Athene. Oorspronkelijk was zij patrones van het ambachtswerk en de toegepaste kunst, uiteindelijk werd zij geallegoriseerd naar de personificatie van wijsheid. Haar kracht en mannelijkheid - vanuit het mythische idee dat ze, moederloos, uit het hoofd van Zeus ontsproten is - vindt zijn weerslag in het appelatief ‘Pallas’, wat ‘jeugdig’ betekent en waarmee de Grieken sterke en edele jonge meisjes aanduidden. Greek-English Lexicon, 1293; Kleine Pauly, dl. 1, kol. 681-683; Oxford, pp. 138-139

(19) slechte: eenvoudige

(19) oude Zeeu gebooren: geboren uit een (oud) Zeeuws geslacht, een echte Zeeuwse (21) 'k en hebbe noyt verheert: ik heb mezelf nooit van mijn taak gekweten

(22) Lascenia: Zij zou vemomd als man, samen met ene Ariothea, de lessen van Plato hebben bijgewoond. De Marconville 1609, D2v

(18)

Soo wy maer eens door sien de oude Schryvers boecken En eens der Vrouwen lof gaen neerstigh ondersoecken.

25 Wy sullen menichmael geheel verwondert staen, Wanneer wy haer verstant en wijsheyt mercken aen.

Gaet ons Plutarchus(27)niet der Vrouwen Lof vertellen, En gaet oock wijd' en breet haer hooge gaven stellen.

Simphoria(29)Vermaert Bocacio(29)met vreught, 30 Sy roemen al-te-mael haer wijsheyt en haer deught?

Maer wie is niet bekent den Lof van de Sibillen(31), Hoe wel een wijse Kop dit houden sal voor grillen(32);

Wy weten even-wel dat haer beroempt(33)verstandt, De Werelt cieren doet gelyck een Diamant.

35 Sy hebben met verstandt veel dingen voor geschreven, Daer van het meeste deel vervult is na het leven,

(27) Plutarchus: Mestrius Plutarchus (vòòr 50 - na 120 n.Chr.), filosoof en biograaf van keizers.

Plutarchus heeft een immens oeuvre nagelaten, waarvan met name het werk over retorica en ethiek in de Middeleeuwen weer in trek kwam. In de renaissance was het werk de pueris educandis erg populair, maar dat bleek later onterecht aan hem toegeschreven te zijn. Beroemd is zijn hooglied over het huwelijk, Amatorius, en een troostlied, naar aanleiding van het overlijden van zijn dochter Timoxena, aan zijn vrouw. Hij heeft ook een handboek voor pas gehuwden geschreven, waarin hij duidelijk stelling neemt in de discussie over de functie van de vrouw: hij bepleit een opvoeding gelijkwaardig aan die van de man, en een huwelijk waarbij de zinnelust en opvoeding van kinderen niet voorop staat, maar een geestelijke leefgemeenschap het doel is. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 945-951; Oxford, pp. 848-849 (29) Simphoria: [Sint Symphorianus, een martelaar uit de 5de eeuw. Hij weigerde voor de

proconsul in Rome tot tweemaal toe het christelijk geloof af te zweren, waarna hij werd onthoofd. Zijn laatste, en beroemd geworden, woorden waren tot zijn moeder gericht: ‘vita non tollitur, sed mutator’ (Het leven verheft je niet, het brengt je hoger). Als we De Marconville mogen geloven heeft hij ook geschriften nagelaten waarin hij over de goede kwaliteiten van vrouwen schrijft. Lexicon für Th. und K., dl. 9, kol. 1219;]

Symphorien Champier, een Franse arts, publiceerde in 1504, in de navolging van de ‘Querelle des femmes’ die onstaan was rond 1400, een boek getiteld La Nef des dames vertueuses. In het boek verdedigde hij de vrouwelijke waardigheid en bestreed hij de aantijgingen die anderen jengens de vrouw hadden gemaakt in eerdere publicaties. Dit werk is niet in het Nederlands vertaald en het is ook aannemelijk dat Hobius dit werk en deze auteur niet kende.

Vandaar de vreemde en foutieve vermelding van zijn naam in deze passage, waarvan duidelijk is dat het rechtsstreeks afkomstig is van De Marconville. De Marconville 1609, C8r;

Richardson 1929, pp. 37-38

(29) Bocacio: Giovanni Boccaccio (1313 - 1375) werd geboren in Parijs en groeide op in Florence.

Hij leerde in Napels Petrarca kennen, met wie hij een intensieve vriendschap onderhield.

Zijn belangrijkste werk is Decamerone, een raamwerk van honderd vertellingen. In De claris mulieribus beschrijft hij de levens van meer dan honderd beroemde vrouwen; dit werk wordt beschouwd als de eerste (moderne) loftekst op vrouwen. Lexikon, dl. 9, pp. 550-551 (Zie ook: De Marconville 1609, C8r)

(31) Sibillen: Sybille, wordt voor het eerst genoemd door Heraclitus als aanduiding van een profetisch vrouwfiguur. Later ontstonden er steeds meer Sibyllen in de literatuur, van 3 tot soms 10. De Sibyllen bleven tot ver in de Middeleeuwen profeten en voorspellers van wereldse zaken. In Vergilius' Ecloge 4 neemt de Sibylle een bijna Oud-Testamentaire profetische vorm aan. Oxford, p. 984

(32) grillen: onberedeneerde gedachten (33) beroempt: vermaard

(19)

A6r

En oock geprophiteert door Godes geest gewis(1), Van 't oordeel dat hier na oock te verwachten is, Hoe Christus lyden moest en voor de sonden sterven:

En hoe hy door syn doodt het leven moest verwerven, 5 En wasschen in syn bloet de ziele wit en schoon,

Om eeuwighlijck hier naer(6)te blincken in den Troon(6). Sy spraecken wederom seer veel van 's werelts dingen, Hoe dat men speuren sou seer veel veranderingen,

Van Keyser-Domme groot, van Coningen volmacht(9), 10 Sy hebben haer(10)begin en eynd' oock voort gebracht(10).

Ia Cicero(11)getuyght hoe eertydts de Romeynen, Noyt sochten(12)haer geschrift int minste te verkleynen:

Maer hebben menichmael oock Raet daer uyt gehaelt En hare woorden zyn oock nimmermeer gefaelt.

15 Hoe heeft de Coningin Nicaule(15)hoogh gebooren, Wt rijck Arabia(16)de wijsheyt uytverkooren;

Sy hadt de Faem gehoort van Salomons(17)verstandt, Sy komt om hem te sien uyt sulcken verren landt Binnen Ierusalem(19), sy komt den Vorst begroeten,

20 Sy brengt hem veel geschenck en buygt haer voor syn voeten:

(1) gewis: zeker (6) hier naer: hierna

(6) in den Troon: in de hemel; op de troon, aan de rechterhand van God

(9) van keyser-domme ... Coningen volmacht: van grote keizerrijken en van machtige koningen (10) haer: hun

(10) voort gebracht: voorspeld

(11) Cicero: Marcus Tullius Cicero (106 - 43 v.Chr.), politicus, filosoof en bovenal retoricus.

Naast de talrijke brieven die, ongeautoriseerd, na zijn dood zijn uitgegeven, heeft hij tijdens zijn leven veel gepubliceerd over retorica en filosofie, waarbij de laatste categorie uiteenvalt in filosofie van de politiek, kenleer en ethiek. Tegen het einde van zijn leven, rond 44 - 45, schreef hij in korte tijd drie boeken over theologie: De natura deorum, De divinatione en De fato. In deze werken gaat hij in op het bestaan van een goddelijk wezen, de natuur van de Goden en op de vrije wil. Kleine Pauly, dl. 1, kol. 1174-1186; Oxford, pp. 234-238.

14-22 marge rechts:Sy wert van sommige Nicaule, ende van sommige Manqueda geheten.

1.Regum. 10. vers. 1. 1 Koningen 10:1-13, Het bezoek van de koningin van Seba.

(12) sochten: trachtten

(15) Nicaule: De naam Nicaule of Manqueda (marge) komt niet in de bijbel voor. Baccaccio besteedt echter in De claris mulieribus een hoofdstuk aan Nicaula (‘De Nicaula, Ethiopum regina. xli’), hierin beschrijft hij dat zij koningin was van Ethiopië, dus niet van Arabia Felix, en hoe zij naar Jeruzalem ging om koning Salomo te ontmoeten. Wright 1943, pp. 146-148 (Zie ook: De Marconville 1609, D1v)

(16) Arabia: Het land waar de koningin van Seba vandaan komt, moet gezocht worden in het zuidoosten van Arabië, ter hoogte van het huidige Jemen, hoewel men in de Middeleeuwen ook gedacht heeft dat Seba het huidige Ethiopië was. In de Romeinse tijd werd dit gebied

‘Arabia Felix’ (Gelukkig Arabië) genoemd. Al in het oude testament, bij Job, komt de naam

‘Sabeeërs’ voor. Een onbetrouwbare traditie wil dat het koningshuis van Ethiopië afstamt van de zoon van koning Salomo en de koningin van Seba. Miller/Miller 1954, pp. 625-626;

WP, dl. 21, p. 19

(17) Salomon: Salomo, zoon van koning David en Batseba, werd koning van Judea na Davids overlijden. Hoewel hij tegen het einde van zijn leven zondigde tegen Gods geboden, werd hij beschouwd als een goede koning: hij bouwde een tempel, bracht rijkdom en zijn wijsheid is spreekwoordelijk geworden. Van hem zouden de boeken Spreuken en Hooglied in de bijbel afkomstig zijn. NBG Bijbel 1982: Samuël 12:24 en I Koningen 1-11

(19) Ierusalem: Jeruzalem, ten tijde van het koningschap van David en Salomo de hoofdstad van Israël en Judea. NBG Bijbel 1982, I Koningen 1-12

(20)

Sy vraecht hem wonder veel om wel te syn geleert, En heeft met hem seer hoogh en diep gedisputeert, Van Cruyden veelderley van Planten ende Boomen, En al wat groeyen mocht omtrent de soete stroomen, 25 Sy ondersoeckt het al zyn eygenschap en aert,

En watter dient gemijt, en watter dient bewaert.

Men schrijft oock van een Vrou uyt Vranckerijck geboren(27), Die van den Coninck was tot Coningin vercoren

Gelijck men lesen kan in d'Engelsche Cronijck(29), 30 Want hy een Coninck was van het Britaensche Rijck;

Die goede Coningin liet nimmer te vermanen, Hoe wel het gantsche landt was vol Pelagianen(32):

Sy heeft door Godes geest oock soo veel uytgericht, Dat zy het heele Rijck heeft met syn woordt verlicht.

35 Want doen Sint Augustijn(35)daer quam met groot verlangen(35). So wert hy seer beleeft van yeder een ontfangen.

(27) een vrou uyt Vranckrijk geboren: De Marconville heeft het in dit verband over een dochter van de koning van Frankrijk die trouwde met koning Egilberdt van Engeland. Haar naam is, ook volgens De Marconville, onbekend, maar zij zou het evangelie gepredikt hebben en de pelagianen verjaagd. De Marconville 1609, C7r-C7v

(29) d'Engelsche Cronijck: Onduidelijk is welk boekwerk hier precies wordt bedoeld. Vermoedelijk is het een Frans werk en is de titel vrij letterlijk vertaald in het Nederlands door Hapart en overgenomen door Hobius.

(32) Pelagianen: Aanhangers van de Ierse of Britse monnik Pelagius (gestorven rond 419 n.Chr.) die de erfzonde verwierp: de natuur van de mens is goed en hij is van zichzelf vrij van zonde.

Pelagius en zijn navolgers waren verklaarde tegenstanders van Aurelius Augustinus (354 - 430). Kleine Pauly, dl. 4, kol. 593

(35) Sint Augustijn: Sint Augustinus (gestorven rond 609 n.Chr.), was de leider van een missie vanuit Rome, gestuurd door paus Gregorius de Grote, met als doel de kerstening van Engeland.

Hij bekeerde de koningen van Kent en Sussex en een deel van hun onderdanen. Augustinus werd de eerste aartsbisschop van Canterbury en de grondlegger van de kathedraal aldaar.

Gardiner/Wenborn 1995, p. 55

(35) groot verlangen: het evangelie, de goede boodschap

(21)

A6v

Dus wert het gantsche Lant door haer gereformeert(1), En heeft oock menich jaer in vreughde gefloreert.

Italien(3)moet oock der Vrouwen Lof vermeeren, En met een Lauwer Tack haer cieren en vereeren:

5 Ghy brengt een Perel(5)voort, van wiens verstant en geest De werelt overlangh(6)verwondert is geweest;

Wie heeft oyt soeter Dicht met beter stijl geschreven, Wie heeft oyt beter moet en hooger troost gegeven,

Als dese wyse Maeght, wie heeft ons teer geslacht 10 Oyt meerder eer behaelt, oyt soeter vreugt gebracht,

Sy kon door haer verstant met reden wederleggen, Al wat een korsel(12)hooft(12)kon tot ons nadeel seggen.

Sy kanter tegen aen(13)en maeckter veel beschaemt, Die brengen aen den dagh 't gheen wysheyt niet betaemt.

15 Iuema Luigia(15)uyt Spangien hoogh verheven.

En wert geen minder lof en wijsheyt toegeschreven, Sy was noch jonck en teer, maer wonderlyck geleert, Dies heeft zy aen den Paus een Meester stuck vereert:

Sy schreef seer pertinent in vyfderhande(19)talen, 20 Soo dat den goeden Man genootsaeckt was te halen

(Hoe hoog hy was geleert) noch taelmans(21)om dees maegt Te geven goet bescheyt op 't geen dat sy hem vraegt, Men heeft om dese tyd te Romen oock vernomen, (1) gereformeert: gekerstend, bekeerd tot het Christendom

(3) Italien: Italië. Hoewel het land in de zeventiende eeuw nog niet bestond in de huidige vorm en onder deze naam, moet hier toch de verzameling vorstendommen onder worden verstaan die bij elkaar ongeveer de omvang had van het huidige Italië.

3-5 marge links:Christina van Pisen.

Christina van Pisen (marge r. 3): Christine de Pisan (± 1364 - ± 1430), dochter van Thomas de Pisan, geboren in Venetië. In 1365 verhuisde de familie Pisan naar Parijs, alwaar haar vader als lijfarts en hofastroloog een betrekking kreeg bij Karel V de Wijze. Christine genoot een goede opleiding en trouwde in 1379 met Etienne Castel, die in 1390 stierf. Al tijdens haar jeugd en huwelijk schreef Christine veel gedichten, maar na 1390 ging ze ook proza schrijven. Hieronder zijn teksten met een politiek en didactisch karakter (Livre du corps de policie, Livre de la Paix en Livre des fais et bonnes meurs (etc.)) en allegorische werken (Epistre d'Othea en Avision Christine). Haar ideeën over vrouwen en hun positie in het maatschappelijk leven komen naar voren in Livre de la cité des dames (1405) (gebaseerd op De claris mulieribus van Boccaccio) en Livres des trois vertus. Ze pleitte voor

studiemogelijkheid voor vrouwen en evenwicht en gelijkwaardigheid in het huwelijk.

Hogetoorn 1985, pp. 81-94; Richardson 1929, pp. 12-34 (Zie ook: De Marconville 1609, D4r)

(5) perel: parel; oneig., iets moois (6) overlangh: reeds lang

(12) korsel: humeurig, licht geraakt (12) hooft: persoon

(13) kanter tegen aen: leverde strijd

(15) Iuema Luigia: Volgens De Marconville zou Dumea Lingia, dochter van de zuster van de koning van Portugal, in 1548, op twaalfjarige leeftijd, een brief aan Paus Paulus de Derde geschreven hebben in vijf talen. De Marconville 1609, D4v

23-24 marge links:Isabella Rosere.

Isabelle Rosere (marge r. 23): Volgens De Marconville zou, omstreeks dezelfde tijd waarin Duema Lingia leefde (± 1550), Isabelle Rosere colleges hebben gegeven, aan onder anderen kardinalen, over de werken van Scotus. De Marconville, D4v

(19) vyfderhande: een vijftal (21) taelmans: tolken

(22)

Een seer geleerde Vrou uyt Spangien voort-gekomen, 25 Die heeft in 't openbaer met treffelijck bescheyt,

Het alder swaerste Boeck van Scotus(26)uytgeleyt:

Daer quamen tot haer School(27)geleerde Cardinalen Die ons haer groot verstant en wijsheyt oock verhalen,

Sy stonden als verstelt dat soo een teer gemoet 30 Soo kloecke reden voert, soo goeden leeringh doet(30).

Sal oock de spruyte(31), van Pythagoras(31)niet sweven(31), Die na haers Vaders doot syn boecken swaer geschreven,

Heeft geestigh uytgeleyt en treffelijck verklaert, Soo dat haer groot verstant wert over al vermaert:

35 En noch een France Vrou geheten Helisenne(35),

Heeft veel geleerde Mans verwonnen(36)door haer penne,

(26) Scotus: Johannes Duns Scotus (1265 - 1308), Schotse scholasticus, publiceerde veel over de wil, ontologie en over het werk van Aristoteles. Veel van de aan hem toegeschreven werken zijn echter niet van hem, maar waarschijnlijk van zijn navolgers. Lexikon des M.A., dl.V, kol. 571-574

30-33 marge links:Dama de Dochter van Pythagoras.

(27) school: lessen

(30) leerlingh doet: les geeft, kan uitleggen (31) de spruyte: de dochter

(31) Pythagoras: Pythagoras van Samos, gestorven tussen 460 en 400 v.Chr., heeft zelf niets geschreven, maar veel werk werd later aan hem toegeschreven door o.a. Heraclitus, Empedocles, Aristoteles en Herodotus. Hij was ontdekker van de beroemde ‘stelling van Pythagoras’ en overtuigd van de mogelijkheid van zielsverhuizing. Er wordt beweerd dat hij getrouwd was met Theano en dat hij een dochter had, Damo genaamd, aan wie hij zijn geschriften heeft toevertrouwd met het verbod ze ooit aan iemand anders te zullen geven.

De Marconville zegt echter dat Damo (Dama) juist het werk van Pythagoras heeft ‘wtgheleyt’

en ‘schole gehouden’ heeft. Harper's, p. 466; Kleine Pauly, dl. 4, kol. 1264-1270; Oxford, pp. 903-904 (Zie ook: De Marconville 1609, D2r)

35-36 marge links:Helisenne van Cremes.

(31) sweven: dwalen; vergeten worden

(35) Helisenne: Hélisenne de Crenne is bekend geworden omdat zij de eerste autobiografische roman geschreven zou hebben: Les Angoisses douloureuses qui procedent d'amour, gepubliceerd in 1538. Ze was bijzonder geleerd en haar geschriften waren gelardeerd met klassieke citaten. In Epistres familieres et invectives (1539) is ze een pleitbezorger van de studie voor vrouwen. Richardson 1929, pp. 74-77 (Zie ook: De Marconville 1609, D3r-D3v) (36) verwonnen: overtroffen

(23)

A7r

Want zy veel boecken heeft geschreven met verstant, En wijsheyt die van God haer was int hert geplant.

Areta(3)was geleert, Hortensia(3)daer neven(3), Dorinna(4)wert meer lof dan Pindaro(4)gegeven.

5 't Heano(5)was volmaeckt in soete Poesy, En Spasia(6)was oock in Dichten soet en bly(6): De Dochters al-te-mael van Diodorus(7)moedigh, Die waren seer geleert in wijsheyt overvloedigh.

De vrouw van Scipio(9), den vromen Africaen, 10 Mach met haer soet gedicht by de geleerde staen.

Catrina(11)uwen naem die moet ick hier oock noemen,

(3) Areta: Deze Arete is niet de beter bekende echtgenoot van de phaïakenkoning Alkinoos, maar de moeder van Aristippos de Jonge en dochter van Aristippos de Oude. Volgens De Marconville was zij zo geleerd dat zij haar zoon zelf heeft geschoold, waarna deze de bijnaam Metrodidactus kreeg. Kleine Pauly, dl. 1, kol. 530; De Marconville 1609, D2r

(3) Hortensia: Hortensia, dochter van Hortensius Quintus, was een begaafd oratrix: zij zou voor de de leden van de Romeinse regering tegen de invoering van een belasting hebben betoogd, waarbij haar rede zo overweldigend was dat een groot deel van de eis werd ingetrokken.

Harper's, p. 850 (Zie ook: De Marconville 1609, D2r-D2v) (3) daer neven: ook

(4) Dorinna: Corinna van Thebes (ca. 480 v.Chr.) was een bijzonder schoonheid en een zeer begaafde dichteres. Ze was een rivaal van Pindarus, die in haar tijd nog een jongeman was.

Corinna zou bij verschillende gelegenheden Pindarus hebben verslagen in het schrijven van lyrische gedichten op winnaars van de pythische spelen. Harper's, p. 410 (Zie ook: De Marconville 1609, D2v)

(4) Pindaro: Pindaros (522/518 - ná 446), Griekse dichter, beroemd om zijn lofdichten voor winnaars van de pythische spelen en zijn hymnen. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 860-863; Oxford, pp. 833-834

(5) 't Heano: Theano was de vrouw van Pythagoras en de moeder van Damo. Ze zou een filosoof zijn geweest in de Pythagoraanse School. Er zouden ook brieven van haar bewaard zijn gebleven. Van gedichten is echter niets bekend. Harper's, p. 1549 (Zie ook: De Marconville 1609, D2v)

5-7 marge rechts:Dochters van Diodorus.

(6) Spasia: Aspasia, afkomstig van buiten de Griekse gebiedsdelen, werd bekend door haar verwantschap met Pericles. Pericles besloot, tegen de wetten van Athene, een relatie te beginnen met Aspasia en dat deed veel stof opwaaien. Plato en Plutarchus prezen de welgemanierdheid en de eloquentie van Aspasia. De wijze waarop ze zich mengde in de (mannelijke) filosofische debatten zou een voorbeeld geweest zijn voor echtgenotes van andere hooggeplaatste Atheners. Harper's, p. 141; Kleine Pauly, dl. 1, kol. 649-650 (Zie ook: De Marconville 1609, D2v)

(6) bly: opgewekt, levenslustig

(7) Diodorus: Diodorus Siculus leefde tot tenminste 21 v.Chr., hij werkte onder Caesar en Augustus en schreef een wereldgeschiedenis in 40 boeken, waarin hij de wereld beschreef vanaf de vroege Egyptische tijd tot de Romeinse verovering van Brittannië. Volgens De Marconville had hij vijf geleerde dochters. Kleine Pauly, dl. 2, kol. 41-42; De Marconville 1609, D2v; Oxford, p. 347

(9) Scipio: Scipio Africanus Major, ‘den vromen Africaen’, was de vader van Cornelia, niet de echtgenoot. Cornelia trouwde met een andere Scipio, Scipio Nasica Corculum. Cornelia baarde twaalf kinderen en haar brieven werden beroemd door Cicero, die ze zeer waardeerde vanwege hun stijl. Oxford, p. 291 en pp. 962-963

9-10 marge rechts:Cornelia Scipio.

(11) Catrina: Heilige Catharina van Alexandrië werd in Alexandrië door de Romeinse keizer Maxentius gedwongen heidense goden te aanbidden. Ze weigerde en beklaagde zich bij de keizer, waarbij ze zich beriep op haar goede afkomst en haar filosofische onderricht, die ze om Christus' wil naast zich neer had gelegd. De keizer ordonneerde een dispuut met 50

(24)

Men mach van uw' verstant met recht en reden roemen, Uw' lof die wert ons hoogh beschreven en vermaert, De wijsheyt scheen van Godt in u natuyr gebaert:

15 Wie sou hier nae den eysch ten vollen prysen konnen(15), Die vijftigh kloecke Mans in wijsheyt heeft verwonnen(16),

Die door haer geestigheyt beantwoordt en vertaelt, 't Geen yemant oyt met vlijt uyt oude boecken haelt.

Noyt wert der Vrouwen lof gelastert van de wijsen, 20 Sy sullen nimmermeer haer geestigheyt misprysen.

Is Ceres(21)niet vermaert door Mannen van verstandt, Iae wert als een Goddin ge-eert in Grieckenlandt, Om dat zy alder eerst de Wetten heeft gegeven, Die zy heeft al-te-mael seer treffelyck beschreven, 25 Gelijck ons dat beschryft Ovidius(25)seer soet,

En Diodorus oock al op gelycke voet.

Ia Herodotus(27)selfs een kloeck History schryver, Die 't alles ondersocht met wonderlycken yver.

Die heeft ons oock betuyght Virgilius(29)vermaert, 30 En Plinius(30)en heeft hier in geen tydt gespaert.

filosofen, dat ze vervolgens won. Bij de poging tot marteling die volgde, weigerden de instrumenten en werden 100 soldaten bekeerd. Uiteindelijk werd ze onthoofd en uit haar hals kwam melk in plaats van bloed. De passie heeft geen enkel historisch aanknopingspunt; het werd waarschijnlijk oorspronkelijk in het Grieks opgesteld en was populair in de 12e tot de 15e eeuw. Lexikon des M.A., kol. 1068-1069

11 marge rechts:S. Catrina.

(15) den eysch ten vollen prysen konnen: de daad nog goed naar waarde kunnen schatten (16) verwonnen: overtroffen

(21) Ceres: Ouditaliaanse godin van de oogst en in het bijzonder van het graan; in de Oudheid werd ze vaak geïdentificeerd met Demeter. Haar dochter, Proserpina, werd door Pluto ontvoerd. In De Marconville kunnen we lezen dat ze de uitvinder was van het brood en de ontdekker van de ‘wetten’. Kleine Pauly, dl. 1, kol. 1113-1115; De Marconville 1609, B3r;

Oxford, pp. 223-224

(25) Ovidius: Publius Ovidius Naso (43 v.Chr. - 17 n.Chr.), tijdgenoot en kennis van Horatius.

Na een korte carrière in de politiek werd hij broodschrijver en protégé van de beroemde mecenas Massalla. In 8 n.Chr. werd hij door Augustus verbannen naar Tomis, aan de rand van het rijk bij de Zwarte Zee, waar hij ook stierf. Hij heeft een enorm oeuvre achtergelaten, waarvan verreweg het beroemdste werk Metamorphoses is. Kleine Pauly, dl. 4, kol.

1099-1103; Oxford, pp. 763-765

(27) Herodotus: Herodotus (±480 - ±420), was een groot geschiedschrijver, door Cicero zelfs de

‘vader der geschiedenis’ genoemd. Zijn doel was om in zijn werk, Historiae, de geschiedenis van de strijd van de Grieken tegen de Aziatische volken te beschrijven. Die strijd culmineerde, in Herodotus' tijd, tot de Perzische Oorlog. Voor de beschrijving van de geschiedenis en cultuur van de volken reisde hij door de gehele voor Grieken toegankelijke wereld, omdat hij liever beschreef wat hij ‘zag’ in plaats van wat hij ‘hoorde’. Kleine Pauly, dl. 2, kol.

1099-1103; Oxford, pp. 507-509

(29) Virgilius: Publius Vergilius Maro (70 - 19 v.Chr.), ook wel Virgilius genaamd, was een tijdgenoot en vriend van Horatius. Hij maakte, naar het Griekse voorbeeld van Theocritus, een serie herdersdichten, de Bucolica, en hij schreef de Georgica, een gedicht in ruim 2100 regels en vier boeken over de landbouw. De Aeneis, zijn beroemdste werk, gaat over de zwerftochten van Aeneas na de val van Troje, en zijn aankomst in Latium. Met het laatste werk, dat onvoltooid is gebleven en waarvoor Homerus' Ilias en Odyssee model hebben gestaan, wierf hij grote roem als allergrootste der Latijnse dichters. Oxford, pp. 1123-1128 (30) Plinius: Het is onduidelijk of hiermee Plinius de Oude (Gaius Plinius Secundus, 23/24 - 79

n.Chr.) of Plinius de Jonge (Gaius Plinius Ceacilius Secundus, 61 - 112 n.Chr.) wordt bedoeld.

De oudste, oom van de jongere, was een Romeins veldheer, politicus en historicus, hij leidde campagnes bij de Rijn en schreef vele historische werken, waarvan alleen Historia Naturalis is overgeleverd. Plinius de Jonge was, na een korte loopbaan als legerofficier in Syrië, een hoge ambtenaar in Rome, net als zijn vriend Tacitus. Van Plinius de Jonge is een serie

(25)

Wert oock Carmenta(31)niet geacht en hoogh verheven Wert haer niet mildelyck dees eere toegeschreven,

Dat zy heeft alder eerst gevonden en verdacht, De Letteren, en die oock in het licht gebracht;

35 De Letteren seer schoon van de Latijnsche Talen, Die ons schynt voort-gebracht uyt 's hemels hoge Salen:

epistulae curatius scriptae overgeleverd, gepubliceerd tijdens zijn leven, waarmee hij de literaire brief introduceerde in de Latijnse literatuur. Kleine Pauly, dl. 4, kol. 928-937; Oxford, pp. 845-847

30-36 marge rechts:Carmenta. ofte Nicostrate de moeder van Duander de Coninc van Arcadien.

(31) Carmenta: Carmenta, of Carmantis, godin van de vrouwen en in het bijzonder van het baren, werd door sommige auteurs geïdentificeerd met Nicostrate of Themis en beschouwd als moeder van Evander. Ze wordt vaak genoemd als profetes of nymph en ze zou ook de

‘Aborigines’ (oermens) schrijven hebben geleerd. Kleine Pauly, dl. 1, kol. 1056-1057; Oxford, p. 206 (Zie ook De Marconville 1609, B2r-B2v)

(26)

A7v

Die nu wert aldermeest in ons vereenicht landt Gevordert en ge-eert van lieden van verstandt.

Wel is dan onse Eeu nu van geleerde Vrouwen,

Gansch 't eenemael ontbloot(4)dat kan ic niet vertrouwen, 5 Het is ons noch bekent hoe Comans(5)weerde kint

Wert om haer geestigheydt van yder een bemint.

Sy gaet een aerdigh Dicht de jonge jeught vereeren.

En met een soeten vont(8)de Reden-kunst haer leeren:

Hoe dat hem dragen sal een Minnaer in syn jeught, 10 Omtrent een jonge Maegt begaeft met eer en deugt,

Sy komt oock met verstant het sluymigh(11)hert opwecken Om met een soete toon ten Hemel op te trecken,

Op dat wy op der aerd' niet heghten ons gemoet, Maer stijgen naer om hoogh en soecken 't ware goet.

15 En Iuffrou Anna(15)oock, een Maeght vol geestigheden, Gingh die niet menichmael haer jonge tyd besteden,

In soete Poësy wanneer zy ons bericht,

Een Spiegel voor de jeught een soete Maegde plicht.

Ia gaet des Heeren woordt hercauwen(19)en door klyven(19), 20 En gaet tot zynder eer veel soete Veersen schryven.

(4) ontbloot: verstoken

(5) Comans: Johanna Coomans werd geboren te Middelburg en is waarschijnlijk de dochter van Jan Jansse Coomans en Eleonora Jansse Boom. Ze is in 1611 getrouwd met Johan van der Meerssche, rentmeester generaal van Zeeland. Ze schreef verschillende gedichten in de Zeevsche Nagtegael, op uitnodiging van Jacob Cats, en in een album amicorum voor haar schoonvader. Johanna Coomans stierf in 1659. In de Zeevsche Nachtegael staat voor het gedicht ‘Wapen-Schild alle Eerlicke Iongmans Toe-gheeygent’ haar naam als volgt vermeld:

‘Iohanna Coomans, weerde Huys-vrouwe van d'Heere Johan vander Meerschen, Rent-meester van de Edele ende Mogende Heeren Staten van Zeelandt’ (A1r). Het is goed mogelijk dat Hobius de naam van Comans en haar echtgenoot (marge A7v) van de Zeevsche Nachtegael heeft overgenomen, maar dat er een leesfout is gemaakt bij het vervaardigen van kopij of bij het zetten. Het gedicht waarover Hobius in deze passage (r. 7-14) spreekt is, gezien de bespreking, hoogstwaarschijnlijk hetzelfde ‘Wapen-Schild’. Het gedicht is een reactie op

‘Een Geest van onse tijt’ (Jacob Cats) die in Maechden-plicht (1618) het gedicht ‘Wapen-schilt alle eerbare maeghden toe-geeygent’ opnam; later is dat gedicht, in bewerkte vorm, overgenomen in Houwelijck (1625). Ten Berge 1979, pp. 226-262; Nagtglas 1890, dl. 1, afl.

2, p. 133; Zeevsche Nachtegael 1623, pp. 35-42 14-15 marge links:Iuffr. Anna Roemers.

(8) vont: gedachte, idee (11) sluymigh: sluimerig

(15) Anna: Anna Roemersdr. Visscher (1583 - 1654), dochter van Roemer Pietersz. Visscher en Aefgen Jansdr. Onderwater. Samen met haar jongere zus Maria Tesselschade, zijn de twee Visschers de eerste en beroemdste literaire vrouwen van de zeventiende eeuw. De twee verkeerden in kringen van de allergrootsten van de Gouden Eeuw: de vriendschappen met P.C. Hooft, Constantijn Huygens, Joost van den Vondel en Daniël Heinsius, die ook een bekend gedicht schreef op Anna - ‘tiende van de negen’ (1616) - zijn beroemd en veel besproken. Anna bezocht in 1622 Jacob Cats in Zeeland en naar aanleiding daarvan werden vele lofdichten over en weer tussen Anna en Zeeuwse dichters geschreven (waaronder door Johanna Comans), hiervan is een groot deel gepubliceerd in de Zeevsche Nachtegael (1623).

Van haar zijn, naast deze gedichten, tijdens haar leven alleen wat korte gedichten uitgegeven bij de tweede druk van Sinnepoppen (1620); de door haar verzorgde emblematabundel van haar vader Roemer Visscher. Smits-Veldt 1994, pp. 32-43; Spies 1993, pp. 283-285; Zeevsche Nachtegael 1623, pp. 43-v.

(19) hercauwen: overdenken

(19) door klyven: doorgronden, leren begrijpen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

instructiegevoelige kinderen (basisgroep) Het gaat hier om kinderen bij wie de ontwikkeling van tellen en rekenen normaal verloopt.. x en :)..  Cijferend vermenigvuldigen

 Cijferend vermenigvuldigen en delen met en zonder context (complexe bewerkingen) Meten, tijd en geld:.  Eenvoudige berekeningen maken met maten (lengte, omtrek

Jan Van Vlierden, Jacques de la Torre, Jan Mesdach, Esteban Prats. Deze samenstelling onderging wijzigingen, ingevolge het afsterven van Nicolaï en de.. door Alva

[r]

Daarnaast zal hij ook komend jaar contacten onderhouden met alle betrokken partijen en evaluaties plannen met de werkgroep en klankbordgroep (leerkrachten / ouders) Meester Sjaak

ZONES VOOR OPEN RUIMTEN zone voor buffer. zone voor voortuinen ZONES

Zo gaat er meer dan een half miljoen euro naar peuterspeelzalen voor speciale doelgroeppeuters met een (taal) achterstand.. Voor het Opstap- project voor moeders en peu-

Velsen - Wie voor een WMO- aanvraag komt kan zich vanaf 1 januari 2013 melden bij het Klant Contact Centrum (KCC), het cen- trale punt in het stadhuis waar men voor alle