• No results found

Hofstee heeft hier het oog gericht op die verhoudingen met seksueel verkeer waar vroeger een huwelijk uit voortvloeide, maar waar vanaf 1770 de trouwdag uitbleef

Men kan zich afvragen of, als er nu inderdaad van normverzwakking sprake was in

de zin van plichtsverzaking door de man, deze niet in de vaderschapsactie zichtbaar

104

had moeten zijn. Meer vrouwen hadden de man aan hun plicht voor de rechter

herinnerd. Is daarvoor echter de toename van het aantal vaderschapsacties niet te

gering? Kijkt men in de figuren 2 en 3 naar de percentages van de vaderschapsacties

en de bastaarden te Maassluis, dan valt het op dat het eerste percentage met het

tweede geen gelijke tred houdt. Het lijkt mij dan ook dat het in hyperbolische termen

vervatte betoog van Hofstee zo geen stand kan houden. Niettemin moet een

sociaal-culturele verklaring als die van Hofstee niet geheel worden verworpen. De

twee genoemde benaderingswijzen hoeven elkaar ook niet uit te sluiten. Een

sociaal-culturele verschuiving in het waardenpatroon, zich over een langere periode

uitstrekkend, kan een accentuering hebben gekregen door economische fluctuaties

op korte termijn. Op dit soort ontwikkelingen en mogelijke verklaringen zullen we

in de volgende hoofdstukken nog stuiten.

Eindnoten:

1 Udemans, Practycke, pp. 277-340.

2 Men zie bijv., Poudroyen, Catechesatie, pp. 677-682; J. Hondius, Swart register van duysent

sonden, Amsterdam 1679, pp. 158, 169, 206-207, 209; Smytegelt, Des christens eenige troost,

pp. 621-625.

3 Van den Honert, Waaragtige wegen, I, p. 313; Wittewrongel, Oeconomia christiana, I, pp. 75-76; de katholiek R. Backx, CXXV sermoonen op de thien geboden..., Antwerpen 1711, 3 dl., II, pp. 390-394 acht seksuele gemeenschap die niet de voortplanting ten doel heeft, altijd een zonde (= Bibliotheca catholica neerlandica, nr. 16913).

4 Een vroege verwijzing is U. Huber, Heedensdaegse rechtsgeleertheyt, soo elders als in Frieslandt

gebruikelijk, Amsterdam 17263, p. 917: ‘Stomme ontucht by zich zelve gedaen, die men doorgaens de sonde van Onan noemt, wordt ook niet gestraft; buiten twyvel om de meenichte der misdaders, hoewel het anders geen minder sonde is als slechte hoererye’. Zie ook Nuys Klinkenberg, Onderwys godsdienst, XI, pp. 476-478; Van Hamelsveld, Zedelijke toestand, pp. 236-238.

5 Cats, Alle de wercken, I, p. 297 (Houwelyk: Bruyt); Wittewrongel, Oeconomia christiana, I, p. 64; Van Limburgh, Christelyke godgeleerdheid, II, p. 448; De Vos, ‘Verhandeling huwlyk’, p. 176.

6 De Groot, Vergelijking der gemeenebesten, II, pp. 38-39; Van Limburgh, Christelyke

godgeleerdheid, II, p. 457.

7 Hooijer, Kerkordeningen, p. 216.

8 Voor de synodale beraadslagingen, Reitsma, Van Veen, Acta, o.a. I, pp. 51-52 (Enkhuizen 1578), I, pp. 145-146 (Haarlem 1588), I, p. 234 (Enkhuizen 1597), III, p. 272 (Delft 1607), II, p. 120 (Alkmaar 1620); Knuttel, Acta, II, p. 330 (Rotterdam 1641), III, p. 237 (Schiedam 1651); zie ook Resolutiën Holland, d.d. 28-2-1589.

9 A. Th. van Deursen, Het kopergeld van de gouden eeuw, Assen 1978-1980, 4 dl., II: Volkskultuur, pp. 29-30.

1952, pp. 230, 243, 252, 254-255.

17 J.F. van Slobbe, Bijdrage tot de geschiedenis der bestrijding der prostitutie te Amsterdam, Amsterdam 1937, pp. 12-26, bespreekt evenals Volmuller (zie noot 15) het 17de-eeuwse werkje. De keur uit 1580 in Noordkerk, Handvesten, II, pp. 573-574. Tegen Haagse bordelen in dezelfde tijd, Groot placaet-boeck, II, pp. 2221-2222.

18 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 47 JJJ d.d. 2-5-1755 (ongefolieerd). 19 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II K 53 (E 1), I M 28 (D 1-10).

20 Van Deursen, Kopergeld, II, pp. 34-35.

21 Keuren Delf-land, p. 21; Keuren Schielant, p. 31.

22 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II D 41/1 (E), II H 16 (C 3), I M 21/2 (M).

23 B.H.D. Hermesdorf, De herberg in de Nederlanden. Een blik in de beschavingsgeschiedenis, Assen 1957, over ‘kwade herbergen’ en bordelen, pp. 256-265.

24 ‘Keuren op het stuk van de Herbergiers...in den Lande van Putten’, in Groot placaet-boeck, VI, p. 584. Zie verder Keuren Schielant, pp. 21-25, Generale keuren en ordonnantien, van het

bailluwschap Waterland, Monnikendam 1768, pp. 10-11, Keuren Beverwyck, nrs. 19-20

(ongepagineerd).

25 Het materiaal van de Werkgroep Strafrechtsgeschiedenis 18de eeuw, gesubsidieerd door Z.W.O., dat verzameld is door H.A. Diederiks, S. Faber, A.H. Huussen jr., G. Oosterhof, P.C. Spierenburg, J.R. Verwoerd, is gedeponeerd op het G.A. Amsterdam.

26 In Leiden werden per decennium tussen 1671-1795 gemiddeld 15 vrouwen wegens prostitutie veroordeeld zonder dat zich een spectaculaire ontwikkeling voordeed. Berekend via Van den Heuvel, ‘De criminele vonnisboeken van Leiden’, pp. 254-435.

27 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II R 35/2 (G), vgl. II W 91/2 (C, F).

28 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I N 13/1-2 (C), II B 102/2 (C), II W 19 (C). Vgl. nog I CK 12 (C); A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nr. 22, fol. 346vo-347vo, 348vo-352vo; G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 S, fol. 103.

29 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I A 19 (D 1-2), II E 16/a (E 1, 9); A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nr. 22, fol. 348vo-352vo; G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 Z, fol. 191, 276. 30 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II K 49/1 (F 1), II M 34 (F 1), II V 83 (H); G.A. Leiden,

Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 G, fol. 337, 44 N, fol. 201, 44 Z, fol. 191.

31 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II K 136/1 (D), vgl. II B 102/2 (C). In G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 S, fol. 186, brengt Adrianus Knuivers als excuus naar voren dat hij verleid werd toen hij met een zeer been te bedde lag hetgeen hem overigens niet verhinderde zijn bode te beslapen.

32 V.d.S. (= S. de Vries), Seven duyvelen, regeerende en vervoerende de hedensdaeghsche

dienstmaeghden, Amsterdam 16822, pp. 213-214.

33 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I E 7 (E 4), voor een dergelijk geval, II B 4 (E).

34 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I N 13/2 (D), II B 227/2 (E 2); G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 G, fol. 337.

35 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I E 7 (C), II L 29/1 (D 1-3, G 1-5).

36 Het lijkt me zinloos alle vindplaatsen van deze beroepen te geven. Ze zijn vooral afkomstig uit de dossiers van het Hof van Holland. Beroepsaanduidingen op lokale procesrollen zijn schaars. 37 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II K 136/2 (J), I M 16/2 (E), II IJ 1 (H), vgl. nog I T 16 (C 1), II

W 86/1 (C).

38 Scheltema, Volksgebruiken, pp. 19-29; Schotel, Oud-hollandsch huisgezin, pp. 215-216. 39 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II K 145 (C), II B 134 (C 2), II R 86 (C). Zie nog uit vele, A.R.A.,

Recht. Arch. Maassluis, inv. nrs. 19, fol. 19vo-21, 24, fol. 219vo-220vo; A.R.A., Recht. Arch. Wassenaar, inv. nrs. 62, fol. 32vo-33, 64, fol. 22vo-23; G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 N, fol. 157, 44 T, fol. 22, 44 Y, fol. 247

40 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II A 6/1 (G 3).

41 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II G 61 (H), I B 78 (C), I N 1 (C); G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 F, fol. 139vo, 44 J, fol. 219vo.

43 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv.nr. 44 W, fol. 134, 210; A.R.A. Hof, Coll. Civ. Proc., II B 29/2 (D 1).

44 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I O 12 (D 5), II L 96 (D 1).

45 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I A 19 (E), I M 21/2 (D 2); G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 10 QQ. nr. 30 (ongfolieerd), 44 AA, fol. 116.

46 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II D 44/2 (J), II S 80 (J). 47 A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nr. 22, fol. 346vo

-347vo; G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 R, fol. 212vo, 10 Q, fol. 34-34vo, 10 KK, nr. 19 (ongefolieerd); vgl. nog A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II B 4 (E).

48 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 G, fol. 337, 44 R fol. 20vo

, 55, 44 P, fol. 50, 129

vo

, 10 N, fol. 35vo.

49 N. W. Posthumus, De geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie, 's-Gravenhage 1908-1933, 3 dl., III, p. 1105.

50 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 G, fol. 337, 44 P, fol. 129vo, 44 R, fol. 20vo, 55. 51 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 O, fol. 33, 44 Q, fol. 66, 44 T, fol. 25; A.R.A.,

Hof, Coll. Civ. Proc., II H 13 (H).

52 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II E 16/a (E 1), I N 13/2 (D), II P 37 (D 1); A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nr. 22, fol. 348vo-352vo.

53 D.J. Noordam, ‘De weerbare mannen van Maasland in 1747. Een historisch-demografisch onderzoek’, in Holland, 7, 1975, pp. 36-42; zie ook nog over het Gelderse Duiven, A.J. Schuurman, ‘De bevolking van Duiven 1665-1795. Een historisch-demografische studie’, in

A.A.G. Bijdragen, 22, 1979, pp. 168-174. Binnen het Zierikzeese patriciaat vond waarschijnlijk

wel geboortebeperking plaats, H. van Dijk en D.J. Roorda, Het patriciaat in Zierikzee tijdens

de Republiek, Middelburg 1980, pp. 44-50.

54 Van Hamelsveld, Zedelijke toestand, pp. 280-281.

55 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II K 136/1 (D, F, J), II P 37 (D); G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 T, fol. 23vo.

56 A.R.A., Hof, inv. nr. 5498 (1771, nr. 4), 698 (sententienr. 52) n.a.v. Hof, Coll. Civ. Proc., II G 64. In Maasland rond 1747 kreeg 53,8% van de gehuwde vrouwen haar laatste kind ouder dan 40 jaar, 6,6% tussen 45-49 jaar, Noordam, ‘Weerbare mannen’, te berekenen uit tabel 36, p. 42.

57 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I N 13/2 (D), II B 4 (D 3), II K 24 (F 1); A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nr. 22, fol. 348vo-352vo; G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 N, fol. 285.

58 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II R 33/1 (E 3), II H 13 (H), II B 227/2 (E 1). 59 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I G 19 (D 2), II J 11 (D).

60 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I CK 35 (O), II H 118 (H), II H 145 (E 1), II W 57 (E 1). 61 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II D 44/2 (L 1), II H 123 (E 1), II K 136/1 (E).

62 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I CK 35 (O), I O 12 (D 6), II H 152 (E 2), II R 36 (E), II IJ 1 (E 1); G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 G, fol. 337.

63 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I N 8/1 (E 4), I O 12 (D 5), II D 34 (B), II V 83 (C); G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 Z, fol. 192vo.

64 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II P 42/2 (D 1).

65 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 Y, fol. 204-204vo

, 44 Z, fol. 276. A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I B 78 (D), I N 13/2 (C, G).

66 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II R 35/2 (E 1), II D 44/2 (E 1).

67 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II K 136/1 (D), I B 78 (D), I N 13/2 (G).

68 J. de Bruijn, Geschiedenis van de abortus in Nederland. Een analyse van opvattingen en

discussies 1600-1979, Amsterdam 1979, pp. 11-26.

een door De Bruijn, Geschiedenis abortus, p. 17, aangehaald geval is ook van zevenboom sprake.

73 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II B 29/2 (E 2).

74 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 47 JJJ, d.d. 2-5-1755 (ongefolieerd). Voor verdere beschuldigingen of feiten m.b.t. abortus, G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 47 000, d.d. 7-4-1775 (ongefolieerd); A.R.A., Hof, inv. nr. 829 (sententienr. 125), Hof, Coll. Civ. Proc., II H 13 (H), II K49/1 (E), II K 49/2 (E), II K 136/2 (J).

75 A.R.A., Hof, inv. nr. 5345 (1687, A, nr. 5), Hof, Coll. Civ. Proc., I N 13/2 (E), II B 4 (E), II R 33/1 (E 3), II R 35/1 (L), II R 35/2 (C, E 1).

76 S. Faber, ‘Kindermoord, in het bijzonder in de achttiende eeuw te Amsterdam’, in Bijdragen

en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 93, 1978, pp. 224-240, vooral

pp. 226-227, 235.

77 Faber, ‘Kindermoord’, pp. 227, 233, 238.

78 De Bruijn, Geschiedenis abortus, p. 17, onder verwijzing naar ongepubliceerd Amsterdams materiaal van Faber. De 9 abortusgevallen waar in de noten 71, 73 en 74 sprake van was, betroffen 4 dienstbodes, 3 niet-dienstbodes en 2 onbekenden.

79 A.R.A., Hof, inv. nr. 5498 (1771, nr. 4). Zie ook A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II J 31 (C), II K 136/2 (C); G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 S, fol. 103, 44 Z, fol. 276. 80 W.F.H. Oldewelt, ‘Het aantal bedelaars, vondelingen en gevangenen te Amsterdam in tijden

van welvaart en crisis’, in Jaarboek Amstelodamum, 39, 1942, pp. 21-34, vooral pp. 25-27; I.H. van Eeghen, ‘Vondelingen’, in Maandblad Amstelodamum, 43, 1956, p. 130; Faber,

‘Kindermoord’, pp. 238-239.

81 De enige samenvattende studie over de vereiste kennis en plichten van de vroedvrouw is A. Geyl, ‘Over de opleiding en maatschappelijke positie der vroedvrouwen in de 17de en 18de eeuw’, in Medisch weekblad, 4, 1897-1898, pp. 6-10, 18-26, 35-41, 53-62, 67-73, 86-90, 115-117. Recenter is C.R. Post, ‘De Amsterdamse vroedvrouw uit de 18de eeuw’, in Bijdragen tot de

geschiedenis der geneeskunde, 36, 1956, pp. 1-8.

82 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I A 19 (B, F 1), II P 37 (C, E 1), II W 104/1 (Q 1). In 1705 klaagden vroedvrouwen in een request aan de Amsterdamse stadsregering dat het vragen naar de naam van de vader vaak onmogelijk werd gemaakt door onwil en vijandigheid van de betrokken, A.J.M. Brouwer Ancher, ‘Onderzoek naar het vaderschap’, in Tijdschrift voor

geschiedenis, land- en volkenkunde, 15, 1900, pp. 220-222.

83 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 Y, fol. 203, 44 Z, fol. 97; A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I N 13/2 (C, D), II B 4 (D 3), II D 34 (B).

84 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II B 4 (E).

85 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II B 209 (B, C, D 1-7).

86 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 N, fol. 56 m.b.t. de zoon van burgemeester Van Zanen; A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I E 7 (E 1-3) over de secretaris van Willem III, II R 47 (C, E 1) over een Haags advocaat.

87 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I B 78 (E), II E 28 (D), II R 47 (C); G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 T, fol. 207.

88 A.R.A., Hof, inv. nr. 5498 (1771, nr. 4).

89 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I M 16/1 (B 2) waar de vader het kind onmiddellijk terugbrengt; zie ook II S 179/1 (K 1), II V 83 (C); A.R.A., Recht. Arch. Wassenaar, inv. nr. 65, fol. 153-154. 90 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II R 35/2 (E 1).

91 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I A 19 (B, F 3-6), II B 227/2 (C, E 2), II H 69/1 (L), II J 54 (D 3), II W 19 (H).

92 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II H 118 (E 1, F 3).

93 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II B 4 (C), II K 136/1 (C), II K 198 (C), II L 96 (C), II P 42/1 (C), II W 86/1 (C), II W 104/1 (C 1-2); A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nrs. 19, fol. 17vo -19, 22, fol. 346vo-347vo, 23, fol. 106-107vo, 24, d.d. 9-12-1746 (ongefolieerd).

96 U.J. Heerma van Voss, Defloratie en onderzoek naar het vaderschap in het oud-vaderlands

recht, Amsterdam 1889, pp. 45-48.

97 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 N, fol. 157; A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nrs. 22, fol. 348vo-352vo, 25, fol. 123-125; A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II K 24 (E 1), II R 35/2 (G), II T 25 (C). Heerma van Voss, Defloratie, pp. 95-100, bespreekt het karakter van de dotatie.

98 Citaat in A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II B 29/2 (H); Brouwer, De jure connubiorum, pp. 301-302, Van Leeuwen, Rooms-Hollands regt, p. 481.

99 Heerma van Voss, Defloratie, pp. 54-57.

100 Uit vele, A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I N 8/2 (H), II B 102/1 (C), II H 83 (F 3), II L 29/1 (C 1), II S 179/1 (D), II W 91/1 (C).

101 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 J, fol. 10, 44 N, fol. 74, 44 R, fol. 176, 44 AA, fol. 13; A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nr. 24, d.d. 9-12-1746 (ongefolieerd); A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I CK 35 (C). Vgl. hierover Heerma van Voss, Defloratie, pp. 63-65. 102 De Groot, Inleidinge, p. 309; Noordkerk, Handvesten Amsterdam, II, pp. 448-450: ‘Van de

Dienstboden’, art. 7. Zie verder Heerma van Voss, Defloratie, pp. 57-60.

103 Voor deze en volgende opmerkingen over bewijsvoering, J.W. Bosch, ‘La preuve dans l'ancien droit neerlandais’, in Recueils de la société Jean Bodin, 17, 1965, pp. 453-480; Heerma van Voss, Defloratie, pp. 135-152; Van Leeuwen, Rooms-Hollands regt, pp. 609, 618-623; Vromans,

Tractaet de foro competenti, pp. 278-279, 351-373.

104 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II R 86 (D 1), II D 41/2 (F); A.R.A., Hof, inv. nr. 5498 (1767, B, nr. 16).

105 Van Leeuwen, Rooms-Hollands regt, p. 620. 106 Van Leeuwen, Rooms-Hollands regt, pp. 480-481.

107 Protest tegen een niet beëdigde vroedvrouw, A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II D 72 (C). 108 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II R 35/2 (C). II W 86/1 (F) en verder nog I M 21/2 (D 3), II E

28 (D). II K 49/2 (D 2), II S 179/2 (D 1).

109 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 J. fol. 219vo

, 44 R, fol. 151, 44 S, fol. 224vo voor keuze aan de man. Heerma van Voss, Defloratie, meent echter op grond van literatuur dat de keuze bij de man lag, pp. 72-74.

110 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II R 40 (D).

111 G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nr. 44 M, fol. 110, 254. 112 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., I N 13/2 (C).

113 A.R.A., Hof, inv. nr. 947 (sententienr. 23) n.a.v. Hof, Coll. Civ. Proc., I N 13/1-2; Hof, inv. nr. 981 (sententienr. 25) n.a.v. Hof, Coll. Civ. Proc., II L 29/1-2; G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 S, fol. 103, 44 W, fol. 134, 44 Z, fol. 175.

114 A.R.A., Hof, inv. nr. 898 (sententienr. 7) n.a.v. Hof, Coll. Civ. Proc., II K 136/1-2; Hof, inv. nr. 915 (sententienr. 99) n.a.v. Hof, Coll. Civ. Proc., II R 35/1-2; G.A. Leiden, Oud-Recht. Arch., inv. nrs. 44 S, fol. 186, 44 T, fol. 214, 44 Y. fol. 271.

115 A.R.A., Hof, inv. nr. 981 (sententienr. 25) n.a.v. Hof, Coll. Civ. Proc., II L 29/1-2 en zie ook Hof, inv. nr. 904 (sententienr. 91) n.a.v. Hof, Coll. Civ. Proc., I E 7.

116 A.R.A., Hof, inv. nr. 947 (sententienr. 23) n.a.v. Hof, Coll. Civ. Proc., I N 13/1-2, citaat in I N 13/1 (M). Voor een grof voorbeeld van klassejustitie en machtsmisbruik, zie ook de door J.E. Elias. De vroedschap van Amsterdam 1578-1795, Haarlem 1903-1905, 2 dl., II, pp. 1052-1053, behandelde zaak van de machtige Amsterdamse burgemeester De Haze de Georgio.

117 A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II V 83 (F).

118 De Groot, Inleidinge, p. 309, Van Leeuwen, Rooms-Hollands regt. pp.480-481. Zie ook Heerma van Voss, Defloratie, pp. 87-90.

119 Volgens Van Leeuwen bedroeg de som hoogstens ƒ 2 p.w., Heerma van Voss, Defloratie, p. 117.

120 H. Ankum, ‘Cessation de la minorité. Etudes sur le statut juridique des enfants mineurs dans l'histoire du droit privé néerlandais à partir du treizième siècle, I’, in Tijdschrift voor

123 G.A. Leiden, inv. nrs. 47 BB, d.d. 22-7-1695. 47 YY, d.d. 13-4-1725, 47 LLL, d.d. 15-7-1765 (ongefolieerd); A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nr. 21, fol. 19vo-20. Om deze reden werden in het vonnis ouders of grootouders als borg aangesteld bij onvermogen van de veroordeelde man, bijv. G.A. Leiden. Oud-Recht. Arch. inv. nrs. 44 X, fol. 70vo, 44 Y, fol. 93, 44 Z, fol. 84.

124 Over de methode, definities e.d., Th. L.M. Engelen, M.M. Meyer, ‘Gedwongen huwelijken op het Nederlandse platteland, 1812-1862’, in A.A.G. Bijdragen, 22, 1979, pp. 190-196.

125 Noordam, ‘Weerbare mannen’, pp. 34-35; Schuurman, ‘Bevolking Duiven’, pp. 165-166. Overigens zijn de cijfers niet geheel vergelijkbaar, omdat Noordam van een criterium van 8 maanden uitgaat en Schuurman van 7 maanden. De laatste ziet dit bij een vergelijking der cijfers over het hoofd.

126 Chr. M.G. ten Raa, De oorsprong van de kantonrechter, Deventer 1970, pp. 128-157 over de Leidse Vredemakers, p. 140 over de competentie bij de vaderschapsactie.

127 J.A. de Kok, Nederland op de breuklijn Rome-Reformatie. Numerieke aspecten van

protestantisering en katholieke herleving in de Noordelijke Nederlanden 1580-1880, Assen

1964, pp. 311, 322.

128 Voor voorbeelden van uit Maassluis en Den Haag afkomstige ongehuwde moeders die hun kind in Rotterdam baarden en lieten dopen, A.R.A., Recht. Arch. Maassluis, inv. nr. 19, fol. 17vo -19; A.R.A., Hof, Coll. Civ. Proc., II H 83 (E 2-3).

129 Voor de 18de-eeuwse economie Joh. de Vries, De economische achteruitgang der Republiek

in de achttiende eeuw, Leiden 19682. De sociale gevolgen van de sterke economische teruggang na ongeveer 1770 zijn door J.A. Faber, Dure tijden en hongersnoden in preïndustrieel Nederland, Amsterdam 1976 (rede) behandeld, zie vooral pp. 8, 12-13, 14-15.

130 P.C. Jansen, ‘Armoede in Amsterdam aan het eind van de achttiende eeuw’, in Tijdschrift voor

geschiedenis, 88, 1975, pp. 613-625, vooral pp. 621-622; zie ook Oldewelt, ‘Bedelaars,

vondelingen en gevangenen’, pp. 25-27, 31-34.

131 P.C. Jansen, ‘Het ritme van de dood. Sociale conjunctuur in Amsterdam 1750-1800’, in Ons

Amsterdam, 25, 1973, p. 89, toonde een verband tussen stijgende graanprijzen en afnemende

huwelijksfrequentie en omgekeerd.

132 D.J. Noordam, ‘Ongehuwde moeders en onwettige kinderen in Maassluis’, in Holland, 9, 1977, pp. 165-178, vooral pp. 175-176.

133 E.W. Hofstee, De demografische ontwikkeling van Nederland in de eerste helft van de

negentiende eeuw. Een historisch-demografische en sociologische studie, Deventer 1978, pp.

105

Hoofdstuk IV