• No results found

Historisch commentaar

In document Index 1. Inleiding (pagina 42-58)

19 Cassius Longinus (213-273) was een retoricus en filosoof, werkzaam in Athene. Het citaat “Een slaaf kan niet welsprekend zijn.” is vertaald uit: Longinus, De Sublimate 44. 4.

20 Voltaire: ofwel François-Marie Arouet (1694-1778) was een schrijver, essayist, filo-soof en een belangrijk figuur voor de Verlichting in Frankrijk. De bron waaruit het ci-taat komt dat HaverSchmidt aanhaalt, is niet gevonden.

36 Philippus (ca. 382-336 v. Chr.): was koning van Macedonië van 359 tot aan zijn dood. Hij veroverde vele gebieden waaronder het merendeel in Griekenland en voerde voortdurend oorlog met Athene.

36 Alexander de Grote (356-323 v. Chr.): was de zoon van Philippus en een onoverwin-nelijke legeraanvoerder. Hij erfde de troon als koning van Macedonië. Zijn grondge-bied wist hij uit te breiden van de Ionische zee tot aan de Himalaya’s.

36 Caius Julius Caesar (100-44 v. Chr.): was generaal en staatsman. Hij werd de eerste heerser van Rome en legde onder andere de basis voor de huidige kalender.

36 Augustus (63 v.-14 n. Chr.): was officieel de eerste keizer van Rome, opvolger en ach-terneef van Julius Caesar. Hij maakte een eind aan de burgeroorlogen.

46 Solon (ca. 640-560 v. Chr.): was een Atheens politicus en dichter. Hij heeft effectief bijgedragen aan de vorming van democratie. Van zijn werk is niets in zijn geheel overgeleverd. Solon is vooral genoemd in de geschriften van geschiedschrijvers Hero-dotus en Plutarchus.

47 Themistocles (ca. 524-460 v. Chr.): was een Atheense generaal en staatsman die voor democratie en tegen aristocratie pleitte.

47 Miltiades de Jongere (ca. 550-489 v. Chr.): was een staatsman van adelijke afkomst. Als veldheer heeft hij veel oorlog gevoerd tegen de Perzische koning Darius.

49 Pericles (495-429 v. Chr.): invloedrijke orator, staatsman en veldheer in de gouden eeuw van Athene.

52 Plutarchus (ca. 46-120 n. Chr.) schreef vele levensgeschiedenissen van redenaars uit Griekenland, waaronder van Pisistratus (607-527 v. Chr.), de eerste heerser van Athe-ne. De opmerking die HaverSchmidt aanhaalt, komt letterlijk uit: Plutarchus Pericles 7. 1.

55 Marcus Tullius Cicero (106-43 v. Chr.) was politicus, redenaar, advocaat en filosoof. Hij schreef talloze werken over retorica. Het door HaverSchmidt vertaalde citaat over de staatsman en veldheer Pericles (495-429 v. Chr.) staat in: Cicero, De Oratore III, §138, p. 314 .

58 Aristophanes (446-386 v. Chr.): was een Grieks dichter en schrijver. Het citaat over Pericles staat in: Aristophanes Acharniërs 530.

42

61 De vijand van Pericles die HaverSchmidt citeert, is Archidamus (476-427 v. Chr.), koning van Sparta. De anekdote is genoemd in twee werken, waarbij de citaten licht van elkaar verschillen. HaverSchmidt’s letterlijk uit het Grieks vertaalde citaat staat in: Plutarchus Pericles 8. 4.

62 Alcibiades (ca. 450-404 v. Chr.): was een van rijke Atheense afkomst. Hij was leger-aanvoerder in de Peleponesische oorlog, staatsman en orator. Samen met Theramenes voerde hij succesvol oorlog tegen de Spartanen.

62 Cleon (5e eeuw-422): Atheens politicus en succesvol legeraanvoerder in de Peleponne-sische oorlog tegen Sparta. Hij kwam om in de strijd bij Amphipolis

63 Theramenes (455-404 v. Chr): Atheens politicus. Tijdens de Peleponnesische oorlog speelde hij een belangrijke rol in de oligarchische revolutie van 411. Onder druk van Lysander werd hij na de revolutie één van de dertig tirannen, maar door zijn gematigde koers liet Critias (ca. 380-403 v. Chr.) hem oppakken en ter dood veroordelen.

63 Critias (ca. 380-403 v. Chr.): was aanvankelijk een sofist, maar later een aanhanger van de leer van Socrates. Als filosoof en dichter schreef hij enkele tragedies en dialo-gen. Na de revolutie in 404 werd hij één van de meest meedogenloze tirannen van Athene. Een jaar later kwam hij om in een gevecht met democraten.

66 Tien Attische redenaars in Athene: Antiphon (ca. 480-411), Andocides (ca. 440-390), Lysias (ca. 445-380), Isaeus (ca. 420-350), Isocrates (436-338), Demosthenes (384-322), Lycurgus (ca. 390-325), Hyperides (389-(384-322), Aeschines (389-314) en Dinarchus (ca. 360-290).

71 Korax (5e eeuw v. Chr.): was een rechter uit Syracuse die zijn leerlingen Tisias en Gorgias onderwees in de gerechtelijke welsprekendheid. Hij is de grondlegger van de sierlijke rechtspraak.

71 Tisias (5e eeuw v. Chr.): was samen met Corax één van de stichters van het sofisme. Hij stichtte een redenaarsschool op Syracuse en later op Thurii. Onder zijn leerlingen hoorden onder andere Lysias en Isocrates

71 Gorgias van Leontini (ca. 480-376 v. Chr.): wijsgeer en leerling van Korax. Hij was een democraat en schreef als filosoof werken over retorica en de subjectiviteit van de waarheid.

74 Prodicus van Kos (ca. 485-400 v. Chr.): sofist. Hij reisde veel naar Athene om lessen en voordrachten te verzorgen. Enkele beroemde leerlingen van Prodicus zijn Thera-menes, Isocrates, Thucydides en Euripides.

74 Hippias van Elis (5e eeuw v. Chr.): was een sofist en een veelzijdig persoon. Hij had een grote interesse voor astronomie en wiskunde, maar ook voor geschiedenis, taal en politiek. Zijn verdiensten worden onder meer door Plato aangehaald, maar van zijn ei-gen werk is weinig overgeleverd.

43

75 Protagoras van Abdera (ca. 490-420 v. Chr.): was een presocratische Griekse filosoof en sofist. Hij was bevriend met Pericles.

75 Thrasymachus (ca. 459-400 v. Chr.): was een uit Chalcedon afkomstige sofist die les-gaf in Athene. Zijn naam komt voor in enkele verhalen van Aristoteles.

76 Demades (ca. 380-319 v. Chr.): was een Atheens orator en demagoog afkomstig uit een arm gezin in Paeania. Hij hield het eerst met de Athener Demosthenes, maar koos later de kant van Philippus, koning van Macedonië.

76 Hegesippus (4e eeuw v. Chr.): staatsman en orator die een fanatieke aanhanger was van Demosthenes en zijn politieke oorlogvoering tegen Philippus.

76 Demetrius van Phalerum (350-283 v. Chr.): was aangesteld door de Macedonische koning Cassander om Athene te besturen. Toen zijn tegenstanders de macht overna-men, settelde hij zich in Alexandrië. Hij schreef bijzonder veel over geschiedenis, reto-rica en literatuurkritiek.

82 De Alexandrijnse canon: Deze canon van literatuur is samengesteld door Aristophanes van Byzantium en Aristarchus van Samothracië in de derde eeuw voor Christus. 87 Thucydides (460-395 v. Chr.) was generaal en geschiedschrijver van onder meer de

Peleponesische oorlog. De getuigenis van Thucydides over de verdedigingsrede van Antiphon (ca. 480-411v. Chr.) is vertaald uit: Thucydides Historiae 8. 68. 2.

89 Andocides (ca. 440-390 v. Chr.): was advocaat. HaverSchmidt noemt zijn redevoerin-gen “eenvoudig en onopgesmukt, maar daardoor nog al dor, en niet zeer duidelijk.” Er wordt wel gesproken van eenvoud en meermalen van onopgesmuktheid, maar nergens staat erbij dat de redevoeringen ‘dor en niet zeer duidelijk’ zouden zijn.

93 Lysias (ca. 445-380 v. Chr.): was een leerling van Tisias, die hem in de gerechtelijke welsprekendheid onderwees. Lysias werd logograaf in zijn geboorteplaats Athene. Hij kon geen advocaat worden omdat zijn vader van Syracuse kwam en hij dus geen vol-ledig burgerrecht bezat. Zijn familie was vanwege democratische sympathieën en een groot vermogen slachtoffer van de zogenaamde dertig tirannen. Zijn enige zelf uitge-sproken rede was tegen Eratosthenes voor medeplichtigheid aan de moord op zijn broer.

94 Eratosthenes (431-404 v. Chr.): was aanhanger van de oligarchische politiek en één van de dertig tirannen. Lysias klaagde hem in 403 v. Chr. aan en eiste doodstraf. De uitkomst is niet bekend, maar Eratosthenes stierf het jaar erop.

97 Isocrates (436-338 v. Chr.): HaverSchmidt citeert van Cicero ‘dat hij een groot rede-naar en een volmaakt onderwijzer was.’ Letterlijk vertaald uit: Brutus 32. Cicero spreekt ook van ‘pater eloquentia’ in De Oratore II 3. 10 en van ‘doctor singularis’ in

De Oratore III 9. 36.

103 Stijlkunst: De klassieke discussie over wat een goede stijl is, heeft redenaars verdeeld in twee kampen: de Attische en de Aziatische redenaars. Isocrates hanteerde de Aziati-sche stijl, een sierlijke stijl vol beeldspraak en opsmuk.

44

109 ‘Isaeus (ca. 420-350 v. Chr.) was de leermeester van staatsman Demosthenes (384-322 v. Chr.) en één van de tien Attische redenaars. De parafrase komt uit: PlutarchusVit. Dec. Orat. p. 844 leerling.

111 Lycurgus (396-323 v. Chr.): was onder meer een politicus. HaverSchmidt haalt de beschuldiging van Cicero aan ‘dat hij zijn ambacht van het aanklagen maakte,’ die ter-loops vermeld is in Brutus 130. Lycurgus zou net als Brutus geen ambten aannemen omdat hij liever mensen aanklaagde en vernederde. ‘Te onregte’ zegt HaverSchmidt terecht want Lycurgus heeft verschillende ambten betreden voor de staat, waaronder als een soort manager, driemaal als accountant en als politiechef.

116 Aeschines (389-314 v. Chr) was een Attische redenaar met een elegante stijl. Hij koos partij voor de koning van Macedonie, Philippus (382-336 v. Chr.), in plaats van voor Athene. Het feit dat Aeschines omgekocht zou zijn, heeft HaverSchmidt zelf zo geïn-terpreteerd, want dit staat niet vermeld.

120 Demosthenes (384-322 v. Chr.) was een Attische redenaar, een staatsman en de tegen-stander van Aeschines door zijn landverraad. Demosthenes schreef περί τўς

παραπρεσβείας (over het slecht volvoerde gezantschap), waarin hij als aanklager tegen Aeschines optrad. De Latijnse titel is inderdaad, zoals HaverSchmidt aangeeft, onjuist vertaald. De lezing werd in 343 v. Chr. gehouden.

123 Lezing Over de krans : Aeschines hield de lezing tegen Ctesiphon, maar eigenlijk was het een aanval op Demosthenes. Demosthenes verdedigde Ctesiphon en daarmee ook zijn eigen kransuitreiking. Het voorstel voor de uitreiking van de gouden krans vond in 338 v. Chr. plaats . Het proces werd acht jaar gerekt. In 330 v. Chr. volgden de rede-voeringen en de uitspraak in het voordeel van Demosthenes. Dat deze redevoering het meesterstuk van Aeschines is, staat vermeld in: Ctesiphontem.

132 Aeschines: HaverSchmidt schrijft het volgende: ‘Men verhaalt van hem deze anecdote, dat hij eens aan eenige vrienden zijne rede tegen Demosthenes, en die van dezen tegen hem voorlas, en daarop hun oordeel vroeg. Toen zij nu de prijs aan die van zijnen te-genpartij toekenden, riep hij uit: “En dan moest gij hem zelf eens gehoord hebben, toen hij haar voordroeg.”’ Dit citaat is niet helemaal correct. Vertaald is het:

En toen hij op een dag de lezing uitsprak die hij eerder had gemaakt tegen Ctesiphon, om de Rhodianen te vermaken, deed hij dat met zo’n gratie, dat ze verbaasd waren hoe hij had kunnen falen in zijn zaak als hij zo goed voor zichzelf had gepleit. ‘Maar men zou niet verbaasd zijn’, zei hij, ‘dat ik omvergeworpen was, als men Demosthenes had horen pleiten tegen mij.’ In: Plutarchus, Vit. Dec. Orat. Aeschines 840 D-E.

149 Ludwig Friedrich Franz Theremin (1780-1846): was een Duitse evangelische theo-loog. Hij schreef in 1845 het boek Demosthenes en Massillon: Eene Bijdrage Tot de

Geschiedenis Der Welsprekendheid.

151 Petrus Hofstede de Groot (1802-1886): Hoogleraar theologie aan de universiteit van Groningen, is tweemaal Rector Magnificus geweest en was predikant in Ulrum. De uitspraak komt waarschijnlijk uit één van zijn preken of collegedictaten, het citaat is niet teruggevonden in één van zijn publicaties.

45

166 Redevoering Demosthenes: HaverSchmidt noemt de redevoering van Demosthenes om de Thebanen tot een verbond met Athene te bewegen. Deze rede is niet overgele-verd.

170 Olyntische en Philippische redevoeringen: Tussen 351 – 349 v. Chr. hield Demosthe-nes zijn eerste twee redevoeringen tegen koning Philippus II van Macedonië, genoemd de eerste Philippische en de Olyntische redevoeringen. Dit waren preventieve redevoe-ringen ter voorbereiding op een aanval van de Macedoniërs. Tussen 344 – 341 v. Chr. hield hij zijn tweede en derde Philippische redevoeringen, toen al enkele slagen waren uitgevochten, en richtte zich met name tegen Aeschines.

177 Demetrius van Phalerum (350-283 v. Chr.): schrijver, redenaar en populair staatsman in Athene. HaverSchmidt haalt de anekdote aan dat ‘men niet minder dan 360 stand-beelden voor hem (Demetrius) oprigtte’ uit: Diogenes Laërtius V 75 + 77. Deze bron wordt echter tegengesproken door Cornelius Nepos, Miltiades 6. 4, die schrijft over 300 standbeelden. Het verschil zit er mogelijk in dat Demetrius ook zelf standbeelden heeft opgericht.

186 Appius Claudius Caesus (340-273 v. Chr.): politicus in Rome. Hij legde wegen aan en liet het eerste aquaduct bouwen. De redevoering tot verhindering van het uitleveren der gevangenen aan Pyrrhus is inderdaad in 279 gehouden, een samenvatting ervan staat in: Livius boek XIII.

187 Pyrrhus van Epirus (ca. 319-272 v. Chr.): was koning van Epirus en zwager van De-metrius. Pyrrhus werd vooral beroemd door zijn overwinningen die hem evenveel ver-lies opleverden als winst, de zogenaamde Pyrrhusoverwinningen.

190 Marcus Porcius Cato (234-149 v. Chr.): was aanvankelijk een boer uit Tusculum en diende als officier tijdens de Tweede Puniscche oorlog. Na de oorlog begon zijn carri-ère als senaat en later consul. Hij is beroemd geworden vanwege zijn redevoeringen, die hij altijd eindigde met ‘Ceterum censeo Carthaginem esse delendam.’ Dit betekent: Overigens vind ik dat Carthago verwoest moet worden. HaverSchmidt moet de zin hebben gekend uit zijn lessen Latijn als voorbeeld van het gebruik van de gerundivum. 190 Caius Laelius (ca. 220-160 v. Chr.): was een veldheer in het leger van zijn vriend

Sci-pio Africanus. Hij bekleedde uiteindelijk ook de functie van quaestor, penningmeester, maar kwam nooit hogerop, waarschijnlijk vanwege zijn lage komaf.

190 Publius Cornelius Scipio Africanus (ca. 236-183 v. Chr.): was een geboren Romein van de adellijke familie. Hij was generaal in de Tweede Punische oorlog, vocht tegen Carthago, in Hispania en in Afrika, waar hij zijn bijnaam door kreeg. Scipio is vooral bekend door de overwinning tegen Hannibal. In 199 v. Chr. bekleedde hij voor één jaar de functie van consul. Daarna trok hij zich terug uit de politiek.

190 Servius Sulpicius Galba (ca. 185-140 v. Chr.): diende Rome in de strijd in Macedonië. In 144 werd hij benoemd als consul, samen met Lucius Aurelius Cotta.

194 Quintus Horatius Flaccus (65-8 v. Chr.): Romeins dichter. De regels die HaverSchmidt citeert “Graccia capta ferum victorem cepit, et artes. Insulit agresti Latio.” zijn een deel van een op metrum gestelde passage in: Horatius Epistulae II 1. 156 - 157

46

202 Caius Sempronius Gracchus (154-121 v. Chr.) was politicus en redenaar. Haver-Schmidt haalt de historicus Vellejus Paterculus (19 v.-31 n. Chr.) aan die Caius prijst boven zijn broer Tiberius Sempronius Gracchus (163-133 v. Chr), ook een politicus en redenaar. De betreffende passage staat in: Velleius Paterculus 2. 6. 1

206 Marcus Antonius (143-87 v. Chr.): bekleedde als staatsman de positie van quaestor, praetor en tegelijk proconsul van Sicilië, en later censor en consul. Hij stond bekend als de beste orator van Rome en wordt in Cicero’s De Oratore van alle redenaars het vaakst genoemd. Van zijn eigen toespraken is niets bewaard gebleven.

207 Lucius Licinius Crassus (140-91 v. Chr.): was in 95 v. Chr. Consul en voerde een wet in om de voorwaarden voor het Romeins burgerrecht te verscherpen waardoor niet-burgers de stad moesten verlaten. De maatregel leidde tot een opstand. Zijn leerling Cicero bewonderde hem erg als orator.

208 Caius Julius Caesar Strabo Vopiscus (130-87 v. Chr.): een achteroom van Caius Julius Caesar (100-44 v. Chr.). Cicero noemt hem om zijn humor in: De Oratore III 8. 30. 209 Caius Aurelius Cotta (124-73 v. Chr.): consul onder het dictatorschap van Sulla. Hij

wordt onder meer genoemd in De Oratore en Brutus van Cicero voor zijn spreektalent zijn simpele stijl.

209 Publius Sulpicius Rufus (121-88 v. Chr.): was redenaar en staatsman. Hij zorgde er-voor dat Caius Marius het Romeins Burgerrecht kreeg en zodoende verkozen kon worden als leider in plaats van Lucius Cornelius Sulla. Sulla heroverde de macht, liet Sulpicius onthoofden en maakte zijn wetten ongedaan.

210 Burgeroorlogen van Caius Marius (157-86v. Chr.) en Lucius Cornelius Sulla (128-78 v. Chr.): Het gaat hier om twee burgeroorlogen, de eerste van 88 – 87 v. Chr. en de tweede van 82 – 81 v. Chr. Intussen speelde de Oorlog van Sertorius van 83 – 72 v. Chr. tussen Rome en provincies van Hispania, waarin de twee generalen ook een hoofdrol speelden. Bij alle drie de oorlogen was de overwinning voor Sulla.

212 Quintus Hortensius Hortalus (114-50 v. Chr.): advocaat en consul. Hij staakte inder-daad een tijdlang zijn studie, zoals HaverSchmidt beweert, maar dat dit “uit zucht tot werkeloosheid” was, is HaverSchmidts eigen interpretatie. Dat staat nergens vermeld. 215 Een eerdere lezing over Cicero: De heer M. Ypeij hield voor Minerva nos Iungit een

zelf vervaardigde lezing over M. Tullius Cicero in het jaar dat HaverSchmidt secretaris was.

220 Sextus Roscius van Ameria (1e eeuw v. Chr.) werd in 80 v. Chr. vals beschuldigd van vadermoord. Marcus Tullius Cicero (26 jaar) hield zijn verdedigingsrede en pleitte hem vrij.

220 7 redevoeringen tegen Verres: Er zijn twee redevoeringen bekend, waarbij de tweede in zeven delen is uitgegeven. Naar de huidige stand van de wetenschap is men ervan overtuigd dat Cicero de tweede rede niet heeft uitgesproken zoals deze op papier staat.

47

Men vermoed dat hij een deel ervan wel heeft uitgesproken. HaverSchmidt bedoelt met de tweede rede waarschijnlijk dit deel, dat hij weer opdeelt.

222 Caius Cornelius Verres (ca. 120-43 v. Chr.): landvoogd op Sicilië die wegens tirannie en wanbeleid werd aangeklaagd door de plaatselijke bevolking. Zijn advocaat was Quintus Hortensius Hortalus die het opnam tegen Cicero, de advocaat van de aankla-gers en op dat moment quaestor op Sicilië. Cicero won de rechtszaak en maakte zich-zelf daarmee beroemd.

224 Caius Manilius (1e eeuw): was in 66 v. Chr. volkstribuun in Rome. Hij zorgde voor een wet op stemrecht voor vrijgelatenen waardoor hij de hele senaat tegen zich kreeg. Cicero verdedigde hem toen hij Pompeius aan zijn kant kreeg door hem het bevel over de oorlog tegen Mithridates VI van Pontus te schenken. Na zijn aftreden werd hij aan-geklaagd door de aristocraten en opnieuw verdedigd door Cicero. Daarna is niets over hem bekend.

225 Lucius Sergius Catilina (108-62 v. Chr.): was senator en leider van de samenzwering om de Romeinse Republiek omver te werpen. Cicero ontmaskerde hem waardoor hij moest vluchten en met zijn uitgedunde leger rondzwerfde om gevechten te voorko-men. Hij is gestorven in de strijd tegen Antonius Hybrida.

225 Titus Annius Milo Papianus (ca. 95-48 v. Chr.): was een politicus en agitator afkom-stig uit Lanuvium. Hij was bevriend met Cicero, wie hij hielp om uit ballingschap te-rug te keren. Cicero verdedigde hem bij de aanklacht voor de moord op Publius Clodi-us Pulcher, maar hij verloor en werd verbannen naar Massilia. In 48 v. Chr. werd hij terechtgesteld voor ordeverstoring.

226 Publius Clodius Pulcher (93-52 v. Chr.): was van adellijke afkomst, maar werd voor-vechter voor het volk als volkstribuun en veranderde zijn naam. Hij steunde de staats-greep van Catilina en zorgde er met een wet op strafrecht voor dat Cicero in balling-schap ging. Zijn bende werd tegengewerkt door Titus Annius Milo, leider van de rivaliserende bende.

237 Marcus Junius Brutus (85-42 v. Chr.): was senator en ogenschijnlijk bevriend met Caius Julius Caesar. Brutus had echter een groot aandeel in de door zijn zwager Cassi-us geleide samenzwering om JuliCassi-us Caesar te vermoorden.

238 Marcus Fabius Quintilianus (35-100 n. Chr.): was een beroemd retoricus en schrijver. Het eerste citaat van Quintilianus over Cicero dat HaverSchmidt aanhaalt, is vertaald uit: Quintilianus Institutio Oratoria XII 10. 12.

249 Quintilianus: Het citaat over de vergelijking van Cicero met Caesar is letterlijk ver-taald uit: Quintilianus, Institutio Oratoria X 1. 114.

255 Caius Licinius Macer Calvus (82-47 v. Chr.): was dichter en redenaar van de Attische stijl. Hij hekelde zijn vijanden Cicero en Pompeius in zijn gedichten.

257 Caius Asinius Pollio (76 v.-5 n. Chr.): was militair onder Julius Caesar en Marcus An-tonius (83-30 v. Chr), consul, maar bovenal redenaar en schrijver. Hij stichtte in 38 v. Chr. de eerste openbare bibliotheek in Rome.

48

257 Marcus Valerius Messalla Corvinus (64 v.-8 n. Chr.): was generaal, consul en schrij-ver. Hij volgde lessen gezamenlijk met Horatius en Cicero.

257 Titus Cassius Severus (?-32 n. Chr.): retoricus en succesvol leraar. Tijdens het regime van Augustus was Severus één van de eersten die zich een nieuw soort welsprekend-heid aanleerde dat wel werd toegestaan onder het imperialisme. Hij was een tegen-stander van de monarchie en had een opvliegend karakter.

258 Publius Cornelius Tacitus (56-117 n. Chr.): was historicus en schreef een aantal zeer belangrijke bronnen voor de geschiedenis uit de oudheid. HaverSchmidt noemt het werk: Gesprek over de oorsaken der bedorvene welsprekendheid. De latijnse titel is:

Dialogus de oratoribus.

261 Lucius Annaeus Seneca (4 v.-65 n. Chr.): was een stoïcijns filosoof en adviseur van Nero. Hij schreef enkele tragedies en werd zelf beschreven door onder meer Dante, Chaucer en Petrarca.

261 Caius Plinius Secundus (23-79 n. Chr.): was een schrijver, natuurfilosoof en legeraan-voerder voor zowel de landmacht als de marine. Hij schreef Naturalis Historia, een encyclopedisch werk dat model heeft gestaan voor veel latere encyclopedieën.

261 Quintus Aurelius Symmachus (345-402 v. Chr.): was van aristocratische afkomst. Hij was staatsman en schrijver. Hij schreef enkele lofredenen en gedenkingsredenen die hem beroemd maakten. Zijn bekendste werk is een Relatio, een ambtelijk rapport. 274 Lucius Caelius Firmianus Lactanius (ca. 250-320): christelijke anti-heidense schrijver

afkomstig uit de provincie Africa. Hij was adviseur van keizer Constantine I. 274 Marcus Minucius Felix (2e eeuw): apologeet. In zijn Octavius zet hij de christelijke

religie in elkaar met gebruik van heidense beelden om de Heiden tot het Christendom

In document Index 1. Inleiding (pagina 42-58)