• No results found

het zaligmakend geloof

In document Het rechtvaardigend geloof (pagina 169-175)

de andere belijdenisgeschriften

Hoofdstuk 14: het zaligmakend geloof

1. De genadegave van het geloof is het werk van de Geest van Chris-tus in de harten van de uitverkorenen291, die hen in staat stelt om te geloven tot behoud van hun ziel.292 Het geloof wordt gewoon-lijk door de prediking van het Woord gewerkt.293 Samen met de bediening van de sacramenten en het gebed wordt de prediking ook gebruikt om het geloof te vermeerderen en versterken.294 2. Door dit geloof gelooft een christen dat alles wat in het Woord

geopenbaard is, waar is, vanwege het gezag van God, Die Zelf daarin spreekt.295 Het geloof reageert op een verschillende manier op alles wat ieder afzonderlijk gedeelte van het Woord bevat: het gehoorzaamt de geboden296; het beeft voor de dreigingen297 en omhelst de beloften van God voor dit leven en het toekomende.298 Maar de voornaamste werkingen van het zaligmakende geloof zijn het aannemen en het ontvangen van Christus en het rusten op Hem alleen voor rechtvaardiging, heiliging en het eeuwige leven, op grond van het genadeverbond.299

288 Ibidem, p. 71-78.

289 Joh. 1:12; Rom. 3:28; Rom. 5:1.

290 Gal. 5:6; Jak. 2:17,22,26.

291 Ef. 1:17-19; Ef. 2:8; 2 Kor. 4:13.

292 Hebr. 10:39.

293 Rom. 10:14,17.

294 Luk. 17:5; Hand. 20:32; Rom. 1:16-17.

295 Joh. 4:42; Hand. 24:14; 1 Thess. 2:13; 1 Joh. 5:10.

296 Rom. 16:26.

297 Jes. 66:2.

298 1 Tim. 4:8; Hebr. 11:13.

299 Joh. 1:12; Hand. 15:11; Hand. 16:31; Gal. 2:20.

3. Het geloof heeft verschillende gradaties, zowel zwak als sterk.300 Het kan vaak op verschillende manieren aangevallen en verzwakt worden, maar het zal de overwinning behalen. Bij velen zal het opgroeien tot verkrijging van de volle zekerheid door Christus301, Die zowel de Auteur als de Voleinder van ons geloof is.302

Conclusie: Uit de gezegden van de opstellers van de Westminster Confes-sie - lees artikel 3 hierboven - blijkt dus, dat het rechtvaardigend geloof kan opgroeien tot verkrijging van de volle zekerheid. Men maakt dus onderscheid tussen het zaligmakend geloof en de volle zekerheid van het geloof. Toont zich hier niet een vleugje scholastiek? Laten we kijken wat Gods Woord van deze volle verzekerdheid des geloofs zegt. Paulus schrijft daarvan in zijn brief aan de Thessalonicenzen, dat het Evangelie onder ons niet alleen geweest is in woorden, maar ook in kracht, en in de Heilige Geest, en in vele verzekerdheid (1 Thess. 1:5). De kanttekeningen zeggen van die verzekerd-heid dat enige mensen dit van de zekerverzekerd-heid des geloofs verstaan, maar het schijnt meer te zien op de predicaties van Paulus. De preken van Paulus hebben tot overtuiging van de gewetens der uitverkorenen geleid, waarop, ondanks alle moeilijkheden die dit met zich meebracht, ook de verzekerd-heid des geloofs gevolgd is. De uitverkorenen werden dus door middel van de prediking tot het geloof in Christus gebracht. Dit geloof van hen berustte dus niet op onzekerheden, maar op de volle zekerheid van het gepredikte Evangelie en haar beloften. Als we nagaan wat die volle verzekerdheid des geloofs betekent, moeten we Hebreeën 10:22 opslaan. Daar lezen we van Paulus: ‘Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerd-heid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.’ Het gaat hier om een geopende toegang tot God, door het bloed van Jezus, waarin de gelovigen gewassen en gereinigd zijn. Elke gelovige mag hiervan vrijmoedig gebruikmaken. Hij dient dit te doen met een ongeveinsd en oprecht gemoed in de volle verze-kerdheid van het geloof (kantt.). De oplossing is heel eenvoudig. Hier is geen sprake van meer of minder geloof, maar Paulus toont van welke

hoedanig-300 Matth. 6:30; Matth. 8:10; Rom. 4:19-20; Hebr. 5:13-14.

301 Kol. 2:2; Hebr. 6:11-12; Hebr.10:22.

302 Hebr. 12:2.

heid de aard des geloofs is.303 De genade van Christus kan niet ontvangen worden, zonder dat ze een ontwijfelbare zekerheid met zich meebrengt.304 In deze vastheid staat de gelovige, want hij is zich ten volle bewust dat God zijn God is. Dat is de volle verzekerdheid des geloofs.

Hiermee zien we weer hoezeer de nieuwe leeropvattingen duisternis wek-ten, zodat we de zuivere waarheid van God en de goede geloofsbelijdenissen niet meer onbevangen kunnen lezen. O, mocht de Heere ons nog eens de ware bekering tot God schenken en het ware geloof in Christus.

f. De kleine Westminster Catechismus (1647)

Deze catechismus is voornamelijk bedoeld voor onderwijs in de kerken. De Kleine Catechismus wordt in de Engelstalige wereld nog wel gebruikt als lei-draad voor de prediking en voor het catechetisch onderwijs. De belijdenis-geschriften van Westminster hebben een bredere verspreiding gekregen dan alleen het Engelse taalgebied, hoewel de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie er maar weinig naar verwijzen.

Vraag 85. Wat vraagt God van ons opdat wij aan de vloek en toorn van God over de zonde zouden ontkomen?

Antwoord: Om aan de vloek en de toorn van God over de zonde te ontkomen, vraagt God van ons geloof in Jezus Christus, bekering die ten leven leidt305, gepaard gaande met een ijverig gebruik van al de uitwendige middelen waardoor Christus de weldaden van de verlossing aan ons meedeelt.306

Vraag 86: Wat is geloof in Jezus Christus?

Antwoord: Geloof in Jezus Christus is een zaligmakende

genade-303 Op deze wijze spreekt Paulus ook over de volle verzekerdheid van de hoop (Hebr.

6:11) en van het verstand (Kol. 2:2). De kanttekeningen wijzen erop dat de hoop der zaligheid uit het geloof voortkomt en dat de hoop ook meer en meer gesterkt wordt door de vruchten des geloofs. Hierin liggen prachtige gedachten opgesloten. De volle zekerheid van het verstand is een werk van de Heilige Geest. Het Evangelie brengt ons de wetenschap des geloofs toe, maar de volle verzekerdheid daarvan kan alleen in ons hart zijn door de bijzondere verzekering des Geestes (Ef. 1:13). Door Hem verkrijgen wij een goed oordeel over de zekerste waarheid van God.

304 J. Calvijn, Verklaring van de Bijbel, Zendbrieven 3, p. 145.

305 Hand. 20:21.

306 Spr. 2:1-5; Spr. 8:17, 33-36; Jes. 55:3.

gave307, waardoor wij Hem ontvangen en alleen op Hem rusten voor onze zaligheid308, zoals Hij ons in het Evangelie wordt aangeboden.

Overeenstemming

U hebt in het derde hoofddeel van dit boek gelezen over het geloof en alles wat ermee samenhangt. Hebt u gelezen over de habitus, de hebbelijkheid, de actus en meer dergelijke zaken? Hebben de opstellers alles uiteengerafeld en schakel voor schakel gedetailleerd beschreven in een stappenplan? U weet het wel: zij hebben dat niet gedaan; u leest er met geen woord over.

De genoemde belijdenisgeschriften spreken elkaar niet tegen. Integendeel, ze stemmen zo volledig met elkaar overeen, dat de Nederlandse geschriften de Formulieren van Enigheid worden genoemd. Ieder die ze onderschrijft, zou dan toch eensgezind moeten zijn? Helaas is die eensgezindheid ver te zoeken: de verdeeldheid is regel. Hoe kan dat? Zou dit komen doordat er teveel geredeneerd en gefilosofeerd wordt in plaats van eenvoudig te gelo-ven? Of doordat de eigen bevinding de regel wordt, in plaats van de schrif-tuurlijke bevinding? Ook wordt er vaak geoordeeld met zelfgemaakte maat-staven, die niet uit de Schrift en de belijdenis opkomen. Ach helaas, velen beroepen zich op de Schrift, op de Twaalf Artikelen en op de Drie Formu-lieren om het eigen gelijk te bewijzen, maar vervolgens gaan ze hun eigen gang. De ene zegt dit en de ander wat anders. Wij mogen dus alleen afgaan op Gods Woord en de daarop gegronde geschriften.

Ik schrijf dat niet zomaar. Het komt nogal eens voor, dat mensen de Heere afvallig worden, nadat ze verlicht geweest zijn, hemelse gaven gesmaakt hebben, des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw hebben gesmaakt en hun geloof hebben beleden. Ze legden het fundament van de bekering weer in dode werken en vielen terug in de wet. Paulus toont in Hebreeën 6 dat ze in hun wettische bekering weer van Christus afvielen en het Evangelie lasterlijk maakten met hun dode werken. Ze hadden de schijn van het geloof, maar het was niet het ware, evangelische, zaligmakende geloof. Ze beleden wel het geloof in God, maar het geleek op het geloof der Joden.

Het is een eigen manier van geloven, zoals dat in onze tijd overeenkomt met het geloof van de sabbattisten; de messiasbelijdende christenen, lie-ver gezegd (halve) Joden, de wederdopers en de lie-verwerpers van de kin-derdoop.309 Dergelijke bewegingen zijn als stuurloze schepen, die in

ver-307 Ef. 2:8; Hebr. 10:39.

308 Joh. 1:12; Jes. 26:3-4; Fil. 3:9; Gal. 2:16.

309 In het formulier van het Heilig Avondmaal worden deze mensen verachters van de heilige sacramenten genoemd.

scheidene vormen in de zee van ons kerkelijk leven rondzwalken, totdat God hun vermeende veiligheid en geborgenheid wegneemt in de storm van Zijn verbolgenheid. God kan niet gedogen dat Zijn Woord, Zijn leer met de daaraan verbonden geloofsbelijdenissen, door deze eigen inzichten worden bedorven. Het is een grove miskenning van de leer van Christus en Gods Geest. Verblind als zij zijn, maken zulke dwaalzieke geesten van het geloof, de leer der dopen310, de oplegging der handen en van de opstanding der doden iets anders dan de Schrift bedoelt.

Ze belijden iets anders dan de Schrift en onze belijdenissen. Ze laten met hun nieuwe opvattingen die belijdenissen los, die op de schavotten en de brandstapels tot stand kwamen, en die door het inwendig getuigenis van de Geest Gods werden gedaan. Ze wisten van de waarheid van God, ze hebben die beleden, ze voelden de kracht daarvan, ze deden er belijdenis van, maar ze lieten zich verleiden door de listen van de duivel. Daardoor lieten zij

310 In deze aanduiding (Hebr. 6:2) is te zien dat het gaat over meerdere ‘dopen’. Het woord staat in het meervoud, dus er is hier sprake van verschillende ‘dopen’. Het is niet bekend om welke dopen het gaat. Het zou kunnen zijn dat één van deze dopen de doop van Johannes is, en een andere de christelijke doop. Ook kennen we de doop met de Heilige Geest en met vuur, door Jezus gedaan. In het Grieks wordt het woordje βαπτισμός gebruikt. Dit woord βαπτισμóς is niet het gewone Griekse woord dat voor ‘doop’ wordt gebruikt. Normaal wordt dit woord gebruikt voor de

‘wassingen der drinkbekers, en kannen, en koperen vaten, en bedden’ (Mark. 7:4). Of voor de ‘spijzen, en dranken, en verscheidene wassingen en rechtvaardigmakingen des vleses, tot op den tijd der verbetering opgelegd’ (Hebr. 9:10). Dit woord wordt ook gebruikt door Josephus, Oudheden, boek 18, hoofdstuk 5, sectie 2, voor de doop van Johannes. Josephus schrijft daar dat de ‘wassing’ (dat is de doop) van Johannes acceptabel was voor hem, als de mensen die gebruikten, niet alleen voor de verge-ving van sommige zonden, maar voor de reiniging van het lichaam, waarbij werd verondersteld dat de ziel tevoren gereinigd was door gerechtigheid. Er zijn uitleggers, die zeggen dat Hebreeën 6:2 spreekt over de ‘leer van de wassingen’ of de ‘leer van de ceremoniële wassingen’. Dit zijn dan de wassingen of ceremoniële wassingen die be-schreven staan in het Oude Testament. De vraag rijst dan direct waarom er in He-breeën een uitleg nodig zou zijn over de wassingen. In de context gaat het over de fundamentele leerstukken van de bekering van dode werken, van het geloof in God, van de leer van de dopen (wassingen), van de oplegging van de handen, van de op-standing van de doden, en van het eeuwig oordeel. Het is dan minder begrijpelijk waarom de ‘ceremoniële wassingen’ zouden moeten worden uitgelegd in het rijtje van genoemde leerstukken. Het is beter te begrijpen als het in dit rijtje fundamentele leerstukken zou gaan over de ‘leer van de dopen’. Dat past hier goed in de context van de christelijke Hebreeën. Die konden zo’n uitleg over de dopen wel gebruiken.

Gods Woord en de rechte belijdenis los voor andere leringen, die gedurende de eeuwen steeds weer in een ander jasje de kerken in slopen. Veelal gera-ken deze mensen in sektarische groepen verstrikt, totdat ze met eeuwige banden, geketend aan Gods wraaknemend oordeel, vergaan. Stel u daaraan toch niet bloot. De apostel heeft niet voor niets die ernstige waarschuwin-gen voor dit oordeel geuit. Lees daarom Hebreeën 6 nog eens ernstig na. Dit kan u voor een eeuwige ondergang behoeden. We moeten altijd schriftuur-lijk blijven spreken. Daarom zijn de belijdenisgeschriften zo belangrijk. Zij helpen ons in het verstaan van de Schrift.

Het leven

In document Het rechtvaardigend geloof (pagina 169-175)