• No results found

Geloven in God Drie-enig

In document Het rechtvaardigend geloof (pagina 177-187)

In de vorige hoofddelen is in het kort iets genoemd over geloven in de drie Goddelijke Personen. Misschien dacht u na het lezen ervan: hoe kán ik geloven in de drie Personen?

In dit hoofdstuk moet ik schrijven over een zaak die niet beschreven of uitgelegd kan worden, maar alleen bewonderd en aangebeden.

Het gaat hier niet om begrijpen, maar om God bewonderen. Als God ons in staat stelt om Hem te bewonderen, gaan we Hem verheerlijken en dan zijn we niet ver van het aanbidden verwijderd, want dan is onze lofzang in stil-heid tot God (Ps. 65:2). We zijn echter gevallen mensen: ons verstand is ver-duisterd; maar toch laat God Zich kennen. Neem daarvoor bijvoorbeeld het sacrament van de Heilige Doop. In Wiens Naam zijn we gedoopt? U weet het wel: in de Naam Gods des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.

Juist, met blanke letters van water staat de Naam van een Drie-enig God op ons voorhoofd. Gods werk reikt echter verder dan deze uitroep van Zijn Naam over de kinderen en het uitwendige teken aan hun voorhoofd. Hij schenkt de Zijnen ook de waarachtige bekering en het zaligmakende geloof.

Daardoor krijgen ze de gezegende kennis van de Drie-enige God, opdat Hij in al Zijn werken geprezen en geëerd wordt. Ik stel u de werken Gods voor, opdat u uw geloof in God ook metterdaad oefent. De overdenking van Hem zal zoet zijn; ze maakt onze ziel vruchtbaar tot Zijn eer.

De Heilige Geest leert ons de Drie-eenheid kennen. Hij openbaart ons de Vader in het hart, door de Zoon en Hij toont ons de Zoon in de Vader. Ook doet Hij Zichzelf kennen in Zijn liefde, want Hij is de Geest, Die tot de gemeente spreekt (Openb. 3:13). Hij leert ons van onszelf af te zien en tot God op te zien. De openbaring van de heerlijke deugden Gods doet ons in het stof neerzinken. Hier zijn onze stamelende woorden van dank op hun plaats. We gaan ervan zingen (Ps. 138:1, 2). Zwijgen is nog beter, want onze lofzang is in stilheid tot God (Ps. 65:2). Hier wordt het: lieve Vader, lieve Zoon en lieve Heilige Geest. Lof zij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Onze eer zij aan God, Die Drie-enig is.

a. Geloof in God de Vader

De Vader heeft Zijn eeuwig bestaan uit Zichzelf en is in Christus met Zijn volk verzoend. Hij getuigt door Zijn Geest, dat Hij hun tot een Vader is en zij Hem tot kinderen zijn. Als ze die Geest ontvangen, kunnen en mogen ze roepen: Abba, Vader. Bent u Zijn kind door de Geest der aanneming tot kinderen? Dan komt die roep uit uw hart en niet slechts uit uw mond of van uw lippen. Hij klinkt binnen in uw ziel en ook in Gods oren. Abba is het Hebreeuwse woord voor Vader. De apostel gebruikt beide woorden, omdat hij Hem als de Hoeksteen van de ganse Kerk ziet. Deze Kerk bestond uit de besnedenen van de Joodse kerk en de onbesnedenen uit de kerk der heidenen. De Geest verenigt ze met Hem door de band van Zijn Goddelijke liefde.

Hoe wordt God nu onze Vader? Door Christus. Waarom? Hij verzoent ons met God. Hoe? Door Zijn verdiensten. Zie op Zijn kruis: daar heeft Hij Zijn bloed gestort. Wij kunnen niet Gods kinderen zijn, noch kan God onze Vader zijn, of Gods toorn over onze zonden moet worden weggenomen.

De Vader zegt: ‘Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbe-hagen heb; hoort Hem’ (Matth. 17:5). Kijk en hoor naar Christus, er is geen andere weg tot de zaligheid, dan door Hem. Hij verzoende God door Zijn offerbloed. Wij zijn Zijn kinderen: door het geloof in Zijn bloed krijgen we God terug.

Gelovigen, Gods Geest getuigt in onze harten dat we Zijn kinderen zijn. Hij doet roepen: Abba, Vader! We komen in een staat van vrijheid; de vrijheid der kinderen Gods. We worden ontslagen van alle banden en verbonden aan God; verzoend met God. Door het geloof gerechtvaardigd, hebben we vrede met God. Door Christus verkrijgen we nu het recht op het eeuwige leven. Door het geloof krijgen we deel aan Hem, kennen we God, zijn we uit genade zalig en genieten we de gemeenschap met God. Het is een liefdesge-meenschap, want Gods Geest verzekert ons van Zijn liefde. Het is in geen hoek geschied, want we hebben een Vader gekregen.

U denkt misschien een kind van God te zijn, maar ik vraag u: weet God ervan? Als God ervan weet, dan weet u het ook. Dan schold Hij u de schuld kwijt en kreeg u een vrije toegang tot de Vader. Hij deed dan uw zonden in Christus ver van Hem weg en Hij gedenkt en ziet ze niet meer. Hij waste ze weg in Zijn bloed, in de zee van dit Middelaarsbloed. U vond redding in Jezus; u bent niet meer van uzelf, maar van God. U leeft niet meer uzelf, want Hij leeft in u en u leeft door en in Hem, Die u bemint. Hij is uit genade uw Vader geworden. Vrees dus niet, maar vraag Hem in al uw noden. Hij nodigt u uit om aan Zijn troon te komen en zegt: u bent Mijn kind, vraag

het Mij. U buigt uw knieën en zegt vol eerbied: Vader. Wat een troostrijke woorden zegt de Heere Jezus in het gebed dat Hij Zijn discipelen leerde bidden.

Er zijn heel wat mensen die God onbeschroomd hun Vader noemen, maar daar kunnen we niet jaloers op worden. Ze spreken met God als met hun natuurlijke vader. Er zijn uit de beelden van de natuur wel vergelijkingen te trekken, maar we nemen afstand van het gelijkstellen van God met de aardse vader. Gods kinderen nemen wel de vrijmoedigheid om God als hun Vader aan te roepen, maar ze doen dit met grote schroom en met de eerbied die zondige mensen past. Ze gedenken daarbij aan de heilige Majesteit van God en ze vrezen met grote eerbied voor Hem, Die de hemel tot Zijn troon heeft en de aarde tot de voetbank Zijner voeten. Niet slaafs, want dan zijn ze nog onder de wet, maar uit eerbied, want ze zijn onder de genade.

God heeft dus een groot en Vaderlijk medelijden met de Zijnen. Hij bemint hen in Zijn Vaderlijke liefde en ziet hen als zijnde zonder zonden in Chris-tus aan, want Hij is met hen verzoend. De gelovigen gevoelen Zijn gunst;

Zijn liefde vloeit in hun harten. Hij spreekt hen vriendelijk toe en staat hen vol ontferming bij. Hij gaat met hen om als een man met zijn vriend. Wat een wonder toch, want door hun geloof in Zijn Zoon noemt Hij hen: Mijn vrienden.

Gelovige, kijk door het geloof naar Christus en zie wat Hij voor u deed, welk een prijs Hij voor u betaalde. De Vader zegt tot u: u bent Mijn kind en Ik ben uw Vader; dit ben Ik voor u in Mijn Zoon, Die Ik u gaf. U kijkt naar Christus en ziet in het hart van Christus Zijn liefde voor u. Door het hart van Christus heen, ziet u het hart van de Vader vol liefde voor u. U zegt nu:

Vader, mijn Vader, en Christus, mijn Verlosser. De Vader is u genadig met het oog op de Middelaar. Hij begeeft en verlaat u niet; Hij vergeeft menig-vuldig. De Middelaar bracht u terug tot God. Zijn bloed is van een eeuwige waardij en kracht. Spreek met God over de vergeving van uw zonden; vraag Hem die om Christus’ wil. Als u het doet, vraagt u, maar als Christus het doet, eist Hij. Hij is de rechtmatige Voorbidder van Zijn volk. Voor dege-nen die de Vader Hem gaf, spreekt Hij in de ure des gerichts, dat zij in het verderf niet zullen nederdalen. De prijs is betaald en het bloed is gestort.

De Zoon eist de Zijnen op, de Vader is met het bloed van het offer van Zijn Zoon voldaan en houdt op te toornen en ontboezemt Zijn liefde. Hij zegt:

kom voor Mijn troon en laat uw begeerten met bidden en smeken bij Mij bekend worden, Ik sla acht op uw gebeden, Ik zal u vriendelijk ontvangen, Ik jaag u geen vrees aan en zend u Mijn Geest.

Gelovige, neem het Woord en sla uw Bijbel open en lees daarin veel en vaak.

Uw verstand wordt verlicht en u buigt uw knieën. U aanbidt God, uw Vader, en draagt uw ziel aan Hem op. U denkt ook aan anderen, bijvoorbeeld aan zieken. Worden ze beter? Dank uw Vader. Kunnen ze niet beter worden?

Vraag dan: red hun zielen. Blijft de verhoring uit? Houd dan bij uw Vader aan en vraag Hem: wijs mij niet af. Waarom? Omdat Hij Zijn Zoon gaf, omdat Hij Christus gaf. Vraag het om Zijnentwil en wees vrijmoedig, omdat Hij uw Zaligmaker is. De Vader heeft u lief. Leef niet op een afstand, maar dicht bij God. Kom naderbij en werp u aan Zijn voeten. Heb hoop op God en oefen geloof en vertrouwen.

Bent u ziek? Hij wil uw Heelmeester zijn. Dat zijn de dingen van het dage-lijkse leven.

Hebt u last van uw zonden? Hij verlost u van het verderf. Hier gaat het om de geestelijke zaken.

Bent u arm en ellendig? Vraag Hem alles wat u behoeft: Hij verhoort.

U vraagt misschien: zijn mijn zonden niet te groot of te veel? In Christus is volkomen vergiffenis. Speelt uw ouderdom u parten? Vraag God om hulp.

Hij geeft kracht en is uw verstand. Hij vergeet niets en weet raad en schenkt hulp.

U vraagt misschien: mag ik de Heere om hulp vragen voor mijn psychi-sche noden? Vraag; ga ermee naar de Heere. Weet u het niet meer en ziet u het niet meer zitten, bent u radeloos of wanhopig? Zijn apotheek heeft een oneindige voorraad. Twee heel belangrijke medicijnen voor al die kwalen zijn het bloed en de Geest van Christus. Zo schenkt Hij u rust. Vraagt u: hoe moet ik bidden?

- Bid met een groot en sterk verlangen. Als u na een lange afwezig-heid weer naar huis gaat, verlangt u toch naar uw vrouw en kinderen?

Andersom verlangen ze naar uw thuiskomst. Het zijn de blijken van wederzijdse liefde. Zo moet u naar God en Zijn weldadigheid verlan-gen.

- Neem de tijd. Hoe lang praat u niet met vrienden? Avonden brengt u met hen door. Hoe graag bent u in het gezelschap van geliefde huisge-noten? U laat u dit door al de drukte van de tijd toch niet ontnemen?

Zo moet u de gemeenschap met God ook zoeken. In de stille nachten spreekt Hij met u. In het gebed spreekt u tot Hem. Onder het lezen van Zijn Woord toont u zich aan Hem en Hij openbaart Zich aan u. Laat u dit niet ontgaan.

- Bid gelovig. Als u gelovig bidt, toont God u Zijn erbarmen, liefde, gunst en genade. Lieve Vader, Abba, lieve Vader. Wat een grote genade: God is uw Vader geworden.

b. Geloof in God de Zoon

Christus Jezus is de eigen, eniggeboren en natuurlijke Zoon van de Vader.

Met de Vader en de Heilige Geest is Hij een enig God. God heeft een plan met deze wereld. De mens heeft tegen Hem gezondigd, verdient de hoogste straf en moet de eeuwige dood sterven. Doch de Heere heeft geen lust in de dood van een goddeloze, maar daarin dat hij zich bekere en leve. Hoe zal God dit voornemen vervullen? Dat plan of voornemen bevat een geheim;

een geloofsgeheim. Laat Hij het zaligen van een zondaar afhangen van een mens? Stuurt Hij engelen of andere gezanten naar hem toe om als midde-laar op te treden? Nee, de Heere zendt Zijn Zoon. Het Woord werd vlees, de tweede Persoon van het Goddelijk Wezen daalde af tot de gevallen en zon-dige wereld. God komt door middel van Hem naar ons toe, biedt ons Zijn genade vrij aan en bewerkt ook dat wij die genade verkrijgen. Dit geschiedt alleen door het geloof in Jezus Christus, Gods Zoon. Paulus schrijft van die genade aan de Korinthiërs en zegt hun in zijn tweede brief: ‘Mijn genade is u genoeg’ (2 Kor. 12:9).

Kroon van doornen

De Heere had de apostel Paulus een doorn in zijn vlees gegeven. Hij had de Heere driemaal gebeden om de wegname van die doorn, maar de Heere had hem geantwoord dat Zijn genade hem genoeg was. We kunnen ons afvra-gen wat dat voor een doorn was. We gaan voorbij aan allerlei speculaties en richten ons op de Schrift. We letten daarbij op het hoofd van de lijdende Borg en Zaligmaker en zien Zijn hoofd gekroond met doornen; Zijn bloed gutste Hem van Zijn gezegend hoofd. Die doornen wijzen ons erop dat het aardrijk om onzentwil vervloekt is en doornen en distels voortbrengt. Wie zijn dan die doornen? Dat zijn wij. Wie brachten Christus dan die smarten aan? Wij, met onze zonden.

Heilig bloed

Waar zijn deze doornen uit de kroon van Christus gebleven? De ruwe en wrede Romeinse soldaten wierpen het lot over Zijn klederen en rukten die het Lam Gods van het lichaam. Waaraan ontdekt de Heere ons dan in het bijzonder? Aan het bloed, het bloed en nog eens het bloed. De wonden waar-mee Hij geslagen was, worden weer geopend en we zien opnieuw het bloed.

Wat gebeurde er met die doornenkroon? Namen die soldaten die ook voor zich? Nee, niemand van hen begeerde die. Ook wij willen geen doornen tot ons bezit. Doch ik zie een hand; het is de hand Gods. Wat doet Hij met deze hand? We lezen bij Jesaja dat het de Heere behaagde om Hem te verbrijzelen (Jes. 53:10). Hij heeft Hem krank gemaakt. Zie nu, de Heere nam met Zijn

hand de doornenkroon en Hij deelde die doornen onder de gelovigen uit.

Paulus was er een van, want de Heere drukte hem een van die doornen in zijn vlees. Behoort u tot Zijn kerk, dan krijgt u ook zo’n doorn. Die herin-nert u aan uw afkomst en doet u dit ontzaglijke lijden van Jezus gedenken.

Onvergetelijke woorden

Hoe verging het Christus verder? Men kruisigde Hem en richtte Hem in de hoogte op. Ieder kon Hem op die heuvel Golgotha nu goed zien. Daar hing de Zoon Gods, het Lam, Dat de zonde der wereld wegneemt. Het bloed stroomde uit Zijn wonden. Dit moet u goed onthouden: buiten deze bloed-storting is er geen vergeving, geen verzoening. Hij zei: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Luk. 23:34). We zijn heel verwonderd.

Wat zei Hij nog meer? ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’

(Matth. 27:46). We worden nu heel stil. Het is donker, een zeer donkere nacht en we horen nog meer: ‘Het is volbracht’ (Joh. 19:30). De hel schrok ervan, de hemel was verheugd en de gelovigen waren verblijd.

Maar hoe is het met ons? We luisteren naar Christus, Die zegt: ‘Komt her-waarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’

(Matth. 11:28). Voor we iets kunnen zeggen, zegt de Heere: ‘En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet’ (Openb. 22:17).

We voelen een sterke trekking in onze zielen, bijkans niet te weerstaan en weer klinkt het: ‘O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren, (…) ja, komt, koopt zonder geld en zonder prijs’ (Jes. 55:1).

De bezwaren

Nu rijzen er vele bezwaren op; we vatten ze wat samen. U zegt: ik ben naakt en ellendig. We horen uit de mond van de Zaligmaker: ‘Mijn genade is u genoeg.’ U zegt: ik ben arm en nooddruftig. Hij zegt: ‘Mijn genade is u genoeg.’ U zegt: ik ben een verloren en een groot zondaar. Hij zegt: ‘Mijn genade is u genoeg.’ U zegt: ik heb zwaar en menigmaal misdreven. De Hee-re zegt: ‘Mijn genade is u genoeg.’ U zegt: ik heb tegen beter weten in digd. Hij zegt: ‘Mijn genade is u genoeg.’ U vreest dat u te erg hebt gezon-digd, maar Christus zegt: ‘Mijn genade is u genoeg.’ U zegt: ik heb mijn goed met hoeren en tollenaren doorgebracht, maar Hij zegt: ‘Mijn genade is u genoeg.’ U zegt: ik ben verslaafd aan de zonden, mijn begeerte gaat uit naar hoererij, drank en drugs, o, het is niet te zeggen hoe erg het met mij is.

Hij zegt: ‘Mijn genade is u genoeg.’ U zegt: ik vrees dat er geen hoop meer voor mij is. Hij zegt: ‘Mijn genade is u genoeg.’ U zegt: ja, maar ik heb zoveel zonde gedaan, die ik nooit meer goed kan maken. Maar weer klinkt: ‘Mijn genade is u genoeg.’

Het zaligmakende geloof

U geeft het op, zakt door de knieën, aanbidt God en verfoeit u in stof en as.

Er is geen geest meer in u. Daar ligt u op uw knieën, het hoofd gebogen, terwijl Iemand nadert: de Heilige Geest. Wat doet Hij? Hij richt uw hoofd op. Wat ziet u? Het kruis, de Borg, het bloed en de weg naar de hemel. De weg naar de hemel? Ja, Christus zei immers: ‘Ik ben de Weg, en de Waar-heid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij’ (Joh. 14:6).

U ziet langs Christus heen de Rechter in de ogen, Die zeer toornt. U schrikt en krimpt ineen, maar de Heilige Geest komt u te hulp en richt uw oog op Christus. U ziet de vijf wonden en daaruit stroomt bloed. De Heilige Geest geeft u geloof. En? Het pak van uw zondeschuld valt van uw rug. In dit bloed wordt u gewassen en gereinigd. U komt op uit de diepte van de rode zee en hebt nieuwe ogen, alles is nieuw, en wat ziet u nu? U kijkt door Christus in de ogen van de Vader: Hij heeft u lief. Door het hart van Christus ziet u in het hart van de Vader, uw Vader. U was nimmer uit Zijn hart gevallen, maar wél uit Zijn gemeenschap. U wordt nu teruggebracht in die gemeenschap en overstort met Zijn weergaloze liefde en gunstbewijzen. Een onuitsprekelijke liefde wordt uw deel, de vrede Gods daalt in uw ziel en u rust in Christus.

God spreekt met u als een vader met zijn geliefde kind.

De levensgang

Wat loopt u kreupel? U zegt: ik heb een doorn in mijn vlees. Waarom trekt u die er niet uit? Dat kan ik niet, want die heeft God mij gegeven, zegt u. Het is een voetangel, als bij de paarden. Dat is opdat ik geen grote sprongen maak en verloren ga. Ik moet uit genade leren leven, door het geloof in Christus;

dat is mij zeer nuttig, want het houdt me aan de grond en zo leef ik dicht bij God. Hebt u wel eens een boom gezien die niet werd gesnoeid? Zag u wel

dat is mij zeer nuttig, want het houdt me aan de grond en zo leef ik dicht bij God. Hebt u wel eens een boom gezien die niet werd gesnoeid? Zag u wel

In document Het rechtvaardigend geloof (pagina 177-187)