• No results found

HET MINANGKABAUSCHE GEBIED

In document ADATRECHTBUNDEL VI. (pagina 173-200)

N». 3.

K e u r v o o r S u m a t r a ' s W e s t k u s t (Javasche Couraut 6 eu 9 Juli 1880 uos 54 eu 55).

De Gouverneur van Sumatra's Westkust

Overwegende dat het wensehelijk is eenige feiten strafbaar te stellen, die, naar de oude volksinstellingen en gebruiken der in-heemsche bevolking in het Gouvernement Sumatra's Westkust, niet zijn geoorloofd ; 1

En gebruik makende van de bevoegdheid, omschreven in art. 72 van het reglement op het beleid der Eegeering van Nederlandsch-Indië en in de ordonnantie van 17 Februari 1858 (Staatsblad n°. 17);

Maakt aan de ingezetenen van dit gewest bekend : Dat door hem is vastgesteld de navolgende :

Verordening, houdende strafbedreiging tegen eenige feiten, die naar cle oude volksinstellingen en gebruiken der inheemsche bevolking van het Gouvernement Sumatra's Westkust, niet geoorloofd zijn.

AiiTiKEL I. Met geldboete van één tot drie gulden wordt gestraft:

1°. Die een feest geeft, zonder voorkennis van zijn hoofd.

2°. Die met een of meer fuiken vischt, op eene plaats, waar dit bij een door den Gouverneur van Sumatra's Westkust, schrifte-lijk gegeven en plaatseschrifte-lijk naar het gebruik bekend gemaakt bevel, verboden is.

ABTIKEL II. Met geldboete van één tot vijftien gulden wordt gestraft : 1°. De man, die in het openbaar te zamen met één of meer vrouwen baadt, op eene plaats, waar dit, volgens plaatselijk gebruik, niet geoorloofd is; in zoover het feit geene overtreding van artikel 248 van het Wetboek van strafrecht voor Inlanders daarstelt.

2°. De Mohamedaansche priester, die een huwelijk voltrekt zonder

l Zie boven blz. 148. — Noot van de commissie.

155 HET MINANGKABAUSCHE GEBIED

de toestemming van den wali der vrouw, of wanneer de vrouw nog in de iddat verkeert.

3°. Die daartoe niet bevoegd bij feesten, begrafenissen of andere plegtiglieden, kleedingstukken draagt of gebruiken volgt, waartoe naar het plaatselijk gebruik, uitsluitend hoofden zijn geregtigd, on-verminderd het bepaalde bij art. 191 van het Wetboek van straf-recht voor Inlanders.

4°. Die zich, in tegenwoordigheid van één of meer hoofden, door schreeuwen en stampvoeten, onbehoorlijk gedraagt.

5°. Die iemand uitdaagt tot vechten.

ARTIKEL I I I . Met geldboete van zestien tot vijf en twintig gulden wordt gestraft :

1°. Die een trouwbelofte verbreekt. Voor de vervolging ter zake is noodig de klagt van de beleedigde partij.

2°. Die iemands galar aanneemt, zonder daartoe geregtigd te zijn.

3°. Die met toebo vischt, zonder vergunning van het betrokken hoofd.

ARTIKEL I V . Ingeval van herhaling, binnen het j a a r , van dezelfde overtreding kan de daarop gestelde straf worden verhoogd, nl. die:

vermeld in artikel I ,

tot eene geldboete van hoogstens . . . . f 5.'—

vermeld in artikel I I ,

tot eene geldboete van hoogstens . . . . f 2 5 . — vermeld in artikel I I I ,

tot eene geldboete van hoogstens . . . . f 6 0 . — ARTIKEL V. Deze verordening is van toepassing op alle personen, behoorende tot de inbeemsche bevolking van dit gewest en , voor zooveel betreft de feiten, genoemd in artikel I n° 2 , artikel I I n° 1 en n° o , en artikel I I I n° 3 en de daarop gestelde straffen.

ook op de inlanders niet tot de inheemsche bevolking behoorende of vreemde oosterlingen.

ARTIKEL VI. Deze verordening treedt in werking 60 dagen na hare opname in de Javasche Courant.

En opdat niemand, wien zulks aangaat, hiervan onwetendheid voor-wende, zal deze in het officieel nieuwsblad worden geplaatst en, voor zooveel noodig, in de Inlaudsche en Chineesche talen worden aangeplakt.

Gedaan te P a d a n g , den 17e u J u n i 1884.

De Gouverneur van Sumatra's Westkust,

CANNE.

SERIE H.

H E T MINANGKABAUSCHE GEBIED.

N°. 4.

R a p p o r t v a n d e n a s s i s t e n t - r e s i d e n t van T a n a h D a t a r (W. C. H o o g k a m e r ) o m t r e n t de p a n g h o e l o e

-v e r h e f f i n g in de o n d e r a f d e e l i n g P o r t v a n d e r C a p e l l e n ( 1 8 9 0 ) .

In de onderafdeeling Port van der Capellen zijn gebruikelijk 5 wijzen van panghoeloeverheffing.

Ie. Hidoep barkaridlaän of hidoep barchoelifah.

2e. Patah toemboeh hilang baganti of patah toemboeh di tanah tarsirah of di tanah tarbalie\

3e. Mambangkitkan poesaka nan tarbanam of mangambang kain [of badjoe] nan balipat, of mambangoenkan andiko nan talata\ of mamakai badjoe nan tarlata*, dan wel mangganti andika mandiang Datoe^.

4e. Sawah gadang di bandar 2 of gadang tjiat di pardoeâ [thans afgeschaft].

5e. Mamparboeat paiighoeloe of manaikkan kapala bandar.

I. Hidoep barkaridlaän wordt slechts toegepast in 5 larassen n.L:

1. Pariangan ; 2. Tandjoeng;

3. Pagarroejoeng;

4. Goeroen;

5. Salimpaoeng ;

in de overige 8 larassen niet. Men spreekt echter zelden van hidoep barkaridlaän doch meest van hidoep barchoelipah.

Het heeft plaats wanneer de titularis reeds te oud is, lichamelijk of geestelijk ziek is ; naar Makkah wenscht te gaan ; of naar verre streken ten handel gaat [manggalas marantau].

In de beide laatste gevallen is barchoelipah echter niet verplichtend.

Men kan dan ook gedurende de vermoedelijke afwezigheid een wakiel stellen.

157 HET MINANGKABAUSCHE GEBIED

Barchoelipah geschiedt op de volgende wijze.

Hij die wenscht af te treden roept zijn collega's uit de paroet, waartoe hij behoort, bijeen in zijne woning en deelt hun mede dat hij wenscht ziju waardigheid over te dragen omdat: loerah tida' tartoeroeni, boekit tida* tardaki.

nan djaoeh tida* tadjalang nan barat '/ tapikoel

// ringan // tadjindjiug ' rantau djaoeh // taoelangi

// dakat » tarkandanä 2

saäna* saoedara // tatoeroetkan kailier kamoedie*

mata Iah raboen, taliugä Iah pakah, toelang Iah Jamah enz. na*

mangoelipah.

De evenbedoelde collega's roepen dan al de paughoeloe's der verschillende paroets in de soekoe adat, waartoe zij behooren op;

ten huize van den aftredende wordt door dezen weder de kennis°-ave van zijn voornemeu herhaald en tevens draagt hij den vervanger voor. :i

Nemen de panghoeloe's genoegen met die voordracht dan is de daarbij aangewezen persoon de candidaat.

Achten zij den voorgedragene minder geschikt dan eenig ander rechthebbende, of achten zij de aanspraken van den voorgedragene zwakker dan die van eenig ander, dan designeeren zij den candidaat.

En die wordt in den regel geaccepteerd voor den aftredende. Ont-staat er geschil, dan zijn de gezamenlijke panghoeloe's in de nagari degeen die daarin uitspraak doen, en welke uits-praak aan geene nadere voorziening onderhevig is volgens de adat.

Is men het dus niet oneens dan wordt de geschikte dag en 't geschikte tijdstip uitgekozen [manakoe* hari nan îlf/, katikâ nan baie*] om het onmisbare feest, mandjamoe nagari, te vieren ter ge-legenheid van den overgang der waardigheid.

Dit feest heeft plaats ten huize van den aftredenden panghoeloe en daarop worden uitgenoodigd behalve de panghoeloes der nagari,

1 D. w. z. kau niet in of op do hand gedragen worden. — Noot van de commissie.

2 D. w. z. daarop kan geen toezicht gehouden worden. — Noot van de commissie.

3 Is de aftredende niet wel bij het hoofd, dan wordt het initiatief tot het aftreden genomen door de panghoeloes zijner paroet of, bij ontstentenis d a a r v a n , door de panghoeloes zijner soekoe.

HET MINANGKABAUSCHE GEBIED 1 5 8

ook de maliem, manti, doebalang, adat, chatib-adat, en imam--djoemaät en chatibimam--djoemaät.

De optredende bekostigt de daarvoor noodige bras 100 [gantang]

en karbau [sa^ikoer], benevens de isi-adat 20 reaal [f 24] om onder de mede-pangboeloes te verdeelen.

Na afloop van deti maaltijd staat de eene of andere beau-parleur op en noemt de galar van den candidaat [mahiembaukan galar], houdt den vereischten speech [bapadatä mandirikau panghoeloe], die wordt beantwoord door een der genoodigden [bapadatä mambalas, manarimâ].

Daarmede is de verheffing afgeloopeu.

Hij die eenmaal op deze wijze is afgetreden kan niet weder in zijne functie hersteld worden.

In de 8 larassen stelt men in dezelfde gevallen tijdelijk een wakiel aan, zonder bepaald voorgeschreven formaliteiten in acht te nemen.

In den regel is zulk een wakiel in Soemauie^ en Soeroeasâ de manti;

elders de kamauakan of broeder van den te vervangen panghoeloe.

Hij wordt eenvoudig gepresenteerd aan de mede-panghoeloe's zijner soekoe, 't zij dit in de woning van den tijdelijk aftredende geschiedt [bijv. bij ziekte of als hij zich niet bewegen k a n ] , 't zij aan de verschillende woningen der evengenoemde mecle-panghoeloe's.

Zulk een wakiel mag echter de aan de panghoeloe-waardigheid verbonden kleederdracht niet volgen, voor zooverre betreft den destar bakata*. •

II. M a t i n a n b a t o e n g k a t b ô d i .

Dit heet hier //patah toemboeh hilang baganti.// Mati nan batoeng-kat bôdi is nergens gebruikelijk. Men zegt wel patah toemboeh di tanah tabalie*.

Dit is de meest gewone wijze van vervanging eens panghoeloe's.

In Soemanie* moet de vervanger zijn aangesteld [tardiri], alvorens het lijk van den overledene grafwaarts wordt gedragen.

In Pariangan, Pagarroejoeng wordt de galar uitgeroepen aan het graf [di tanah tarsirah, di tanah tabalie']. 2

Elders keeft de verheffing plaats tusschen 1 eu 100 dagen na de

1 Of destar p a n d j a n g , ni. de donkere, geplooide hoofddoek, bij wijze van tulband gedragen. — Noot van de commissie.

3 Bij de roode aarde, bij den omgewerkten grond. — Noot van de commissie.

1 5 9 HET MINANGKABAUSCHE GEBIED

begrafenis; in Eaoe 2, Tandjoeng en Padang Ganting moet dit echter plaats vinden op den dag van het overlijden [sahari mati].

Wanneer de vervanger niet aanwezig is in de nagari, wordt voor den afwezige door zijn familieleden een tandâ gegeven, meestal een galang of een karis [batandâ baalamat) en het feest der ver-heffing wordt uitgesteld tot de afwezige gearriveerd is.

Bijaldien geen vervanger is en de waarschijnlijkheid bestaat dat een der vrouwen van de panghoeloe-familie nog zal bevallen, dan wel wanneer de vervanger nog te jong is, dan wordt de verheffing of vervanging uitgesteld [gadang barlipat of gadang dipahatkan di tiang pandjang.] '

Bij die gelegenheid wordt in enkele krassen wel, in andere geen isi-adat betaald [de geraadpleegde hoofden waren 't onderling daar-over in ieder der krassen niet eens, zoodat niet juist kan worden opgegeven waar het wel, waar 't niet geschiedt].

Is 'de vervanger wel aanwezig, dan heeft de verheffing plaats als volgt.

De bewoners van het sterfhuis [zooals vrouwen], parioe"5 sandoe^, 2 beraadslagen'onder elkaar wie de vervanger zal zijn. Is men't eens, dan wordt de vervanger aan de leden van de paroet des overledenen gepresenteerd; daarna aan de verschillende panghoeloe's, manti, maliem, doebalang, Imam-, Chatib-adat der soekoe van den over-ledene.

Voorts aan de gezamenlijke waardigheidsbekleders in de nagari, voor zooveel aanwezig.

Dit heeft plaats op het voorerf van het sterfhuis.

De vervanger wordt daarna naar binnengeleid en gekleed : destar tjarabang, karis, badjoe takoeau, kain basiring, panding [djadam of amas]. Zijn galar wordt uitgeroepen en er wordt over en weer gespeecht [padati].

Aan de panghoeloe's en andere waardigheidsbekleders die tegen-woordig zijn wordt een asta •> kain en 10 à 20 duiten gegeven van-wege den candidaat.

In Soemanie* wordt na afloop van de begrafenis het gebruikelijke

1 De waardigheid opvouwen; aan den hoofdstijl (van het huis) met den beitel vasthechten. — Noot van de commissie.

2 Parioe* of kookpot; sandoe* of potlepel. — Noot van de commissie.

3 Elleboogslengte. — Noot van de commissie.

HET MINANGKABAÜSCHE GEBIED 1 6 0

feest aan de nagari [m an dj a ai oe nagari] gegeven en de isi-adat betaald op zoodanig tijdstip als nog vóór de begrafenis is vastgesteld.

In Pagarroejoeng en Pariangan geschiedt alles als in Soemanie*, docli het uitroepen van den galar heeft plaats aan het graf zelf en in Priangan wordt geen isi-adat betaald.

Zij bedraagt 20 reaal in naam doch inderdaad veel meer, in Eaoe 2 bijv. ± f 300.

III. M a m b a n g k i t n a n t a r b a n a m .

Dit noemt men hier mambaugkitkan poesakâ nan tarbanam [Soe-manie* en Salimpaoeng] of mangambang kain [atau badjoe] nan barlipat [Eaoe 2] . Ook wel mambangoenkan andika nan talata*

[Padang Gauting, Pagarroejoeng] of mamakai badjoe nan talata1

[Tandjoeng, Pariangan, Talawi, Goeroen], mangganti andika mandiang Datoe* [Soengai Djamboe, Soeroeasâ].

Deze wijze van panghoeloeverheffing is overal gebruikelijk en komt voor wanneer langer uitstel als hierbovenbedoeld sub II [gadang balipat of gadang di pahatkan di tiang pandjang] onnoodig is, alzoo wanneer er weder een erfgenaam tot voldoenden leeftijd is gekomen of geboren is en deze ook oud genoeg is naar de meening der panghoeloe's.

Een bepaalde leeftijd is echter daarvoor bij de adat nergens vast-gesteld, soms is de candidaat niet ouder dan 6 à 7 jaar.

Wanneer de verheffing aldus wordt uitgesteld wordt betaald 20 reaal [in Eaoe'2 en Salimpaoeng 60 reaal] en bij de verheffing zelf 20 reaal [in Eaoe 2 en Salimpaoeng niets meer], terwijl in Tandjoeng en Soemanie* bij die gelegenheid 2 karbouwen worden geslacht.

In Pariangan en Soengai Djamboe wordt bij het uitstel [balipat]

niets betaald.

Het balipat heeft aldus plaats.

Zoodra de titularis overleden is wordt door een der panghoeloe's in het sterfhuis gevraagd :

gadang ka di pakai atau ,, ka di lipat.

Als het laatste wordt geantwoord, dan wordt de isi-adat, waar dit gebruikelijk is, dadelijk betaald. Deze schuld moet in elk geval worden voldaan, [ta5 kajoe djandjang di kaping, ta* ajier paloeh di

1 6 1 HET MINANGKABAUSCHE GEBIED

roeroet atau hoedjan di tampoeng, ta* amas boengkal di asah; ta*

baras atah di kisie*]. '

Als later de candidaat wordt verheven tot panghoeloe hebben de zelfde plechtigheden plaats als bij patah toemboeh hilang baganti.

IV. G a d a n g m a n j i m p a n g .

Dit heet in Tandjoeng: sawah gadang di bandar 2, in Pariangan, Soengai Djamboe, Goeroen, Eaoe 2, Pagarroejoeng, Soeroeasâ' Sahmpaoeng, V Kaum, Soengai Tarab: badjoe sahalai di pakai badoeâ;

111 Soemanie* gadang tjiat [een] di pardoeâ; terwijl deze wijze van panghoeloeverheffing in ïalawi en Padang Gantieug niet voorkomt.

Zij is alleen gebruikelijk wanneer zich bij den dood van een panghoeloe geschillen voordoen, thans kan ik zeggen voordeden;

want op grond van de spreuk: ba* napoeh di oedjoeng tandjoeng mati saikoer baganti saikoer, 2 hebben de panghoeloes in de 13 larassen, waar dit gebruik in zwang was, bij mafaqat bepaald dat geen vermeerdering van panghoeloes langs dien weg meer zou plaats vinden. x

Wie de rechthebbende is, moet bij geschillen worden uitgemaakt.

Kunnen de panghoeloe's de quaestiën niet beëindigen, dan komt de zaken van dien aard voor den civielen rechter.

Voor het laras Salimpaoeng is te dien aanzien in Juni 1888 door mij persoonlijk met de panghoeloes eene regeling getroffen, die ten doel heeft alleen de werkelijk rechthebbenden op den panghoeloerang te handhaven en hen, welke dien rang hebben gekregen zonder daarop recht te hebben, niet te doen vervangen.

Welke tot die beide kategorien behooren is bij het van de zaak opgemaakt schriftuur opgegeven.

Ter herinnering daaraan zijn 3 kandikir-boomen geplant te Tandjoeng Alam [vódr de woning van den tegenwoordigen panghoeloe kapala].

> Niet (wachten totdat) het ..hout der trap in stukken v a l t , het zweet af-druppelt of de regen opgevangen wordt, het goudgewicht afgeslepen is de achtergebleven padikorrels schoongemaakt zija (nl. door zachtjes nastampen). — Noot van de commissie.

2 Evenals de dwergherten bij de uiterste punt van de landtong in zee het een na het ander omkomen. — Noot van de commissie.

- s Natuurlijk: in de onderafdeeling Fort van der Capellen der afdeeling

J a n a h Datar. — Noot van de commissie. Ö

1.1

HET MINANGKABAUSCHE GEBIED 1 6 2

V. M a m p a r b o e a t p a n g h o e l o e .

Dit wordt ook genoemd //raauaikkan kapala bandar// en kan voor-komen :

Ie.-Wanneer zich eene nieuwe vestiging heeft ontwikkeld [tabang manoempoe, hienggo* mantjakam] * die van elders afkomstig is en uit vrije lieden bestaat [djanieh dari oeloe, djaoeh kanai bajang, dakat kanai choelipah], 2 dan kunnen daarover een of meer paughoeloe's worden aangesteld, wier galar echter ontleend wordt aan een in de paroet, soekoe of nagari van herkomst gebruikelijke galar.

2e. Wanneer het aantal ana* boeahs reeds zeer groot is; de woningen verspreid liggen en in 't algemeen de taak voor den panghoeloe [saäna* saoedarä tida tatoeroetkan kailier kamoedie*, mang-gilaï kôr'ang kampoengnja] 3 te zwaar wordt kan, zoowel met karidlaän tijdens het leven van den panghoeloe als met mapaqat bij den dood van den panghoeloe, de paroet gesplitst worden en daarover een of meer panghoeloe's worden aangesteld.

Zij kunnen dan hun galar moedâ behouden met het praedicaat Datoe* er voor [maramoe galar moedâ atau galar oerang baik 2] of een reeds in onbruik geraakte galar krijgen.

De isi-adat bedraagt in beide gevallen 40 reaal en voor het maudjamoe nagari worden 2 karbouwen geslacht en 200 gantang bras gegeven.

In Pariangan alleen betaalt de candidaat slechts 20 reaal en wordt slechts eene karbou en 100 gantang bras gegeven.

Het koopen van deu panghoeloe-galar is niet geoorloofd.

De gebruiken bij zulk een verheffing gevolgd zijn gelijk aan die bij patah toemboeh hilang baganti.

1 Bij het opvliegen drukken en bij het neerstrijken vastgrijpen. — Noot van de commissie.

'- HeldTjr, r e i n , van bovenstrooms gekomen, ver (verwijderd) onder een sohijngezag (schaduw), nabij onder opvolgend bestuur. — Noot van de commissie.

3 De verwanten v a n gelijke afstamming beneden- en bovenstrooms niet meer te bereiken zijn en men voortdurend naar de grens der kampoeng moet. — Noot van de commissie.

1 6 3 HET MINANGKABAUSCHE GEBIED

VI. M a n g g o e n t i n g s i b a r b a d j o e . » Dit is hier niet geoorloofd.

Men zegt: sagadang hamba hingga mardahikâ; sagadang mardahika hinggâ panghoeloe, d.i. de slaaf of zijn afstammeling kan het niet verder brengen dan tot vrij man; de vrije man echter kan opklimmen tot den rang van panghoeloe.

Indertijd heeft men in Si Takoe* - bijna geheel uit gewezen slaven bestaande - getracht panghoeloe's aan te stellen ; doch de vertegenwoordigers der adat hebben zich daartegen met zooveel kracht verzet, dat men het voornemen heeft moeten laten varen.2

• Knippen uit het gedeelte onder den arm van een badjoe. - Noot van de commissie.

» Daartegenover s t a a t , dat l a t e r , in 1892, onder leiding van denzelfden r a p p o r t e u r , de d a t o e ' nan berempat van de negri P a d a n g Siboesoo* [laras van di en n a a m , onderaf deeling Kota VII (thans Sawah Loento)] der af deeling l a n a h D a t a r eenige bewoners van de uit gewezen slaven bestaande Kam-poeng Baharoe tot den panghoeloerang hebben verheven, n a uitdrukkelijke erkenning door die bewoners dat zij en h u n n e onderhoorigen afstammelingen zijn van de slaven in het v o e g e r geslacht dier d a t o n s [kamanakan adat k a m a n a k a n poesaka, k a m a n a k a n dengan s e b a b ] , met vermijding ter voor-koming van gevoeligheid, van het eigenlijke woord k a m a n a k a n dibawah Joetoet (onder de knie), in tegenstelling van k a m a n a k a n dagoek (kin Noot van de commi • :

.ïssie.

SERIE H.

H E T MINANGKABAUSCHE G E B I E D .

N°. 5.

A R T I K E L E N U I T DE STJMATBA-BODE (1905—1908).

H e t chronologisch verband met do in Adatrechtbundel I biz. SO—128 opgenomen artikelen wordt hieronder aangegeven.

A. H o o f d e l i j k e b e l a s t i n g en p o e s a k a g o ed.

(Sumatra-Bode 28 Januari 1905)

Artikel van mr. H. G. NEDERBÜRGH, gedagteekend P a d a n g 27 J a n u a r i 1905.]

Er is al heel wat geschreven over de invoering der hoofdelijke belasting ter Sumatra's Westkust, maar, voor zoover mij bekend, hebben de verschillende penvoerders zich wèl warm gemaakt over de vraag: hoe zullen wij die belasting opleggen? doch verzuimd aan te wijzen, hoe men die belasting binnenkrijgen kan. Eu daarop toch komt veel aan !

De belasting moet niet alleen op papier maar ook in werkelijk-heid iets kunnen opbrengen, en het doel van dit opstel is opmerk-zaam te maken op de vraag: Bestaat deze mogelijkheid bij eene hoofdelijke belasting ter kuste, d. w. z. wanneer men de belasting-schuldigen één voor één aanslaat, hetzij de mannen belast worden, hetzij de vrouwen, hetgeen bij de vermogensrechterlijke verhoudingen der Maleiers wellicht beter passen zoude ? Bestaat die mogelijkheid niet, dan is de belasting volmaakt overbodig en is het plicht tegen hare invoering te waarschuwen. Zoolang de belastingschuldige gewillig en goed betaalt, gaat alles goed, maar wat, indien hij niet betaalt?

Mij werd verteld van een controleur, die zich zeer sterk voor deze z'aak interesseert en tot een hoofd, dat beweerde, dat de Maleiers niet gewillig belasting wilden betalen, zou hebben gezegd : //dat kan niet schelen. Wie niet betalen wil, krijgt, totdat hij heeft voldaan, een soldaat ingekwartierd.// Toen het hoofd hierop op-merkte: //dat zou al een zeer onaangename handelwijze zijn, vooral

1 6 5 HET MINANGKABAUSCHE GEBIED

met het oog op onze vrouwen en dochters!//, zou die controleur met een cynischen sneer hebben geantwoord: //goed dat ik weet, dat jelui daarvoor bang bent; dat is dan een prachtig middel om jelui te dwingen; de companie zal het nu zeker doen, liefst twee tegelijk en past dan maar op de vrouwen!//

Het komt mij ongelooflijk voor, dat een beschaafd mensch en verstandig bestuursambtenaar zulk een dreigement op zulk eene wijze zou hebben geuit, maar mocht ook dergelijke dwang worden uitgeoefend tegenover een onzer vreedzame onderdanen, dan zoude èn de voorsteller van- èn de lastgever tot dien maatregel alle recht op de achting zijner medemenschen verliezen, en dan zoude de sympathie van ieder weldenkend mensch zijn aan de zijde van den Maleischen echtgenoot en vader, die in zoo'n geval naar een wapen greep.

Zeker, het gouvernement is machtig genoeg, om zelfs de goederen van den belastingschuldige uit zijn huis te halen en die desnoods op den koop toe boven 's mans hoofd als straf in brand te steken.

Wij hebben daadwerkelijk de macht om te dwingen, zeker!

Wij hebben daadwerkelijk de macht om te dwingen, zeker!

In document ADATRECHTBUNDEL VI. (pagina 173-200)