• No results found

2 Theoretisch kader

2.3 Het labeling aspect

Verondersteld wordt dat er een tweetal groeperingen binnen de wijk woonachtig zijn. Deze groeperingen krijgen gestalte in de vorm van een Gemeinschaft en een Gesellschaft. Natuurlijk is met het specificeren van deze groepen het onderzoek nog lang niet volledig, er zullen vragen gesteld moeten worden als: Wie wordt er binnen de wijk wel tot de “familie” rond het “Noaberschap” gerekend, en door wie wordt bepaald welke individu tot welke groep behoort? Hoewel dit onderzoek niet gericht is op het plaatsen van individuen in groepen, is het wel van belang kennis te nemen wie tot welke groep behoort. Kennis van gevormde groepen creëert mogelijkheden om inzichten te verkrijgen rond het eventuele bestaan van een kloof tussen de aanwezige groeperingen binnen de wijk Zuid-Berghuizen, zoals wordt gesteld in de onderzoeksvraag.

Het bepalen van het bestaan van een kloof wordt in dit onderzoek verricht met behulp van inzichten in onderlinge interactie. Dit aangezien verschillen zullen bestaan op grond van gevoelens rond betrokkenheid met elkaar en betrokkenheid met de wijk Zuid-Berghuizen. Door vormen van actie te gaan vergelijken met labeling, is er een mogelijkheid gecreëerd onderzoek te verrichten naar aanwezige “machtstructuren” tussen verschillende groeperingen

woonachtig binnen de wijk Zuid-Berghuizen. Om aanwezige “machtstructuren” te kunnen ontrafelen is het noodzaak de relaties tussen leden binnen de verschillende groeperingen te begrijpen, en daarbij ook de relatie tussen de groepen te kunnen definiëren.

Natuurlijk bestaan er verschillende vormen van stigmatisering, stigmatisering als een aspect van een relatie tussen ‘oude’ bewoners en nieuwkomers kan in verband worden gebracht met een soort van collectieve fantasie, die door de ‘oude’ bewoners is ontwikkeld door het bestaan van een gedeeld leed. Deze collectieve fantasie is een weerspiegeling van de afkeer – het vooroordeel – die de leden van de groep ‘oude’ bewoners hebben. Dit is echter niet specifiek gericht tegen de groep nieuwe bewoners, maar betreft meer een algemeen gevoel van achtergesteldheid. Dit gevoel van de “Oude-Zuidberghuizenaren” wordt getransformeerd in een materieel stigma, het wordt gerectificeerd, verstoffelijkt. Het doet zich dan voor als iets objectiefs, als iets dat door de natuur of door de goden is aangebracht. Op deze manier kan de stigmatiserende groep haar handen in onschuld wassen. De collectieve fantasie zoals deze hier is beschreven zal zijn verdere uitwerking vinden in hoofdstuk vier.

Het draait in de wijk Zuid-Berghuizen om een situatie waarin men een gevoel heeft van achtergesteldheid. Dit gevoel betreft een verondersteld gezamenlijk gevoel onder de leden van de groep “Oude Zuid-Berghuizenaren”, wat zorg draagt voor een sterke sociale binding tussen deze leden.

Vanuit het denken in symbolische interactie draait het om het zelfbeeld dat mensen zichzelf geven. De basis van de labeling of interactie theorie kan worden gevonden in dit symbolisch interactionisme. Mead, hing het idee aan dat mensen zelf een sociale constructie zijn gecreëerd door interactie met anderen. Volgens Mead worden individuen gevormd door de interactie met andere individuen. Frank Tunnenbaum borduurde voort op dit idee als de basis voor de labeling theorie van de criminologie. Deze theorie gaat uit van het feit dat mensen een situatie definiëren als slecht. De negatieve definitie van de situatie transformeert zich naar de negatieve definitie van de handeling en uiteindelijk naar de negatieve definitie van de persoon(Vold, 2002, p 210).

Binnen dit onderzoek heeft het labeling aspect betrekking op beide groepen, vanuit het sociaal interactionisme worden groepen gelabeld door de groep “Oude Zuid-Berghuizenaren”. Dit vereist natuurlijke enige uitleg, door een gemeenschappelijk leed wat de groep “Oude Zuid-Berghuizenaren” heeft gecreëerd door de gebeurtenissen rond de annexatie, labelt de groep

“Oude Zuid-Berghuizenaren” ten eerste zichzelf als buitenstaander ten opzichte van de stad Oldenzaal, en ten tweede vinden de leden van deze groep dat ze verschillen van de nieuwere inwoners van de wijk Zuid-Berghuizen.

Daarnaast wordt verondersteld dat de groep “Oude Zuid-Berghuizenaren” de groep “Nieuwkomers “ labelt als niet geïnteresseerd in de wijk en niet als echte “Zuid-Berghuizenaar”. De leden van de groep zullen te allen tijde worden gezien als de “Nieuwkomers” binnen de wijk, ondanks het feit dat ze er misschien al vele jaren woonachtig zijn. Het verschil tussen de groepen is ontstaan door het gevoel van gemeenschappelijk leed door de annexatie van het gebeid Zuid-Berghuizen bij Oldenzaal.

Mensen die als slecht worden gedefinieerd en dit gedrag niet willen of kunnen veranderen, zullen op een bepaald punt hun zelfbeeld reorganiseren, en de nieuwe negatieve definitie van zichzelf accepteren. Dit gebeurt vanuit het oogpunt van zelfprotectionisme, aangezien mensen die zichzelf als criminelen of slecht definiëren, minder bedreigd zijn wanneer anderen hen op deze manier definiëren. De persoon wordt zoals hij gedefinieerd is, mensen gaan zich gedragen en vernoemen naar het label dat hun opgelegd wordt door anderen.

We tend to define ourselves in terms of how others view or define us.(Mead)

Het perspectief van Tunnenbaum vind voornamelijk zijn weerslag in de criminologie, echter heeft dit een zeer functionele toepassing op deze casus. Wanneer het stigma opgelegd aan mensen en groepen zich verenigd met het emotioneel denken, zal het stigma het zelfbeeld worden. Dit beïnvloede zelfbeeld van mensen kan leiden tot problematiek in het samenleven tussen groepen. Door de rol die de Zuid-Berghuizenaren hebben gespeeld in de tijd van de annexatie, de rol van slachtoffer, die nog steeds wordt vastgehouden is er een situatie ontstaan waarin de leden van deze groep zeer gehecht zijn aan elkaar. De Zuid-Berghuizenaren voelen zich door het gedeeltelijk leed van de annexatie inferieur ten opzichte van de rest van Oldenzaal, als een vorm van zelfprotectionisme labelen de Zuid-Berghuizenaren alles wat in Oldenzaal gebeurt als afwijkend of niet goed.

In de volgende paragraaf wordt de functie van het roddelen uitgewerkt, een theorie die goed aansluit op het stigmatiserende karakter en het emotionele denken passend binnen de labeling theorie. Het roddelen stelt men in staat om anderen te stigmatiseren.