• No results found

Het effect van repressie met betrekking tot inelastische producten

4. De economische invalshoek

4.4 Het effect van repressie met betrekking tot inelastische producten

In hoofdstuk twee werd aangegeven dat 41 Nederlandse gemeenten voornamelijk in verband met de overlast die men ondervindt van de illegale hennepteelt een ander

overheidsbeleid wensen. Het strengere overheidsbeleid wat vanaf 1995100 van

                                                                                                               

93 EWDD (2012), Jaarverslag 2012: Stand van de drugsproblematiek in Europa, Luxemburg, Bureau voor

officiële publicaties de Europese Gemeenschappen

94 Laar, M. van, e.a. (2013), Nationale Drug Monitor - jaarbericht 2012, Utrecht, Trimbosinstituut, WODC, pag.

20

95 Niesink, R. en Rigter, S., (2013), THC-concentraties in wiet, Nederwiet en hasj in Nederlandse coffeeshops,

Utrecht, Trimbos-instituut, pag 20

96 In verband met de recente economische crises kregen diverse ambtelijke werkgroepen in 2009 de opdracht te

onderzoeken op welke overheidsuitgaven bezuinigd kon worden. Dit werden de Brede Heroverwegingen genoemd.

97 Rapport Brede Heroverweging (2010), 15. Veiligheid en terrorisme, bijlage 4  

98 KRO Reporter “De Nederwietoorlog”; http://reporter.incontxt.nl/seizoenen/2012/afleveringen/02-03-2012   99 KRO De Rekenkamer, “Wat zijn de maatschappelijke kosten van wiet?”,

http://derekenkamer.kro.nl/seizoenen/seizoen_6_2014/afleveringen/15-05-2014

toepassing is en wat vanaf 2005101 nog verder geïntensiveerd is, lijkt van invloed te zijn op de consumentenprijs van cannabis, namelijk stijgend. Deze stijgende prijs heeft de groep mensen die regelmatig cannabis gebruikt niet doen slinken. De groep is

toegenomen van 5,4% naar 7%.102

De vraag naar verslavende goederen is relatief prijsongevoelig.103 Becker e.a. hebben onderzocht wat het effect is van overheidsingrijpende maatregelen met betrekking tot inelastische producten. Zij hebben ter illustratie het prijseffect bekeken van de inspanningen die overheden leveren om producenten van illegale verdovende middelen op te sporen en te vervolgen. Becker e.a. gaan in eerste aanleg uit van een markt waarbij de verdovende middelen verhandeld worden in een perfect

concurrerende markt waarbij de omzet (P) gelijk is aan de productiekosten (c(E)) plus extra kosten voor de consument zoals belasting (T): P = c(E) + T. Waarbij E staat voor de inspanningen die de overheid onderneemt om producenten van drugs te vervolgen. Bij een perfect concurrerende markt is E = 0 en T = 0.

104

Grafiek Becker

P = prijs voor de consument; Q = het aanbod; D geeft de vraag weer. Punt f is het punt waarbij sprake is van een marktevenwicht in een perfect concurrerende markt: P = C(E=0) + T(=0).

                                                                                                               

101 Nota Integrale aanpak hennepteelt, bijlage bij Kamerstukken II 2006-2006, 24077, nr 184.  

102 Laar, M. van, e.a. (2013), Nationale Drug Monitor - jaarbericht 2012, Utrecht, Trimbosinstituut, WODC,

pag. 74

103 Mierlo, J.G.A. van, (2000) Prijsinelasticiteit frustreert overheidsbeleid, Openbare uitgaven 2001, nr. 2, pag.

27  

104 Becker, G.S., e.a. (2006), The Market for illegal goods: The Case of Drugs, Journal of Political Economy,

2006, vol. 114, no. 1, pag. 42

Becker e.a stellen dat als overheden veel inspanningen leveren om producenten van cannabis te vervolgen E toeneemt (E > 0; in de grafiek: x) waarmee de prijs (C(x)) zal toenemen en daarmee tevens de vraag (en hoeveel: Qw) zal afnemen. Het nieuwe marktevenwicht wordt met w aangegeven: P = C(E > 0) + T ( = 0).

Becker e.a. stellen dat de stijging van de consumentenprijs af hangt van de elasticiteit van het product. Als de vraag naar softdrugs elastisch is zullen

vervolgingsinspanningen van de overheid leiden tot een lijn D die horizontaler zal liggen. Over het algemeen is de vraag naar verslavende middelen relatief

prijsongevoelig: prijsinelastisch.105 Van Mierlo (2000) maakt dit met de volgende grafiek inzichtelijk:

Grafiek van Mierlo

In deze grafiek is c, in overeenstemming met f in de grafiek van Becker e.a.: marktevenwicht bij perfecte concurrentie waarbij de productieprijs en verkoopprijs overeenkomen. De producent maakt geen winst. De lijn A is de aanbodcurve. V is de vraagcurve. Q is de hoeveelheid en Pcons is de consumentenprijs en Pprod is de kostprijs voor de producent.

De lijn A2 staat voor het huidig gedoogbeleid: de groothandel in softdrugs is verboden maar de verkoop voor eigen gebruik is toegestaan. De prijs is inelastisch; de                                                                                                                

105  Mierlo,  J.G.A.  van,  (2000)  Prijsinelasticiteit  frustreert  overheidsbeleid,  Openbare  uitgaven  2001,  nr.  2,  

prijs voor de consument gaat omhoog terwijl de vraag nauwelijks afneemt. De

kostprijs neemt ook af; er is geen kwaliteitscontrole waardoor producenten de vrijheid hebben om de goedkoopste groeimiddelen, bestrijdingsmiddelen etc te gebruiken. Het nieuwe marktevenwicht wordt weergegeven als B. In de huidige gedoogsituatie wordt de winst van de leveranciers aan de coffeeshops weergeven met het vlak A, B, E, F.

De lijn A3 geeft een strenger, meer op prohibitie gerichte overheidsbeleid weer. De consumentenprijs stijgt, de hoeveelheid wordt minder, de kostprijs neemt af en het nieuwe evenwicht wordt gevonden bij punt I. De winst van de leveranciers van de coffeeshops is vlak H, I, K, L.

Becker e.a. en Van Mierlo tonen hiermee aan dat de winst van de leverancier van een inelastisch product als cannabis toeneemt bij een strenger, op prohibitie gericht overheidsbeleid. Prijsinelasticiteit is volgens van Mierlo (2000, pag. 87) de oorzaak voor het falen van het drugsbeleid met betrekking tot softdrugs.106 Van Mierlo (2000, pag. 88) trekt een vergelijking met de Amerikaanse drankdrooglegging in de jaren dertig van de vorige eeuw. De vraag naar softdrugs (tijdens de drooglegging naar alcoholhoudende drank) kan door middel van repressie niet worden weggenomen waardoor er een illegale markt wordt gecreëerd; de niet geregelde achterdeur van de coffeeshop. Van Mierlo toont in zijn onderzoek aan dat een restrictief beleid de prijs voor de afnemer opdrijft en de winst van de (illegale) producent verhoogt.107

In geval van prohibitie werkt prijsinelasticiteit contra, maar zou in geval van belastingheffing juist voordelig kunnen uitwerken. Visser (2008, pag. 1) haalt in zijn

inleiding van zijn boek Accijnzen, van Amelsfoort108 aan. Van Amelsfoort vermeldt

dat accijnsheffing voornamelijk plaats vindt op prijsinelastische goederen die

zorgvuldig zijn geselecteerd op hun opbrengstgenererende vermogen:109 goederen die

burgers met regelmaat aanschaffen en waarvan zij zich het gebruik niet snel zullen ontzeggen.

                                                                                                               

106 Mierlo, J.G.A. van, (2000) Prijsinelasticiteit frustreert overheidsbeleid, Openbare uitgaven 2001, nr. 2, pag 87 107 Mierlo, J.G.A. van, (2000) Prijsinelasticiteit frustreert overheidsbeleid, Openbare uitgaven 2001, nr. 2, pag 91 108 Van Amelsfoort was staatssecretaris van financiën tijdens de kabinetten van Agt I, staatsecretaris van

binnenlandse zaken tijdens Lubbers I en wederom staatssecretaris tijdens Lubbers III

Cnossen (2010, pag. 5) bepleit dat accijnzen hoofdzakelijk gebruikt dienen te worden voor het internaliseren van externe kosten en voor het terugdringen van de

consumptie van voor de gezondheid schadelijke producten.110

Cnossen (2009) vergelijkt in zijn studie naar de verenigbaarheid van een hoge belastingdruk met een hoog welzijns- en welvaartniveau Nederland met verschillende landen, onder andere met de Scandinavische landen. Cnossen concludeert (2009) dat accijnsverhoging een effectief middel is om nicotineverslaving van jongeren te voorkomen. Onderzoek heeft aangetoond dat de elasticiteit van de vraag naar

sigaretten bij jongeren het dubbele bedraagt van die van ouderen. Cnossen (2009) stelt

dat het gebruik van cannabis vergelijkbaar is met het gebruik van tabaksproducten.111

4.5 Subconclusie

Het Nederlandse gedoogbeleid met betrekking tot cannabisgebruik is uniek in Europa en de wereld. Nederland neemt in Europa een middenpositie in voor wat betreft het cannabisgebruik. Het strengere coffeeshopbeleid wat Nederland vanaf 1995 in toenemende mate hanteert geeft geen vermindering van gebruikscijfers. Het gebruikerspercentage onder jongeren is zelfs zeer hoog in vergelijking met de ons omringende landen. Onderzoeken van Becker e.a en van Mierlo tonen aan dat een strenger overheidsbeleid ten opzichte van het gebruik van en de handel in

hennepproducten ervoor zorgt dat de illegale leveranciers aan de coffeeshops door de prijsinelasticiteit van hennepproducten, alleen maar hogere winsten genieten.

Diezelfde inelasticiteit maakt hennepproducten geschikt om accijns op te heffen: hennepproducten worden regelmatig aangeschaft en gebruikers zullen zich het gebruik niet spoedig ontzeggen. Hennepproducten zijn daarentegen voor jongeren meer elastisch waardoor een prijsmechanisme als accijns een adequaat middel kan zijn om het gebruik onder jongeren te ontmoedigen.

Geconcludeerd kan worden dat strafrecht niet effectief is gebleken en dat fiscaalrecht meer kans maakt om de doelstellingen van het Nederlandse drugsbeleid, bescherming van de volksgezondheid en bestrijding van overlast en criminaliteit, te behalen.

                                                                                                               

110 Cnossen, S. (2010), Enkele gedachten over de toekomst van het Nederlandse belastingstelsel, onlineversie:

http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/2010/01/12/essay- cnossen/essay-cnossen.pdf

111 Cnossen, S. (2009), Hoe beschaafd is Nederland? Een fiscale kosten-batenanalyse, Den Haag, Centraal