• No results found

5. CONCLUSIE

5.1. Het discours van de internationale gemeenschap

Over het algemeen stelt de internationale gemeenschap de diagnose dat de (effecten van de) klimaatverandering ervoor zorgt dat mensen zich verplaatsen/migreren. Soms werd hierbij de focus gelegd op een specifieke soort migratie, zoals geforceerde of irreguliere migratie. In andere gevallen werd de nadruk gelegd op de vernietigende impact van de klimaatverandering en natuurrampen die daardoor veroorzaakt werden en die op hun beurt zorgen voor verplaatsingen. De rode draad, en dus het algemene probleem, is dus dat de klimaatverandering migratie veroorzaakt. Toch werd er bijvoorbeeld in de International Dialogue on Migration en ook in andere documenten op gewezen dat migratie juist een oplossing kan zijn om zich aan te passen aan de klimaatverandering.

Het is opvallend dat over het algemeen niet echt in vraag gesteld wordt of de klimaatverandering de oorzaak is van migratie. In de International Dialogue on Migration, die dateert uit 2011, wordt met voorzichtigheid met de these omgesprongen door de volgende verwoording: “Mileu-drijfveren spelen een significante en een steeds meer bepalende rol in migratiefenomenen, hoewel het empirisch bewijs dun blijft en versterking nodig heeft” (IOM, 2012, p. 10). Echter, in de recentere documenten wordt de relatie tussen de klimaatverandering en migratie vrijwel als een vanzelfsprekendheid gezien, al wordt wel vaak gewezen op de multicausaliteit die zeer sterk aanwezig is bij dit fenomeen. Ook de nood aan meer onderzoek en verzameling van data is een rode draad die in elk document terugkwam.

Op het vlak van verantwoordelijkheid komt, met uitzondering van het rapport van de OHCHR, heel vaak het idee terug dat de klimaatverandering-migratienexus een globale uitdaging is. Daarom moeten alle staten ook hun verantwoordelijkheid opnemen. Er wordt op gewezen dat elk land met de klimaatverandering-migratienexus geconfronteerd kan worden, of het nu als land van oorsprong, als transitland of als land van bestemming is. Tevens wordt een zekere verantwoordelijkheid toebedeeld aan de internationale gemeenschap.

64 Toch kan men zich vragen stellen bij die zelfverklaarde verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap aangezien op geen enkele manier verklaard wordt dat staten legaal gebonden zouden moeten zijn om ‘klimaatmigranten’ te beschermen. In sommige gevallen wordt zelfs duidelijk de grens gesteld dat het zeker niet de bedoeling is om tot een uitbreiding van het internationaal recht te komen. Men kan zich dus terecht afvragen of de (hele) internationale gemeenschap wel bereid is om zijn verantwoordelijkheid op te nemen voor de klimaatverandering-migratienexus en in te staan voor mogelijke compensaties etc.

Misschien kan een parallel getrokken worden met de manier waarop het Warsaw International Mechanism on Loss and Damage (2013) in het UNFCCC onderhandeld en geïnstitutionaliseerd werd, zoals in het onderzoek van Hestbaek & Vanhala (2016, p. 111-127) bestudeerd werd. De oprichting van het Warsaw International Mechanism on Loss and Damage (2013) was een grote overwinning voor de ontwikkelingslanden, maar dit was enkel mogelijk door de ambigue manier waarop het concept van loss and damage ontwikkeld is. Er is namelijk geen wettelijk verankerd begrip van loss and damage dat voorziet in de erkenning van schuld of de mogelijkheid tot compensatie doordat de ontwikkelingslanden enerzijds en de geïndustrialiseerde landen anderzijds een andere kijk hadden op de manier waarop het principe van loss and damage geïntegreerd moest worden in het UNFCCC. Ontwikkelingslanden zagen loss and damage als een verantwoordelijkheidskwestie die beantwoord moest worden met compensaties en als een derde pijler naast mitigation en adaptation (‘beyond adaptation’). Geïndustrialiseerde landen daarentegen zagen dit niet als een vraagstuk dat beantwoord moest worden met verantwoordelijkheid en compensatie, maar met technocratische beleidsoplossingen en institutionele voorschriften. Men beschouwde het als een onderdeel van de adaptation-pijler en dus niet als een apart beleidstraject. Die zeer verschillende kijk op het principe van loss and damage, wat als een onderdeel van de klimaatverandering-migratienexus beschouwd kan worden, toont aan dat de kijk op verantwoordelijkheid voor die zaken helemaal niet zo harmonieus is als hierboven (soms misschien te veel) bleek. Die verschillende kijk op de verantwoordelijkheid tussen ontwikkelings- en geïndustrialiseerde landen kan een interessant uitgangspunt zijn voor verder onderzoek.

65 In ieder geanalyseerd document lag de nadruk op de prognose, wat dan ook veel uitgebreider besproken werd dan de diagnose. De oplossingen krijgen m.a.w. meer aandacht dan het probleem. Hoe het probleem van klimaatmigratie dan aangepakt moet worden, d.w.z. wat de prognose is, is echter minder eenduidig. Toch zijn ook enkele rode draden terug te vinden in de prognose van de internationale gemeenschap. Zo is een eerste element dat vaak terugkwam het argument dat de weerbaarheid in de getroffen landen versterkt moet worden, zodat mensen zich kunnen aanpassen aan de negatieve effecten van de klimaatverandering (adaptatiestrategieën tegen de klimaatverandering). Een tweede rode draad is dat mogelijk gemaakt moet worden dat migratie een soort van oplossing is voor - en dus een adaptatie aan - de klimaatverandering. Dat kan onder andere bereikt worden door reguliere migratie te organiseren. Een derde rode draad, die vooral in de Protection Agenda en in het rapport van de OHCHR terug te vinden is, is dat ontheemde personen beschermd moeten worden en dat tegemoet moet worden gekomen aan hun kwetsbaarheden. De reden die hiervoor gegeven wordt, is dat iedereen recht heeft op het genot van zijn/haar mensenrechten. Over het algemeen wordt meer aandacht besteed aan ontheemde personen over de grenzen heen dan aan IDP’s. Soms wordt wel verwezen naar de noden van intern verplaatste personen en wordt gesteld dat ook voor hen duurzame oplossingen gezocht moeten worden, maar dit blijft vrij beperkt.

Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het discours van de internationale gemeenschap overwegend het adaptation and climate risk management-discours volgt, al is het protection- discours ook zeker aanwezig. Dat betekent dat vooral gefocust wordt op het zoveel mogelijk vermijden van verplaatsingen ten gevolge van de klimaatverandering door in te zetten op het verhogen van de weerbaarheid en het ontwikkelen van adaptatiestrategieën. Hierbij wordt verwezen naar de noodzakelijkheid van risico-evaluaties die de kwetsbaarheid voor klimaat- en milieufactoren zouden kunnen verminderen. Als dat niet mogelijk is, moet migratie zoveel mogelijk een aanpassing (adaptation) zijn aan de negatieve effecten van de klimaatverandering. Die migratie-als-adaptatie kan onder andere mogelijk gemaakt worden door het faciliteren van reguliere migratie. Het gevaar hierbij is dat klimaatmigranten op zichzelf aangewezen worden. De implicaties (en mogelijke gevaren) van het discours van de internationale gemeenschap worden verder uitgebreider besproken.

66 Migratie-als-adaptatie zou moeten betekenen dat de verplaatsing (in de mate van het mogelijke) vrijwillig gebeurt. Dit is het punt waar het adaptation-discours het protection-discours bijna raakt, aangezien vrijwillige migratie betekent dat het vermogen en de gezondheid van mensen beschermd worden, dat ze kunnen beslissen over wie van het huishouden verhuist, hoe ze dat gaan doen en ook wanneer en waar ze naartoe zullen gaan (cf. supra). Er is in het discours van de internationale gemeenschap ook heel wat aandacht voor de bescherming van ontheemde personen over de grenzen heen, er wordt m.a.w. ook een protection-discours gehanteerd. Er wordt dan beargumenteerd dat die bescherming nodig is omwille van het juridisch vacuüm dat bestaat met betrekking tot de klimaatverandering-migratienexus die in het begin van deze masterproef verduidelijkt werd.

5.2. Theoretische implicaties van het discours