• No results found

Het dier als performer

In document Posthumanisme in performance (pagina 37-42)

In Matrix Botanica werden bezoekers in het landschap geplaatst om een nieuwe relatie aan te gaan met bomen, planten, dieren en de wind. In andere stukken vind deze beweging omgekeerd plaats en worden niet-mensen geplaatst in een gecultiveerde omgeving: op het toneel. In deze paragraaf gaat daarbij de aandacht uit naar dieren. Zo wordt in de performance

Balthazar een centrale rol ingenomen door een ezel en zijn bijen en een hond onderdeel van

het werk Untilled van Pierre Huyghe.106 Deze werken worden in dialoog gezet met theorie

over dierenethiek van David Sztybel (filosoof gespecialiseerd in dierenethiek) en Patricia MacCormack (professor Continental Philosophy, Anglia Ruskin University).

David Weber-Krebs - Balthazar

In de performance Balthazar van kunstenaar en onderzoeker David Weber-Krebs ligt de

nadruk op de interactie tussen mens en dier.107 Deze performance is geïnspireerd op de film

Au Hazard Balthazar (1966) van Robert Bresson, die de biografie van een ezel verteld. In de

performance vormt een ezel het centrum van de actie, terwijl mensen in patronen om het dier heen bewegen en met het dier proberen te communiceren door het imiteren van de geluiden die hij maakt: het tikken van zijn hoeven op de vloer wordt bijvoorbeeld nagebootst door de performers met hulp van hun schoenen. Verder lopen de mensen en ezel in patronen door de ruimte, waarin hun bewegingen elkaar wederzijds beïnvloeden. Over het algemeen volgt de ezel de groep en bepaalt zijn positie ten opzichte van de groep (voor, zij of achter) vervolgens de richting die de groep op gaat. Ook wordt gekeken hoe het dier reageert op aanraking, spraak en objecten als een stalen buis, waarmee de performer handelt alsof hij het dier zal slaan, en een speaker waar muziek uit komt. Daarnaast imiteren de mensen verschillende gedragingen van de ezel, zoals het genoemde geklik met de schoenen, maar ook het eten van wortelen en het lopen op handen en voeten of het gebruik van een maquette in de vorm van een ezel. De performance lijkt een poging tot communiceren met de ezel, wat soms lijkt te lukken, wanneer er sprake is van een interactie in beweging. Het laat echter tegelijkertijd laat zien dat dit door wederzijds onbegrip maar moeilijk mogelijk is. “We are training each other in acts of communication we barely understand.” (Donna Haraway), staat bij de omschrijving van dit werk op Weber-Krebs’ website. De beste interactie in het stuk lijkt tot stand te komen wanneer er een tweede ezel op het toneel komt: de dieren lijken elkaar beter te begrijpen dan de mensen het dier.

Een beroemde performance waarin de relatie tussen mens en dier een grote rol speelt is I like America en America likes me (1974) van Joseph Beuys. In deze performance of ‘Action’ spendeerde Beuys drie dagen samen met een coyote in een zaal van de René Block Gallery in New York. In de performance speelde zijn interactie met de coyote centraal, die verschillend gedrag vertoonde: van behoedzaam en terughoudend tot agressief of vriendschappelijk. Echter, hoewel deze interactie centraal stond, was het niet de boodschap of letterlijke thematiek van het werk. De coyote had voor hem een symbolische waarde. Beuys

106 Het idee het werk Balthazar te behandelen heb ik ontleend aan het genoemde artikel ‘Posthumanisme: wat is

het? (En waarom zou je emancipatie van dingen willen?)’ door Anoek Nuyens. De performances worden hierin bij naam, maar zonder beschrijving genoemd.

107

was geïnteresseerd in mythes en folklore, waarin dieren een mystieke kracht bezitten. Voor hem stond de coyote symbool voor de schade aangericht door de witte kolonisators aan het continent Amerika en de cultuur van de Native Americans. Zijn actie was een poging om deze schade te verlichten: “You could say that a reckoning has to be made with the coyote,

and only then can this trauma be lifted”.108

In de performance van David Weber-Krebs staat de ezel mijns inziens niet symbool

voor iets anders dan zichzelf, behalve dan wellicht voor ‘de ezel’ of ‘het dier’ in het algemeen. De ezel als een actor met zijn eigen identiteit en gebruiken. Een tweede interessante vergelijking is daarom die met een beroemd toneelstuk, namelijk Going to the

Dogs van Wim T. Schippers uit 1988, waarin hij zes herdershonden op het toneel bracht. De

honden bewogen door de verschillende decors: een huiskamer en bostafereel, waarbij hun handelingen werden geduid met teksten als “tijdens de decorwisseling heeft Hector nog een aardige anecdote” of “scene twee speelt zich af in een open plek in het bos. Daar zwerft Victoria Jones, een verdwaalde Engelse touriste, rond.” Daarbij werden de honden, afgekeurde getrainde politiehonden, tijdens het stuk begeleid door trainers. Hoewel Schippers later in een interview vertelde: “de afstand tussen de honden en hun trainers in de coulissen

was zo groot dat de dieren voortdurend waren afgeleid.”109 De honden waren dus getraind om

bepaalde handelingen uit te voeren die overeenkwamen met menselijk gedrag; ze werden ingezet als acteurs. Schippers had kritiek op de interpretatiedrift van acteurs en liet liever honden op eerlijke en ongekunstelde wijze spelen. Waar Schippers dus de honden inzette als een personificatie van de mens, laat Weber-Krebs juist de essentiële of ‘natuurlijke’ eigenschappen van het dier zien, maar wel die in interactie met de mens.

Visies op dierenethiek

In zijn artikel ‘Animals as Persons’ tracht David Sztybel te beargumenteren dat we dieren als personen zouden kunnen beschouwen. Dit is volgens hem een belangrijke conceptuele stelling, niet in de minste plaats vanwege het belang van het concept ‘persoon’ in ethiek, politieke filosofie en filosofie van rechten. Deze gedachte zou wellicht ons handelen ten opzichte van dieren kunnen veranderen. Hij stelt dat we dieren als personen zouden kunnen beschouwen als we onze definitie loslaten van personen als menselijk, waarbij rationaliteit centraal staat. In plaats van op rationaliteit richt hij zich op persoonlijke ervaring (‘sentience’). Hij trekt hierbij een parallel met mensen die vanwege bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld mensen die in de staat van coma zijn) niet meer rationeel kunnen denken maar toch als mens worden beschouwd, omdat zij bewustzijn of ervaring hebben. Belangrijk hierbij is dat hij niet de ‘agency’ centraal zet – en daarmee een definitie als: ‘a person must be able to initiate actions in pursuit of goals’ – maar bewustzijn. Dieren denken volgens hem niet rationeel (zoals mensen), maar kunnen door dit bewustzijn volgens hem toch als een

persoon worden beschouwd.110 Sztybel stelt in zijn artikel niet dat dieren geen intelligentie of

108 Tate, ‘Joseph Beuys: Actions, Vitrines, Environments: Room 4’. Geraadpleegd op 7 juni 2017. Beschikbaar

via http://www.tate.org.uk/whats-on/tate-modern/exhibition/joseph-beuys-actions-vitrines-environments/joseph- beuys-actions-4.

109 Marijn van der Jagt, ‘Wim T. Schippers: ‘Niets is zo verhelderend als chaos’,’ Vrij Nederland (9 september

2015). Geraadpleegd op 9 april 2017. Beschikbaar via: https://www.vn.nl/wimtschippers/.

110 David Sztybel, ‘Animals as Persons,’ Animal Subjects: An Ethical Reader in a Posthuman World, ed. Jodey

agency hebben, maar dat het niet werkt om hier nadruk op te leggen. Dit leidt volgens hem namelijk tot hiërarchische ordening tussen diersoorten op basis van intelligentie en de uitvoering van testen bij dieren om hun ‘menselijke intelligentie’ te testen, bijvoorbeeld het laten oplossen van rekensommen. De nadruk op ervaring of bewustzijn voorkomt dat.

Wat in de performance Balthazar naar voren komt is in de eerste plaats dat het dier, een ezel in dit geval, een bewustzijn heeft. Daarnaast blijkt echter ook dat mens en dier beiden hun eigen vorm van intelligentie hebben en een eigen manier van uitdrukken waardoor ze elkaar niet altijd begrijpen. Hoewel er wel wordt geprobeerd interactie te creëren, is het maar de vraag in hoeverre de actanten elkaar ook daadwerkelijk snappen. Echter, er lijkt geen sprake van een hiërarchische ordening op basis van deze intelligenties. Het lijkt daarom niet noodzakelijk een nadruk op de intelligentie van het dier los te laten. Ook blijkt dat het dier een bepaalde mate van agency heeft, acties uit kan voeren om een bepaald doel te verwezenlijken, die niet minderwaardig zijn aan die van de mens. Daarom zou in dit geval in wezen gesteld kunnen worden dat de ezel ‘een persoon’ is, als we Sztybels definitie van dit begrip volgen. Het lijkt hierbij in dit geval niet per se nodig nadruk te leggen op bewustzijn, in plaats van intelligentie of agency.

Een andere kijk op het dier en de relatie van de mens tot het dier wordt geleverd in ‘Animalities: Ethics and Absolute Abolition’ van Patricia MacCormack. Zij streeft hierin naar een ‘antispeciesism’, waarin niet meer naar dieren wordt gerefereerd in hun soort maar als individu. Nog belangrijker voor haar is een ‘abolitionism’, waarbij elke interactie tussen mens en dier wordt losgelaten. Dit geldt voor elke vorm van ‘gevangennemen’ van dieren, door deze tot huisdieren te maken, in een dierentuin te laten verblijven, op het toneel te zetten, te gebruiken voor de vlees- of zuivelindustrie, et cetera. Het geldt daarnaast ook voor de taal die we gebruiken om dieren te omschrijven en het feit dat we überhaupt over ze nadenken. Zij schrijft: ‘Posthuman ethics of grace requires nothing more than leaving all animals alone; in interacting with them, in thinking them, in involving them at all with a human world. Our becomings-inhuman do not devolve us toward more interaction with the

natural world humanism and metaphysics cleave us from.”111 Mijns inziens neemt

MacCormack daarmee een radicaal alternatief standpunt in ten opzichte van andere posthumanistische theorie, die zoals gezegd veelal gericht is op relationaliteit, de verbondenheid van alles op aarde. Ook in de bovengenoemde werken stond de interactie tussen mens en dier centraal (Balthazar en I like America and America likes me), of werden dieren ingezet om mensen uit te beelden (Going to the Dogs). Hierin vindt dus het tegenovergestelde plaats van de ‘abolition’ die MacCormack voorstelt. Interessant is daarom om te kijken naar het werk dat beeldend kunstenaar Pierre Huyghe creëerde voor de dOCUMENTA (13). In dit werk wordt het handelen van dieren, alsook van planten en andere niet-mensen, getoond zonder interactie met de mens.

111 Patricia MacCormack, ‘Animalities: Ethics and Absolute Abolition’, Posthuman Ethics. (Burlington:

Pierre Huyghe – Untilled

Het werk van Pierre Huyghe voor dOCUMENTA (13) heette Untilled (2011-2012), met de ondertitel: Alive entities and inanimate things, made and not made. Dimensions and duration

variable. Het bestond uit een biotoop waarin verschillende elementen werden samengebracht:

de sculptuur Untilled (Liegender Frauenakt) [Reclining Female Nude], bestaande uit een stenen beeldhouwwerk van een liggende vrouw met een bijenkorf als hoofd, een witte hond met een roze been, planten en verschillende materialen als stenen en tegels. Het werk kan in mijn optiek gezien worden als een combinatie van een installatie en een performance: het is een werk dat zichzelf ontwikkelt en waarin die ontwikkeling of beweging centraal staat. Uitgangspunt van het werk was een ecologisch project te maken waarin aandacht werd gericht op de deconstructie en regeneratie van natuur en niet-menselijke vormen van intelligentie. Zo liet hij, in de compost van het park, levende entiteiten als planten en dieren bestaan samen met inanimate elementen zonder mensen. De ontwikkeling die plaatsvond binnen en tussen deze elementen gebeurde zonder menselijk script en menselijke tussenkomst: de hond liep los door het park, mos groeide over de stenen, et cetera. Huyghe haalde alle elementen voor het werk uit andere plekken in het park en voegde daaraan weinig toe, pleegde daarin weinig interventie.

Het doel van Huyghe was een minder antropocentrisch wereldbeeld te creëren. Hiermee wilde hij onderzoeken de samenleving op een andere wijze georganiseerd zou kunnen worden. Bijvoorbeeld, met de sculptuur met de bijenkorf beschouwde hij de symbiotische relatie tussen mensen en honingbijen, die bij het bouwen van hun korf meewerken in de creatie van de sculptuur. Het hoofd (en hersenen) van de sculptuur bestaat daarbij uit een groep bijen die collectief denken, waarin de agency diffuus is of verspreid over de verschillende individuele bijeen: ‘swarm intelligence’. Huyghe plaats in het werk dit type intelligentie in plaats van het individuele menselijke brein. De vraag hierbij is of de gedecentraliseerde intelligentie van de bijen zou kunnen functioneren als een rolmodel voor mensen. Wat Huyghe met dit werk liet zien is hoe de niet-menselijke wereld zou kunnen functioneren zonder menselijke interventie. Aangezien het werk nog steeds deel uitmaakt van een gecultiveerde context, onderdeel is van een kunstbiënnale, en bedacht en gerealiseerd is door een kunstenaar, voldoet het niet aan de volledige eliminatie van de interactie tussen mens en niet-mens die zij voorstelt. Het komt echter wel in de buur van de ideeën zoals door MacCormack geuit in haar artikel.

Het non-concept van dOCUMENTA (13)

Huyghe was zowel als kunstenaar als adviseur verbonden aan de dOCUMENTA (13) en zijn werk sluit in grote mate aan op de uitgangspunten van deze tentoonstelling. Curator Carolyn Christov-Bakargiev werkte voor dOCUMENTA met een non-concept; haar doel was niet de theorie of het concept voorop te stellen, maar de dingen in de tentoonstelling voor zichzelf te laten spreken. Een ‘non-anthropocentrische’ visie waarin mensen en niet-menselijke ‘makers van de wereld’ werden beschouwd op een non-hiërarchische manier. Het idee was om niet de menselijke gedachte te stellen boven die van andere organismen of dingen die kennis produceren. Hierbij werd het belang benadrukt te realiseren dat niet alle vormen van kennis, geproduceerd door niet-mensen, begrijpelijk of bereikbaar zijn voor mensen. Hetzelfde idee

dat in de performance Balthazar naar voren kwam. Het ‘curatorial statement’ van dOCUMENTA (13) was:

dOCUMENTA (13) is dedicated to artistic research and forms of imagination that explore commitment, matter, things, embodiment and active living in connection with yet not subordinated to theory […] and recognizes, the shapes and practices of knowing, of all animate and

inanimate makers of the world including people.112

Volgens Christov-Bakargiev vraagt het leven samen met niet-mensen daarom om vormen van

de-symbolisatie en het onteigenen van kennis en noties van bezit.113 Dit geldt voor onze

relatie tot dieren, maar ook die tot alle andere ‘animate and inimate makers of the world’.

112 Carolyn Christov Bakargiev, ed., dOCUMENTA (13), The Book of Books (Berlin: Hantje Cantz, 2012), p. 0. 113 Carolyn Christov-Bakargiev, ‘The dance was very frenetic, lively, rattling, clanging, rolling, contorted, and

In document Posthumanisme in performance (pagina 37-42)